De opkomst van links
De wortels van linkse politiek liggen in de 19e eeuw: in de strijd om een beter bestaan én tegen een ontketend kapitalisme. Mensen uit alle lagen van de samenleving verenigden zich in vakbonden, politieke partijen en maatschappelijke organisaties. Groot was het verzet tegen een systeem dat steeds meer mensen dwong in armoede en afhankelijkheid te leven.
Terugkijkend is het een extreem succesvolle periode geweest. Het was een strijd om een waardig bestaan voor iedereen. Voor het recht om mee te tellen. Voor een overheid die ingrijpt in de samenleving als bewaker van een goed bestaan en hoeder van het algemeen belang. Tegen verdeeldheid en een kleine groep vermogenden die alle macht en welvaart naar zich toetrok.
Publieke voorzieningen die we nu als gegeven zien, kregen vorm: schoon drinkwater, riolering, elektriciteit, wegen, armenzorg. Er kwam een veertigurige werkweek. En door de invoering van het algemeen kiesrecht kreeg iedereen een directe politieke stem. Nu vanzelfsprekend, toen allerminst.
De uitbreiding van sociale zekerheid en publieke voorzieningen werd, mede onder verantwoordelijkheid van de nieuwe Partij van de Arbeid, vanaf eind jaren vijftig in hoog tempo doorgezet. Iedereen kreeg toegang tot huisvesting, onderwijs, openbaar vervoer en zorg. Wie om wat voor reden dan ook niet kon werken, had recht op een uitkering. De verzorgingsstaat zag het daglicht. En onder grote publieke druk werd voor het eerst de vervuiling van de natuur aangepakt.
De uitbouw van de verzorgingsstaat gaf de strijd om een waardig bestaan een nieuwe impuls. In de late jaren zestig werd duidelijk dat een goed leven om meer draait dan het fundament van materiële bestaanszekerheid. Immateriële bestaanszekerheid – de vrijheid om jezelf te kunnen ontwikkelen – werd aan de linkse agenda toegevoegd. Met steun van de linkse partijen beklommen emancipatiebewegingen succesvol de barricaden voor vrouwen- en LHBTQ+-rechten en antiracisme. Zijn wie je wilt zijn, ging ertoe doen.
Om al deze doelen te behalen richtte de linkse politiek zich in deze jaren op de fundamentele ‘demokratisering’ van de samenleving, zoals het werd verwoord in het beroemde gezamenlijke verkiezingsprogramma Keerpunt ’72 van PvdA, D66 en GroenLinks-voorloper PPR. De grote vervreemding tussen burger en politiek moest worden tegengegaan. Er werd beleid ingevoerd dat mensen in alle lagen van de samenleving échte zeggenschap gaf.
In deze periode werd gezond kunnen leven zonder luchtvervuiling of de dreiging van een ecologische ramp een onlosmakelijk onderdeel van de politieke strijd. Dat was mede dankzij het rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome. De milieubewegingen die we nu kennen, zagen toen het licht. De nadruk op economische groei en consumptie werden gerelativeerd: het bewustzijn kwam op dat voor een gezond leven ook een gezonde planeet nodig is. Verwevenheid tussen groene politiek en sociaaldemocratie werd een feit.
Kortom: linkse politiek heeft ons veel gebracht.
De omslag naar afnemend collectief welzijn
Toen braken de jaren tachtig aan. Die periode stond in het teken van economische mondialisering, Europeanisering van beleid en een economische crisis die zorgde voor hoge werkloosheid en een snel oplopende staatsschuld. Er vond een verandering plaats in het economische en bestuurlijke denken, dat voor decennia richting gaf aan het overheidsbeleid. Er vond een afwaardering van de overheid en een opwaardering van de markt plaats.
Markten en een bedrijfsmatige manier van denken werden voorgesteld als de sleutel tot collectieve welvaart. De economie kwam op de voorgrond van alles te staan. Dit heeft de samenleving immens veranderd. Het leidde tot een dominante markt, een terugtredende overheid én een meer individualistische samenleving dan voordien. De overheid was niet langer de oplossing voor maatschappelijke problemen, zij was zelf het probleem.
Binnen de overheid zelf – en in haar relatie tot burgers – vond een mentaliteitsverandering plaats. Van ambtenaren en bestuurders werd verwacht dat ze zich gingen gedragen als managers, met een focus op rendement, controle en het eigenbelang van de organisatie. Relevante kennis bij de overheid ging verloren, omdat steeds meer beleidskeuzes werden ‘geoutsourcet’ naar dure onderzoek- en adviesbureaus. De burger werd klant.
In de internationale concurrentiestrijd ging de overheid het als voornaamste taak zien om multinationals binnen de BV Nederland te bedienen. Wat goed is voor grote bedrijven zou per definitie ook goed zijn voor de samenleving als geheel. Het creëren van een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat voor het internationale bedrijfsleven werd daarmee een steeds belangrijker doel van overheidsbeleid. Regelgeving bedoeld om werkenden, natuur en het milieu te beschermen werd versoepeld. Terwijl aandacht voor bestaanszekerheid en de kwaliteit en toegankelijkheid van voorzieningen steeds meer op de achtergrond geraakte.
Ook introduceerde de overheid actief marktconcurrentie in de publieke sector: publieke diensten werden geheel of gedeeltelijk geprivatiseerd. Daarmee vielen essentiële voorzieningen in de sfeer van onder meer wonen, zorg, openbaar vervoer, energie en kinderopvang in handen van nationale en internationale beleggingsmaatschappijen. Hierdoor gaat belastinggeld dat wordt geïnvesteerd in dit soort essentiële voorzieningen, naar de diepe zakken van het (inter)nationale bedrijfsleven. Kortom, de toegang tot onze sociale grondrechten verschraalde.
We zien nu dat het marktdenken ons vooral crises heeft opgeleverd: de ecologische crisis, onderwijscrisis, energiecrisis, bestaanszekerheidscrisis, jeugdzorgcrisis, wooncrisis, asielcrisis, zorgcrisis... Overal is het crisis.
Onze verzorgingsstaat met zijn universele en ruimhartige basisvoorzieningen lijkt niet langer een recht, maar een gunst. De angst dat mensen te veel krijgen is veelal groter dan de angst dat mensen tekortkomen. Zij die een beroep doen op de overheid, krijgen te vaak te maken met ondoorgrondelijke bureaucratie, vernedering en institutioneel racisme. De overheid draagt zo bij aan een ieder-voor-zich-mentaliteit, met onderling wantrouwen en polarisatie tot gevolg. Het ‘ik’ staat voor het ‘wij’.
De noodzaak voor krachtige sociale en ecologische politiek is nog nooit zo groot geweest als nu. Ons huidige economische model is sterk gebaseerd op de uitputting van natuurlijke en menselijke hulpbronnen. Dat is niet langer houdbaar.
We presenteren daarom het begin van een nieuwe ideologische blik op de toekomst van onze samenleving. We willen toewerken naar een verhaal dat hoop en perspectief biedt. Daarom verleggen we de focus van wat niet kan, naar wat juist wel kan. De kern van ons verhaal laat zich samenvatten in twee boodschappen.
Ten eerste gaan we vol voor een groene welzijnseconomie. Dat wil zeggen: een economie waarin niet economische groei en zo hoog mogelijke bedrijfswinsten, maar breed gedeeld menselijke welzijn en een evenwichtige relatie met de natuur voorop staan. Uitbuiting van mens en natuur heeft daarin geen plek meer. Daarvoor moeten we de huidige dominantie van de markt verschuiven naar het samenspel van burger en overheid. Publieke voorzieningen en initiatieven vanuit de gemeenschap worden een belangrijke motor van de welzijnseconomie. Zo garanderen we een vrij, waardig en zeker bestaan voor iedereen, nu en in de toekomst.
Ten tweede erkennen we dat als we de klimaat- en biodiversiteitscrisis niet met urgentie bestrijden, de bestaanszekerheid van eenieder op het spel staat. Dat vraagt om een doortastende overheid die het publiek belang vooropstelt en draagvlak creëert voor de grote maatschappelijke veranderingen waarvoor we staan. Maar ook een overheid die oog heeft voor bestaande sociale ongelijkheden en ervoor zorgt dat de verduurzaming van de economie vooral ook ten goede komt aan de armste en meest kwetsbare mensen in de samenleving. Zo gebruiken we de duurzaamheidstransitie als opstap naar een eerlijkere samenleving.
De politieke strijd voor zo’n samenleving kan alleen slagen als wij deze samen voeren met de sociale bewegingen die zich hardmaken voor bestaanszekerheid binnen de draagkracht van de aarde. Samen met de bedrijven (klein en groot) die hun verantwoordelijkheid willen nemen. En samen met al die burgers die vinden dat het zo niet langer kan
Laten we samen de toekomst in handen nemen.
Een vrij, waardig en zeker bestaan
Een vrij, zeker en (gelijk)waardig bestaan voor iedereen, dat is waar linkse politiek om draait. Dat begint bij materiële zekerheid in termen van werk, inkomen en toegang tot essentiële voorzieningen, maar houdt daar zeker niet mee op. Het betekent ook dat je in vrijheid en naar eigen inzicht je talenten kunt ontwikkelen. En dat je je gezien, gehoord en gerespecteerd voelt. Dit alles bereiken we alleen wanneer we samenwerken en solidair zijn met elkaar. Want wat de meritocratische en zelfredzaamheidsdoctrines ons ook willen doen geloven, ons welzijn en succes hebben we nooit enkel en alleen aan onszelf te danken. En pech of een ongeluk kan iedereen overkomen. Of we het nu willen of niet: als mensen zijn we van elkaar afhankelijk.
De grootste kans om grip op ons leven te krijgen, is wanneer onze collectieve voorzieningen en instituties ingericht zijn op publieke rijkdom: bestaanszekerheid, culturele diversiteit, hoogwaardige publieke voorzieningen, gezonde lucht, rijke natuur, tijd voor ontspanning en zorg voor elkaar. Publieke rijkdom weegt zwaarder dan individueel bezit.
Individuele rechten staan of vallen bij de sterkte van het collectief en de solidariteit tussen burgers. Institutioneel racisme, racisme, discriminatie (op welke gronden ook) of andersoortige sociale uitsluiting hebben dan geen plek. Deze onderdrukken de waardigheid van individuen en ondermijnen daarmee het collectief.
Collectieve voorzieningen als basis van de samenleving
Het realiseren van een vrij en waardig bestaan voor iedereen begint met kwalitatief goede en toegankelijke publieke voorzieningen. Zij geven mensen de mogelijkheid zichzelf te ontwikkelen en voorkomen dat men onder het bestaansminimum zakt. Dat zijn de basisprincipes van onze samenleving.
Nu is het nog zo dat waar en in welke omstandigheden je wordt geboren, medebepalend is voor je verdere levensloop en gezondheid. Daarom zetten we gelijkheid van kansen én uitkomsten voorop. De overheid mag dan geen geluksmachine zijn, het is haar plicht om iedereen perspectief te bieden en waar nodig te stimuleren. We moeten dan ook af van het idee dat uitgaven aan publieke voorzieningen ‘collectieve lasten’ zijn, die slecht zijn voor de economie. De sociale zekerheid, de zorg, het onderwijs, de volkshuisvesting; het zijn stuk voor stuk sectoren die aan de basis staan van ons nationale verdienvermogen en die veel mensen van een betekenisvolle baan en inkomen voorzien. Ze vormen de sociale basis van onze samenleving. Het zijn dus lusten in plaats van lasten.
We beteugelen de marktmacht en vergroten de grip van de overheid en de gemeenschap. We draaien een aantal privatiseringen in onze vitale sectoren en nutsvoorzieningen terug. Sectoren als de zorg, kinderopvang, onderwijs, energie en openbaar vervoer brengen we weer in publieke handen. Dat kan onder meer door de organisatie van zeggenschap door burgers te vergroten, middels staatsdeelname of andere vormen van publiek eigendom. Op zijn minst zorgen we ervoor dat de overheid in staat is om steviger te reguleren en streng te handhaven. Het publieke belang moet vooropstaan.
Hoe belangrijk de toegang tot goede publieke voorzieningen is, zien we ook terug op lokaal niveau. In de regio laat de afwezigheid van de overheid zich het hardste voelen. Buslijnen worden geschrapt, ziekenhuizen gesloten en scholen gaan dicht. Het is een bewuste keuze geweest om vooral te investeren op die plekken waar de meeste economische groei werd verwacht. De regio hoorde daar veelal niet bij. Maar ook binnen steden zien we dat selectief wordt geïnvesteerd. In de slag om ‘talent’ en ‘kapitaal’ aan de stad te binden, trekken mensen met lage en middeninkomens hier noodgedwongen weg. Het is nodig om een betere balans te vinden tussen het ondersteunen van kansrijke ontwikkelingen en de verdeling van de opbrengsten. Niemand kan achterblijven.
Aanvullend op de publieke voorzieningen en het sociale vangnet van de overheid, geven we ruim baan aan coöperaties die lokale sociale, economische of ecologische initiatieven nemen. Waar mensen daar behoefte aan hebben, krijgen zij zeggenschap over hun eigen energie, voedsel, kinderopvang of buurthuis. Zo krijgt de gemeenschap meer ruimte en ontstaat er een alternatief in het bestaande aanbod van markt en overheid. Waar nodig is het aan de overheid om financiële, praktische en juridische ondersteuning te organiseren, zodat deelname aan dit soort initiatieven breed toegankelijk is. Ook moeten we ervoor zorgen dat de gehele gemeenschap kan profiteren van dit soort initiatieven. Dat kan bijvoorbeeld door winsten te laten terugvloeien naar een nabijgelegen buurthuis of openbaar groen.
Een zeker bestaan
Wie geconfronteerd wordt met pech en tegenslag vindt de overheid als benaderbare bondgenoot aan zijn zijde. Uitgaan van vertrouwen en rekening houden met het doenvermogen van burgers moeten de uitgangspunten van overheidsondersteuning zijn. Uitkeringen en het minimumloon moeten voor jong en oud toereikend zijn, zodat iedereen kan leven in plaats van overleven. Chronische ziekte mag dus niet langer gelijk staan aan chronische armoede. De bijstand moet veranderen van wielklem naar trampoline. Solidariteit vatten we niet langer op als individuele daad. Het moet de lijfspreuk zijn van de instituties die onze sociale grondrechten garanderen.
Uitgangspunt is dat bestaanszekerheid de meeste garanties biedt op een gelukkig en gezond leven. Iedereen die aan de slag kan gaan, moet de garantie op een passende baan krijgen. Vrijwilligerswerk en mantelzorg behoeven beloning in plaats van bestraffing. Theoretisch en praktisch werk verdienen dezelfde maatschappelijke waardering. De overheid moet het goede voorbeeld geven, door inclusief werkgeverschap en door een einde te maken aan elke vorm van discriminatie en institutioneel racisme. Onwillige werkgevers moeten worden aangepakt.
Investeringen in mensen – in hun onderwijs, hun vermogen te werken, hun bestaanszekerheid – verdienen zich op termijn dubbel terug. Want investeren in mensen is investeren in de samenleving als geheel. We herwaarderen de publieke sector en de professionals die daarin werken. Dat begint met een fatsoenlijke vergoeding voor publieke professionals, zeggenschap over het eigen werk en de organisatie. Simpelweg omdat grip op je werk een wezenlijk onderdeel is van grip op je leven.
De baten van onze economische inspanningen moeten eerlijker worden verdeeld. Zowel goed werk als goed werkgeverschap moeten lonen. De gemiddelde Nederlander en het mkb profiteren relatief weinig van de economische welvaart die wij gezamenlijk creëren. Een onevenredig deel van ons nationaal inkomen komt terecht bij de bestuurders en (buitenlandse) financiers van bedrijven. Wanneer men zegt dat ‘onze’ economie groeit, zijn het vooral de aandeelhouderswinsten die groeien.
Niemand kan nog ontkennen dat de kloof tussen arm en rijk groeit. Een grote groep mensen leeft in fundamentele bestaansonzekerheid. Zij moeten rondkomen van een laag inkomen, hebben onzekere contracten of überhaupt geen werk, staan op wachtlijsten voor een sociale woning en leven bijna tien jaar korter dan mensen bovenaan de welvaartsladder. Het is evident dat deze groeiende ongelijkheid haaks staat op het ideaal van een vrij, zeker en waardig bestaan voor iedereen.
Werken betekent lang niet altijd rondkomen. De lonen moeten voldoende zijn om in het levensonderhoud te voorzien en toekomstperspectief te bieden. De flexibilisering van de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt herzien we grondig en compenseren we met de nodige bestaanszekerheden. Tijdelijke oproepkrachten, flexwerkers en zzp'ers verdienen mogelijkheden om zich te verenigen binnen het bedrijf waarvoor ze werken. Onbekend mag niet langer onbemind zijn.
Niet langer zijn werknemers poppetjes die moeten ondergaan wat boven hun hoofd wordt beslist. Het is hoog tijd dat werkenden meer zeggenschap krijgen op de werkvloer. Door bijvoorbeeld mede-aandeelhouder te worden, krijgen zij grip op hun werkomstandigheden en kunnen zij meer invloed uitoefenen op de sociale én ecologische koers van de organisatie waar zij in werken. Zekerheid en zeggenschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De toenemende ongelijkheid rechtvaardigt ook nieuwe vormen van herverdeling. De rijkste 10% van de bevolking bezit 61% van het totale vermogen in ons land. Inkomen uit vermogen wordt fiscaal gunstiger behandeld dan inkomen uit werk. Nederland is een verzorgingsstaat geworden voor renteniers die niet werken, maar geld voor zich laten werken. Wij herstellen de zoekgeraakte balans tussen het belasten van vermogen (in elke vorm) en arbeid. Er moet een einde komen aan de mogelijkheid voor bedrijven en vermogende particulieren om belasting te ontwijken met slimme trucs en brievenbussen op de Zuidas. Nederland als belastingparadijs is niet meer van deze tijd. Welvaart die in Nederland wordt gecreëerd moet welvaart zijn die in Nederland breed wordt gedeeld.
Tot slot temmen we de invloed van de financiële sector op onze samenleving. Publieke voorzieningen, mensen en bedrijven zijn te afhankelijk geworden van financiële diensten en producten. Denk aan risicovolle beleggingshypotheken, durfinvesteerders die kinderopvanginstellingen en volkshuisvesting financieren, energiebedrijven die risico’s afdekken met dure financiële producten en pensioenbeheerders die beleggen in speculatieve financiële producten in plaats van duurzaamheid. Naast beter toezicht en regulering, is het zaak om vanuit de overheid alternatieven op te richten, zoals bijvoorbeeld een publieke beheerder voor pensioenvermogen.
Versterking en vernieuwing van onze democratie
We zien de afgelopen jaren duidelijke signalen dat bij veel burgers het vertrouwen in de overheid en onze democratie afbrokkelt. De opkomst bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen was dramatisch laag. Veel mensen herkennen zich niet langer in de overheid en stellen zichzelf de vraag: waarom nog meedoen aan een systeem dat niet voor mij werkt? Zeker in tijden van grote maatschappelijke veranderingen, is dit problematisch.
Een goed werkende democratie geeft mensen een zekere mate van grip op de wereld om hen heen. Ze stelt ons in staat gezamenlijk onze toekomst vorm te geven. Daarom zetten we in op een verbetering van het functioneren van onze huidige indirecte, representatieve democratie. Dat begint met het stevig verankeren van ervaringskennis in de vorming, uitvoering en evaluatie van beleid.
Maar ook de ruimte die niet-gekozen (overheids)instanties krijgen om naar eigen inzicht beleid uit te werken en uit te voeren, moet worden beperkt. Het mag niet zo zijn dat technocratische instanties als centrale banken, toezichthouders, en andere zelfstandige bestuursorganen beleid over de samenleving afkondigen dat niet wordt begrepen door grote delen van de bevolking. Er ligt zeker een belangrijk rol voor experts en hun specialistische kennis in de vorming en uitvoering van beleid. Maar daar waar macht concentreert, moet ook verantwoording zich concentreren.
Daarnaast zetten we in op meer directe en participatieve vormen van democratie, zoals (lokale) referenda en burgerberaden. De verhouding tussen burgers en overheid vraagt om een andere interactie en cultuur. Overheidssystemen zijn voor veel burgers te complex. Beleid wordt veelal gemaakt zonder dat de burger daar op de voorgrond bij wordt betrokken. Men herkent zich dan uiteindelijk niet in de keuzes die zijn gemaakt.
Bedrijven, en grote multinationals in het bijzonder, moeten meer worden aangesproken op hun maatschappelijke impact. Hun maatschappelijke macht en invloed op de politieke besluitvorming is momenteel te groot. Dat gaat ten koste van goede arbeidsvoorwaarden, het klimaat en biodiversiteit, en een eerlijk belastingstelsel.
De transparantie over de interacties tussen het bedrijfsleven, politici en ambtenaren moet worden vergroot. De tijd van zelfregulering door het bedrijfsleven is voorbij. Daarvoor in de plaats komen wetten en regelgeving die vanuit een breed publiek belang worden opgesteld. Duidelijkheid en rechtszekerheid komen ook kleine en grote bedrijven ten goede.
Versterking van de democratie is ook een opdracht voor de linkse samenwerking op zich. Want als we een nieuw links verhaal voor heel Nederland willen schrijven, zullen we ook naar voor ons minder voor de hand liggende stemmen moeten luisteren. Dat kan schuren, maar ook glans opleveren.
Als samenleving moeten we het samen doen. Links moet daarin het voorbeeld geven.
Een immense uitdaging is de ecologische crisis. Door deze crisis met urgentie en een duidelijke visie aan te pakken, realiseren we bestaanszekerheid voor onszelf, onze kinderen en kleinkinderen. We nemen afscheid van economische groei als doel op zich en bouwen aan een klimaatneutrale economie, gericht op het bevorderen van menselijk welzijn. Enkel zo kunnen we de verhouding tussen mens en natuur herstellen.
We zijn ervan doordrongen dat de strijd tegen de klimaat- en biodiversiteitscrisis slechts succesvol kan zijn, als iedereen kan meekomen. De transitie moet gebruikt worden als een kans voor het vergroten van een vrij, zeker en waardig bestaan binnen de planetaire grenzen. We mogen daarbij verwachten dat de bedrijven en mensen die het meest bijdragen aan vervuiling en uitputting van schaarse hulpbronnen, de grootste bijdrage gaan leveren aan de oplossing. Dat noemen we klimaatrechtvaardigheid.
Omdat het klimaatvraagstuk een mondiaal vraagstuk is, reikt onze blik tot ver buiten onze landsgrenzen. Sociale en politieke onrust elders heeft effect op de transitie hier. Maar evengoed zijn eerlijke handel en een circulaire Europese economie een voorwaarde voor een succesvolle transitie elders in de wereld. Kortom: ook het klimaatvraagstuk vraagt om solidariteit.
Een groene welzijnseconomie
Als we niet snel handelen, worden planetaire grenzen verder overschreden. De aarde warmt op, oceanen verzuren, soorten sterven uit en de natuur verstikt. Daarom moeten we loskomen van economische groei als doel op zich. Want oneindige groei laat zich simpelweg niet rijmen met de eindigheid van onze natuurlijke hulpbronnen. We stoppen met het uitbuiten van de aarde. We herstellen onze verhouding tot de natuur. De mens als heerser maakt plaats voor het besef dat de mens afhankelijk is van een goed functionerend ecosysteem met rijke biodiversiteit. Welzijn van mens en natuur moeten vooropstaan in ons economische model.
Een groene welzijnseconomie vraagt om een daadkrachtige en rechtvaardige overheid die anders durft te denken en te doen. We kunnen fundamentele keuzes over de toekomst van ons land niet langer voor ons uitschuiven of overlaten aan de markt. Sterker nog, de overheid zal de rol van regisseur en mede-investeerder op zich moeten nemen om ervoor te zorgen dat duurzame producten de norm worden. Ook via groene belastingen kan de overheid sturend zijn. Vervuiling en luxeconsumptie krijgen een eerlijke prijs.
Een snelle en eerlijke duurzaamheidstransitie kan niet zonder een richtinggevende overheid. We moeten duidelijkheid geven over welke economische activiteiten we nog kunnen en willen faciliteren in Nederland. De mate waarin activiteiten bijdragen aan de welzijnseconomie moet daarbij doorslaggevend zijn. We gaan vol voor een groene industriepolitiek. Dat betekent dat de overheid actief inzet op de opbouw van bedrijven die sociale en ecologische waarde toevoegen, op de ombouw van bedrijven die serieus gaan vergroenen én op de afbouw van bedrijven die bijdragen aan de uitputting van mens en natuur. Zo creëren we banen voor de toekomst.
Om dit te bereiken moet de overheid wortel en stok gebruiken: van subsidies en aanbestedingen tot belastingen en wet- en regelgeving. Handhaven is net zo belangrijk. Want het is bekend dat instanties als de arbeidsinspectie en omgevingsdiensten (verantwoordelijk voor toezicht op de naleving van milieuwetgeving) momenteel niet beschikken over de middelen om relevante wetten effectief te kunnen handhaven. Met meer duidelijkheid en handhaving voorkomen we uitbuiting van mens en milieu.
Klimaatrechtvaardigheid
De ecologische transitie gaat samen met grote sociale veranderingen. Werk verandert, banen verdwijnen, lusten en lasten verschuiven, en we zullen in het verleden gemaakte ruimtelijke keuzes moeten heroverwegen. Het is zaak dat we op een rechtvaardige manier met deze veranderingen omgaan en dat we iedereen daarin meenemen. Solidariteit tussen mensen onderling en tussen mens en natuur moet daarbij leidend zijn.
Vanwege het feit dat de superrijken een exorbitant aandeel hebben in de klimaat- en biodiversiteitscrisis, is er geen plaats meer voor extreme rijkdom in Nederland. Ook is het oneerlijk dat de meest vermogenden de grootste ecologische voetafdruk hebben én de financiële mogelijkheden hebben om te investeren in warmtepompen, elektrische auto’s en zonnepanelen. Anderen moeten het doen met een extra trui, tochtstrip en radiatorfolie. In tijden van hittestress zijn de armste wijken de warmste wijken. Wanneer het koud wordt, betalen mensen in slecht geïsoleerde huizen de hoogste energierekening. Dat is onrechtvaardig en zet het maatschappelijke draagvlak voor de transitie naar een duurzame samenleving onder druk.
We grijpen de transitie aan om de maatschappelijke ongelijkheid te verkleinen. Ongelijk investeren in buurten waar de klimaatcrisis het meest voelbaar is, vangt twee vliegen in één klap: sociale én ecologische duurzaamheid. Daarnaast moeten de effecten van klimaatverandering goed opgevangen worden. En de lasten van adaptatie aan een veranderend klimaat zullen eerlijk moeten worden verdeeld.
Ruslands imperialistische aanval op Oekraïne heeft niet alleen oorlog in Europa gebracht, deze heeft in ons eigen land ook een energiecrisis veroorzaakt. Het laat zien dat we met urgentie moeten stoppen met onze olie- en gasverslaving en de subsidiëring ervan. We zetten in op energiebesparing en groene energie.
De transitie naar een duurzame en natuurinclusieve samenleving vergt ook een andere manier van denken over de ruimtelijke inrichting van ons land. Te lang hebben we economische overwegingen op de korte termijn doorslaggevend laten zijn voor de ruimtelijke inrichting. We gingen ervan uit dat we natuurlijke systemen van water en bodem naar onze hand konden zetten.
Steeds acuter wordende problemen rond droogte, stikstof, verzilting (van landbouwgronden in de kustgebieden), bodemdaling (in de veengebieden) en overstromingen (bijvoorbeeld die in Limburg) maken duidelijk dat de grenzen van dit maakbaarheidsdenken zijn bereikt. Willen we grote economische schade én menselijke leed in de nabije toekomst voorkomen, dan zullen we de natuur en haar systemen meer centraal moeten stellen bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Niet langer proberen de natuur te temmen, maar anticiperen, aanpassen en meebewegen met een veranderend klimaat.
Het is daarbij onvermijdelijk dat we in het verleden gemaakte ruimtelijke keuzes moeten heroverwegen. Tegelijkertijd doen ook grote maatschappelijke opgaven rondom de energietransitie en de woningbouw een stevig beroep op de schaarse ruimte in ons kleine land. Het is zaak dat we op een rechtvaardige manier omgaan met deze conflicterende ruimteclaims. Dat mensen zich niet klemgezet, maar gehoord voelen. En hun te allen tijde perspectief wordt geboden.
Linkse politiek verlegt de focus van wat niet kan, naar wat juist wel kan. Dat vergt verbeeldingsvermogen en een langetermijnperspectief. We verschuiven onze horizon naar een verdere toekomst. Niet twintig jaar, maar honderd jaar. Want zo’n langetermijnperspectief kan zowel inspirerend als verbindend werken. Het opent nieuwe manieren van denken, brengt mensen samen en verlegt de focus van wat niet kan naar wat juist wel kan. Dat biedt mensen en regio’s perspectief. Zo grijpen we de duurzaamheidstransitie aan als mogelijkheid om gezamenlijk te werken aan een leefbare toekomst. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de generaties na ons. Wat voor voorouders willen we zijn?
Internationale solidariteit
Klimaatrechtvaardigheid houdt niet op bij onze landsgrenzen. Ook op mondiale schaal zien we dat de rijkste landen veruit het grootste aandeel hebben in de klimaat- en biodiversiteitscrisis, terwijl het mondiale Zuiden het minste bijdraagt maar wel de ergste gevolgen ondervindt. Dat leidt niet alleen tot sociale ontwrichting elders in de wereld, maar heeft ook gevolgen voor Nederland en Europa. Als we doorgaan op de huidige voet, tellen we in 2050 wereldwijd meer dan 200 miljoen klimaatvluchtelingen.
Deze landen moeten gesteund worden bij de bescherming tegen klimaatverandering, tegen de vervuiling en uitbuiting van multinationals, bij het opwekken van schone energie en bij het realiseren van bestaanszekerheid voor al hun inwoners. Dat betekent ook iets voor de economische verhoudingen tussen het mondiale Noorden en Zuiden. In de huidige internationale handelsrelaties werkt het koloniale verleden tot op de dag van vandaag door: zowel mensen als grondstoffen in het Zuiden worden geëxploiteerd om de vervuilende economieën van het Noord-Westen te bedienen. Europees afval blijft maar zelden in Europa.
Landen in het Zuiden moeten zélf de kans krijgen hun grondstoffen te verwerken tot producten en hun economieën verder te ontwikkelen en verduurzamen. Dat vraagt om meer rechtvaardige handelsakkoorden en een steviger optreden tegen grootschalige belastingontwijking in die landen via Nederlandse brievenbusfirma’s.
Eerlijke handel en een circulaire economie zijn ook van geopolitiek belang. Op dit moment domineert China de verwerking van tal van grondstoffen die onmisbaar zijn voor de energietransitie. Autoritaire regimes zoals die van Rusland en China schrikken niet terug voor chantagepolitiek. We zien ook dat multinationals regeringen en gemeenschappen tegen elkaar uitspelen.
Een Europese Unie die streeft naar strategische autonomie, moet haar toeleveringsketens daarom diversifiëren. Samen met andere Europese lidstaten bouwen we aan een sterkere Europese maakindustrie voor recycling van grondstoffen en de productie van strategische goederen, zoals zonnepanelen en computerchips. We moeten inzetten op circulariteit en op een betere kwaliteit van producten die we in Europa maken en importeren. Fabrikanten die uit winstbejag opzettelijk producten maken met een beperkte levensduur, kunnen de Europese afzetmarkt vergeten.
Klimaatrechtvaardigheid vraagt om internationale solidariteit.
Nawoord: En nu verder
Dit stuk is geschreven om de dialoog op gang te brengen over een nieuw links ideologisch verhaal voor Nederland. Wat ons betreft is dit het startschot van een mooi inhoudelijk gesprek binnen en buiten de partijen. We roepen leden, geïnteresseerden en (ervarings)deskundigen op om over de eigen kleuren heen elkaar op te zoeken. Samen kunnen we de toekomst in handen nemen.
Tijdens de congressen van GroenLinks en de PvdA op 4 februari start de fase van open dialoog. De komende periode organiseren de partijen diverse bijeenkomsten door het land. Met elkaar van ideeën wisselen over het Nederland van morgen staat daarbij voorop. Wij blijven vanuit de wetenschappelijke bureaus actief op zoek gaan naar inspiratie voor verdere ideeënvorming.
Linkse samenwerking is inclusieve samenwerking. Doe mee!
Reacties
30 januari 23
hendrik Groen
Begin met klimaat
Stop met links-rechts-denken. Kies consequent voor het overstijgende overleven.
Stop met verheerlijken eigen ideologische positie; er speelt een mondiaal probleem.
Stop met focus op dat postzegeltje Nederland, verruim het blikveld, Europese integratie, geopolitiek, de klimaatcrisis veroorzaakt migratiestromen.
De positie van armoedigen in Nederland is rijkdom op mondiale schaal.
Vermijd de tegenstelling markt en overheid. Niet of/of, maar en/en.
Publieke rijkdom impliceert een afdwingende overheid. Denk na over een kleine slimme overheid.
Er is geen keuze tussen rechtvaardigheid en duurzaamheid; overkoepelend is urgentie van mondiaal overleven.
Denk aan: hier ligt Van Dijk, hij is een lijk, hij kwam van rechts, hij had gelijk.
Nederlands gelijkheidspolitiek is op mondiaal niveau, zelfs wellicht op Europees niveau, gebeuzel, erken dat.
Het klimaatvraagstuk vraagt niet om solidariteit het is solidariteitspolitiek overstijgende urgentie
Begin met klimaat en niet als sluitstukje nog ff vermelden.
30 januari 23
maarten van de…
Politieke partijen
Er is niet veel mis met deze nota, er staat niets in waar ik niet voor zou zijn. Maar er is wel een beetje een blind eye voor het ondemocratische parlementaire bestel en vooral voor de negatieve rol van politieke partijen daarin. De komende nieuwe wet op de politieke partijen harnast de zittende partijen tegen de rol van dissidenten en opkomende politieke bewegingen. En dat terwijl het eigen leiderschap van bijvoorbeeld GroenLinks, de SP en de Partij voor de Dieren zich indekt tegen concurrentie uit de eigen partijen door machtsmonopolies en repressieve ingrepen of trucs als referenda e.d. Daardoor groeit het hiaat tussen het oude oligopolische parlementaire systeem en de gewone burgers. Er is een werkelijk grote hervorming nodig, een waarin de organische band tussen burger en politiek herbouwd wordt. Daarvoor mis ik hier de voorstellen. Links zou de stem van de democratie moeten zijn, niet een een nieuw patronaat met een nieuw paternalisme.
30 januari 23
Manon van Veen
Plan voor de toekomst
Heel mooi verwoord. Ik hoop maar dat we de wereld en ons eigen multiculturele land zo ook echt vorm kunnen geven. Zodat alles en iedereen ertoe doet die omziet naar anderen en de natuur.
Want alleen samen redden we het. Natuur en mens.
30 januari 23
Bert Jager
Wensenlijst
Met uw welnemen, dit is een prachtige wensenlijst. Een schaap met vijf poten ook en en daarmee is het eenvoudig iedereen het beste te gunnen. Dat belijden alle partijen van iedere signatuur. Kortom, mijn totale kansloosheid om ergens voor te gaan wordt bevestigd en ingewreven. Dat is al jaren zo en verandert niet. Laten we overgaan tot de orde van de dag.
30 januari 23
Wim van der Vlist
Ook verschillen duidelijk maken
Ik juich een verdere samenwerking met de PvdA toe en ik denk dat een fusie uiteindelijk het beste is. Maar de partij die dan ontstaat zal een grotere variëteit aan minderheidsstandpunten hebben dan in de huidige PvdA of GroenLinks het geval is. We zullen moeten leren met die diversiteit te leven en niet door die te ontkennen maar door er op een levendige wijze steeds als dat nodig is over te discussiëren.
Wat ik nu mis in de discussie zijn die verschillen, die m.i. ook niet beslecht hoeven te worden maar wel erkend. De nieuwe partij zal ruimte moeten geven aan discussie en standpunten die verschillen, weliswaar binnen een zekere bandbreedte, maar dat jasje mag best ruim zijn. We moeten immers voorkomen dat dissidenten weer een eigen partij oprichten omdat ze niet gehoord worden. Het ontstaan van de PSP als afsplitsing van de PvdA is m.i. zo'n voorbeeld; met meer tolerantie en discussiebereidheid was de oprichting van deze partij wellicht voorkomen.
30 januari 23
ron spreekmeester
Naam en aanduiding van begrippen
Beste Groenen,
Permitteer me de opmerking dat het dringend nodig is de aanduidingen 'links' en 'rechts' te vervangen. Die termen zijn besmet geraakt en veel mensen schrikken ervan. Het is ook volstrekt onduidelijk welke lading die termen tegenwoordig dekken. Ze worden soms ervaren en gebruikt als scheldwoorden. Dat is slecht omdat dat polarisatie veroorzaakt.
Mijn advies: schrappen! En benoem de zaken waar het om gaat. Wees creatief! Helaas weet ik de beste termen ook nog niet.
Groen en gezonde leefomgeving: ja.
Welzijn en eerlijke verdeling: ja.
Etc.
Succes en vriendelijke groet, Ron
25 augustus 23
Jos Bessems
Naam en begrippen
Beste GroenLinksers,
Nu we steeds nauwer samenwerken met de PvdA is het goed, net als Ron Spreekmeester hier eind januari al op inging, om goed na te denken over termen en begrippen waarmee we ons willen gaan profileren. Ik denk net als Ron dat de term 'links' te beladen is en lang niet dekt waar GroenLinks en de PvdA voor staan. Het stoot ook veel mensen af, zeker de oudere generatie, omdat de term 'links' nog steeds associaties oproept met de negatieve connotaties van het communisme en zelfs het sluiten van de mijnen in de zestiger jaren.
GroenLinks is in veel dingen niet puur links. We zijn vooral voor duurzaamheid en eerlijk delen. Maar waar dat kan (en dan heb ik het zeker niet over nutsbedrijven of vervoersbedrijven want dat is essentieel voor een nette samenleving), willen we ook de markt kansen geven, dat neigt meer naar het klassieke 'rechts'. En daarom passen die termen 'links' en 'rechts' steeds minder.
Nu ook Pieter Omtzigt zich met de nieuwe partij Nieuw Sociaal Contract gemeld heeft krijgen we ook wat termen betreft er een concurrent bij. Ik stel dus voor om goed na te denken met welke begrippen we de campagne in willen gaan. Ik zou zeggen, minder met 'links', maar meer met termen als 'duurzaam', 'groen', 'eerlijk', 'sociaal'.
Vriendelijke groeten,
Jos
31 januari 23
Johan Spil
Haalt het neoliberalisme 2030?
Eigenlijk lees ik niets nieuws, we kunnen mopperen op van alles maar dan verandert er niets. Nederland is een ongelooflijk gaaf land, als je 'zeven vinkjes' hebt, graag nog een paar vinken erbij, mooi huis, ruim bovenmodaal inkomen, goed pensioen (vooruitzicht) en, ook belangrijk, bij de bovenste 20% horen wat betreft vermogen.
Wie dat niet heeft, daar moeten wij voor opkomen.
Veel dingen zijn 'normaal' geworden sinds Keerpunt '72. Helaas, u gaf al aan: we voetballen al geruime tijd achteruit.
Een klein dingetje mis ik: in 1969 schreef dissident Andrej Amalrik Haalt de Sovjet-Unie 1984? Hij zat er een paar jaar naast maar dat terzijde. Mijn 'kernvraag' sinds tientallen jaren: 'Haalt het neoliberalisme 2030?' Wat mij betreft niet, maar het is aan het progressieve deel van de samenleving om op dat moment in te spelen en plannen te hebben.
Groet en succes, Johan Spil
06 februari 23
Marinus van Zwam
Neoliberalisme
Als een gewone 80-jarige gepensioneerde Nederlandse burger wordt het nu toch wel hoog tijd om eindelijk eens een EERLIJKE EN RECHTVAARDIGE SAMENLEVING te creëren, waar de MENS én de NATUUR centraal in staat!
Weg met de eigen-IK- én de ieder-voor-zich-mentaliteit!
Het menswaardige begrip solidariteit moet het uitgangspunt zijn van al ons handelen! Het stuk van GroenLinks hierboven geeft enige hoop in deze!
14 februari 23
Paula Visser
Reflectie
Een helder stuk, waarin ik de sociale dan wel duurzame basis van beide partijen herken, net als de donuteconomie van Kate Raworth en de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN.
Mooi dat jullie de ontstaansgeschiedenis van de huidige context hebben beschreven. Dat geeft houvast, om te kijken aan welke knoppen gedraaid kan worden om de bestaanszekerheid voor iedereen die dat nodig heeft een zet te kunnen geven.
Voor verdere samenwerking lijkt een blik op de ontstaansgeschiedenis van beide partijen (naar binnen gericht dus), hun eigen (en vervolgens hun gezamenlijke) bestaansrecht mij van wezenlijk belang, om vervolgens de gewenste positie te bepalen en pas dan te kijken naar het vervolg op dit verhaal en het hoe van deze eerste opzet.
Dit stuk biedt in elk geval voldoende houvast en aanknopingspunten om op voort te gaan.
16 juni 24
Gerard van Katwijk
Tussen woord en daad ...
1. Dat door de invoering van algemeen kiesrecht iedereen een directe politieke stem kreeg, onderschrijf ik niet. Het is immers een indirecte politieke stem, die slechts invloed heeft op wie (of zelfs nog minder, welke partijen afvaardigingen mogen kiezen) aan de onderhandelingstafel mag plaats nemen.
2. Burgerparticipatie middels een burgerberaad is wel veel directer, maar vele afgevaardigden van politieke partijen verhinder(d)en dat in mijn gemeente (Dordrecht). Waarschijnlijk uit angst de macht te verliezen, vergelijkbaar met het gedrag van kerken en zuilen in de periode die bekend staat als "ontzuiling". Van de politieke partijen verwacht ik niet veel heil voor verdergaande en directe democratie, ondanks het in deze nota beweerde, want "tussen woord en daad ...".
3. Het "vergroten van de grip van de overheid" kent het vergrote risico van misgrepen door die overheid ten koste van (groepen) burgers zoals talloze voorbeelden de afgelopen decennia hebben laten zien. Voldoende grip op die overheid en hoe die te verwezenlijken zou een belangrijk onderdeel van deze nota moeten zijn. Immers, het is gebleken dat die grip middels het huidige stelsel onvoldoende is. Mogelijk een onderwerp voor een burgerberaad?
4. Een BTS (Belasting Toegevoegde Schade) op alle producten en diensten, lijkt mij een goede vervanging van BTW en beprijzen van natuur noodzakelijk.
5. Ik ben, en dat zal voor velen gelden, links noch rechts (termen uit een ver verleden) maar van goede wille.
Overigens is deze nota naar mijn hart. Nu van wens naar praktijk. Ik ben benieuwd.