Psalm - een gedicht
"Psalm" verscheen eerder in de bundel Gospels en Psalmen (2008) en werd gepubliceerd in de Helling 20.4 - Kunst & Politiek.
hier ben ik
ik ben met niet meer dan dit
ik ben niet minder dan wat ze als ze over spraken
mijn kaken naar uw evenbeeld geschapen
zeg niet dat u dit alles wist
het wordt zo’n betweetgebed
en ik wilde vrijuit preken
want als het nacht wordt ga ik voor het raam staan en zie in de huizen één voor één de lichten uitgaan
en zij die niet kunnen slapen gaan voor het raam staan en zien de lichten in mijn kamer schijnen
ze richten een waterpistool op mijn schrijfhand en schieten hun pyjamabroek nat
en in afrika sterft een luie baby
jarenlang pulkte ik de scherven uit helmen naaide ik de monden dicht van de klagenden
trok ik pij over pij bleef het beven
vuistslagen in het katoen
het klinkt poëtischer dan het is maar overal was informatie
je wist nooit of het van hen of van ons kwam je wist niet eens of iemand ons wel bestreed
soms planden we een aanslag die we dan opeisten en weer aflastten
je wist nooit of het door hen of door ons kwam je wist niet eens of iemand ons wel bestreed
wat we wisten dat we insliepen met de hand rond een trilmobiel
vederlicht en niet te tillen
zolang twijfelend dat het leek of we een beslissing namen
en in de krochten inspecteert het lijk de overlevenden
en van boven de wolken zingen de doden een tiewraplied
en in het asbestbad lustigt de oma van lolita string striemend door het vlees
en in afrika sterft een luie baby
de bel ging iemand kwam binnen vulde de kamer de rest was drama
een verwensing spatte op zijn lemmet wreed in twee
met een handvol betraden we de steppe wachtten het donker af en daarna het licht
in het zand zette ik mijn hak in een rotgans
stenen smaakten als druiven
er was niemand meer over om ons erin te luizen
we riepen uw naam aan een week later viel de regen
weer klonken er gebeden
uiteindelijk ging iemand met de buit heen
en niemand die het ‘m kwalijk nam
er was ons iets overkomen
we waren als een volk verdreven
als eenlingen keerden we terug
en langs de weg werpt men poepconfetti men haakt onze pootjes en walging
een medaille wordt ons onder rembours nagezonden we klonteren samen in kotten
mijn schrijfhand verbrijzelt
pyjamabroek nat
valbijl val
hersendode nacht
en in afrika sterft een luie baby
Dit gedicht verscheen eerder in de Helling 20.4 - Politiek & Kunst.
Reactie toevoegen