Voorstel voor een groen frame
Wie goed wil communiceren en mensen overtuigen van zijn verhaal, is zich bewust van het belang van framing. Het kader waarin iets gebracht wordt bepaalt op welke wijze mensen zaken opvangen en interpreteren. Niet toevallig besteedt Chris Rose, succesvol 'eco-campaigner' bij onder meer Greenpeace en WWF, in zijn standaardwerk How to Win Campaigns hier expliciet aandacht aan: 'The largely unconscious and silent process is profoundly powerful because each frame comes with its logic, rationale and explanation as to who or what is responsible, an what a built-in solution looks like. The choice of frame determines the outcome of a debate because it sets the terms of resolution'.[1] Wie het probleem kan definiëren, bepaalt meteen in grote mate ook de mogelijke oplossingen.
Door het belang van framing, zeker in onze gemediatiseerde beeldcultuur, ontstaat al snel de neiging om de mate van succes van politieke partijen en politici te verklaren vanuit de communicatie. Dit is echter niet zonder risico. Framing vermag veel, maar het is niet alles. Het is en blijft (slechts) een overtuigingstechniek, die gehanteerd kan worden door zowel links als rechts, op zowel integere als malafide wijze. Zo mogen we nooit vergeten dat de naziminister Goebbels een van de grondleggers is van propaganda waarin framing uiteraard een belangrijke rol speelt. Goebbels stelde dat wanneer men een leugen steeds maar herhaalt, ze uiteindelijk voor waarheid wordt aangenomen. Integere communicatie zal daarentegen steeds waarheidszoekend zijn.
Leeg rugzakje
Het verwarrende is ook dat framing op twee niveaus gehanteerd wordt. Een eerste niveau is heel instrumenteel en meestal letterlijk verbonden met beeldvorming. Zo draagt de Italiaanse premier Berlusconi altijd hetzelfde kostuum met das omdat hij denkt daardoor betrouwbaar over te komen. Op dit niveau hebben we het helemaal niet over de inhoud. Integendeel, het gaat over de zoektocht naar attributen die maken dat de inhoud niet aan bod hoeft te komen. We zitten op het niveau van de marketeer die het juiste beeld zoekt bij een nieuwe vruchtenyoghurt, en beseft dat het pastorale beeld van een kleine lieflijke boomgaard beter aanslaat dan die van een grootschalige plantage.
Het tweede niveau is meer verbonden met inhoud en wat betreft politiek dus met ideologie. Het maakt een wereld van verschil of je een voorstel voor een nieuwe taks op financiële transacties omschrijft als een 'pestbelasting' of als een 'solidariteitsbijdrage'! Pestbelasting verwijst dan naar een kader waarin belastingen als iets negatiefs worden opgevat en/of de neoliberale gedachte dat je de markt niet mag verstoren. Solidariteitsbijdrage past dan weer in een frame dat waarden als gelijkheid voorop stelt.
Ook progressieve partijen communiceren best zo effectief mogelijk (wat had je anders gedacht!). Dat betekent dat ze nagaan welke frames het beste een vertaling bieden van de achterliggende politieke visie en ideologische onderbouw. De volgorde is wel belangrijk: denken dat als je inhoudelijk rugzakje leeg is, het frame dat een reclamebureau je aanbiedt ook meteen de ideologie zal leveren, is een illusie. En laten we hierbij ook niet vergeten: er bestaan ook heel wat voorbeelden van mislukte framing!
Een interessante vraag is dan ook welke frames groene partijen kunnen ontwikkelen om weerwerk te bieden tegen het dominante rechtspopulistische frame in de huidige politiek. Als je ervan uitgaat dat framing gaat over het adequaat gestalte geven aan je politieke visie, dan lijkt er nog een tussenstap in het geding. Het lijkt erg moeilijk om een volledige politieke ideologie zoals het ecologisme in één enkel kader te wringen. Het is logischer dat bepaalde deelvisies elk op zich hun eigen kader behoeven, al zijn ze onderling niet tegenstrijdig. Als tussenstap tussen ideologie en framing kan je zogenaamde dragende concepten hanteren. Dat gaat over een beperkt aantal basisbegrippen die je ideologie concretiseren. Zo kan je zeggen dat 'vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid' de dragende concepten vormen van de Franse revolutie.
Elasticiteit
Het begrip resilience, in het Nederlands doorgaans vertaald als veerkracht, draagt de potentie in zich om ontwikkeld te worden tot een belangrijk dragend concept van het groene gedachtegoed. Met andere woorden: veerkracht zou wel eens een prima vertrekpunt zijn voor de ontwikkeling van een ecologisch frame. Dit concept moet dan wel in staat zijn een antwoord te bieden op de voedingsbodem van rechtspopulisten en de angsten en zorgen van de bevolking. Zoals Bas Heijne in Moeten we van elkaar houden? het nog eens glashelder opschreef, gaat het over de gevolgen van migratie en neoliberale globalisering, over de crisis van de identiteit van landen en inwoners. Zelf zou ik er aan toevoegen dat sinds de val van de Berlijnse muur individuele vrijheid getransformeerd en gereduceerd is tot expressief consumentisme: wat en hoe en met wie consumeren is de belangrijkste bron geworden van identiteitsvorming. En wie alles verwacht van de staat (zwaar in de schulden na de financiële crisis) of van de markt (die juist de crisis veroorzaakte) refereert nog naar ideologieën van de twintigste eeuw (sociaaldemocratie, liberalisme en hun mislukt samengaan in de Derde Weg).
Er is dus nood voor aansprekende concepten dat gemeenschappen, in samenwerking met overheden en de markt, in staat stelt om zich te herstellen van de crisis en zich voor te bereiden op toekomstige schokken. Hoe ons wapenen tegen deze onzekere tijden op een wijze dat we er op sociaal en ecologisch vlak sterker en beter van worden? Dat is misschien wel de hamvraag voor progressieve en dus ook ecologische partijen. Want zonder antwoord zal elke toekomstige schok, of het nu een economische of een ecologische, enkel de angsten vergroten en de rechtspopulisten versterken.
De vraag is dus of veerkracht als dragend concept een groenlinks antwoord kan inhouden en de bron vormen voor bijhorende kaders die leiden tot performante en overtuigende communicatie. Veerkracht slaat op de capaciteit van sociaalecologische systemen (zoals bijvoorbeeld een riviervallei) om verstoringen te absorberen en zichzelf te herorganiseren zonder dat de functie, structuur of identiteit verloren gaan. Een veerkrachtig systeem is dus in staat zich aan te passen aan veranderingen en daarbij toch gezond en vitaal te blijven en de nodige diensten te blijven leveren. En misschien is het belangrijkste van al wel dat een veerkrachtig systeem in staat is om wijzigingen vorm te geven, en niet louter te reageren op wat zich aandient.
Veerkracht omvat drie componenten: korte feedback lussen, modulariteit en diversiteit. Korte terugkoppelingslussen verwijzen naar hoe snel we geconfronteerd worden met de gevolgen van ons handelen. Dit is bijvoorbeeld een deel van het probleem bij de aanpak van de klimaatverandering. Hetzelfde geldt voor de milieu-impact van genetisch gemanipuleerde gewassen, die we met het blote oog niet kunnen vaststellen. Modulariteit wijst er op dat de verschillende subsystemen niet overdreven gekoppeld zijn, maar dat ze juist elk over een zekere graad van autonomie beschikken. Als subsystemen te sterk intern gekoppeld zijn, kan een schok zich makkelijk door heel het systeem verplaatsen en meer schade berokkenen dan noodzakelijk. Het zou een boeiende denkoefening zijn om dit perspectief toe te passen op de bankensector: hoe komt het dat een crisis in Griekenland banken in de Lage Landen in de problemen brengt? Een systeem met een hoge modulariteit heeft juist lossere componenten met hogere elasticiteit en buffercapaciteit, waardoor een schok minder schade kan toebrengen (denk aan dominoblokjes, waarbij als er enkele ontbreken in de rij het vallen van één blokje niet de val van heel de rij met zich meebrengt). Ook het voorbeeld van klimaatopwarming en de daarmee gepaard gaande toename van hevige regens, toont het evidente belang van modulariteit. Door rivieren recht te trekken en overstromingsgebieden vol te bouwen, kan een lokale hevige regenbui op korte tijd een overstroming veroorzaken stroomafwaarts. Als waterbeleid de laatste tijd terug aanstuurt op het herstel van overstromingsgebieden, dan wil ze enkel de modulariteit herstellen die het watersysteem vroeger bezat.
Het belang van diversiteit wordt duidelijk met het voorbeeld van de landbouw: monoculturen zijn extreem kwetsbaar. Een diverse teelt met gewassen waarbij het ene beter bestand is tegen droogte, het andere tegen ziektekiemen e.d., is veel robuuster in een meer turbulente omgeving. Maar hetzelfde geldt voor de samenleving: als we maar één oplossing hebben voor onze problemen (de markt, zoals de neoliberalen verkondigden in de jaren negentig), dan zit je diep in de problemen als deze oplossing haar beloftes niet inwilligt. Net zoals een olieafhankelijke samenleving direct in de problemen komt als de marktprijs van deze ene energiebron sterk begint te stijgen. Onze economie en samenleving kent een dramatisch gebrek aan veerkracht. In 2000 bracht een staking van de vrachtwagenchauffeurs in Groot-Brittannië binnen de drie dagen het eiland op de rand van de afgrond. Had de staking nog één dag langer geduurd, dan was er nood aan voedselrantsoenering. Elke dag zijn we dus met ons huidig systeem slechts drie dagen verwijderd zijn van de honger.
Tegengas
Geconfronteerd met een zich wijzigende samenleving en leefmilieu biedt veerkracht het vertrekpunt van een krachtig kader. Want vanuit veerkracht zijn er fundamenteel steeds drie vragen aan de orde. Eerst: kan het bestaande systeem de veranderingen aan? Als dit zo is, life goes on. Als dit echter niet het geval is –zoals met heel wat ecologische uitdagingen- komt de tweede vraag aan de orde: kunnen we het aanpassingsvermogen van onze samenleving verhogen door de introductie van nieuwe vormen van organisatie? Als bijvoorbeeld de goedkope olie stilaan uitgeput raakt, kunnen we deze energiebron dan eenvoudig vervangen door andere goedkope energiebronnen? Als het antwoord op deze vraag nee is, komen we tot de derde vraag: hoe staat het met ons transformatietalent om de samenleving en haar systemen klaar te maken voor de toekomst?
Wie maatschappelijke problemen bekijkt vanuit het perspectief van veerkracht, komt tot heel andere verhalen dan de gebruikelijke. Neem het dan het verheerlijken op zich van innovatie of van een hooggeschoolde kennissamenleving, wat nu in het dominante maatschappelijke verhaal zich beperkt tot de vraag mensen kunnen presteren op de arbeidsmarkt en landen kunnen overleven in de neoliberale wereldeconomie. Vanuit veerkracht verandert dit perspectief: het gaat er dan om welke vormen van kennis we als samenleving nodig hebben en moeten ontwikkelen om klaar te staan voor de veranderingen die op ons afkomen. En ook hoe we zullen samenwerken, om ook buiten de markt te komen tot vormen van maatschappelijke coöperatie. Op kleine schaal kennen we al het voorbeeld van Transition Towns als uitwerking van het concept veerkracht. Transitiedorpen en -wijken bereiden zich op een toekomst met minder olie, waarbij ze tegelijkertijd een antwoord willen bieden op de problematiek van klimaatverandering. De volgende stap bestaat er nu in om na te gaan of veerkracht ook een werkbaar concept vormt voor grotere gemeenschappen. Misschien vormt veerkracht wel een alternatief voor het huidige rechtseconomisch neoliberaal beleid dat Europa voorstaat en tot afbraak van overheid en sociaal beleid leidt van Griekenland tot Denemarken. Hier ligt een mooie uitdaging op de plank voor (groen)links: hoe tegengas geven en werken aan kaders over een veerkrachtig verhaal dat ons zelfzeker voorbereidt op turbulente tijden?
Dit artikel verschijnt gelijktijdig met deze Helling in een andere, Engelstalige, versie onder de titel 'Freedom and Security in the Twentyfirst Century', in: Erica Meijers (ed.) (2011), Populism in Europe, Brussel/Vienna: Planet Verlag/GEF, 171-187.