Recensie: Een klein land met verre uithoeken. Ongelijke kansen in veranderend Nederland

Wat hebben Amsterdam en Emmen met elkaar gemeen? Ze zijn keerzijden van dezelfde medaille. Waar de ene stad de afgelopen jaren in rap tempo groeide en een verzamelplaats werd van maatschappelijke winnaars, kampt de andere met leegloop en sluiten voorzieningen in rap tempo hun deuren. In haar boek Een klein land met verre uithoeken – ongelijke kansen in veranderend Nederland laat journalist en geograaf Floor Milikowski zien hoe het succes van de ene regio ten koste gaat van de welvaart elders.

Milikowski neemt de lezer mee op een reis door Nederland langs praktijkvoorbeelden van winnaars en verliezers. In ieder hoofdstuk wordt een plek in Nederland uitgelicht die iconisch is voor het Rijksbeleid van de afgelopen jaren, dat onder invloed van globalisering en neoliberaal denken steeds meer gericht werd op het verdienvermogen van de Nederlandse economie als geheel in plaats van het eerlijk verdelen van welvaart en banen over Nederland. Het uitgangspunt was daarbij ‘don’t back the losers, but pick the winners’. Deze trend werd in de jaren tachtig ingezet en resulteerde onder meer in het VINEX-beleid, waarin nieuwe groeiregio’s werden aangewezen zoals de Mainports luchthaven Schiphol en de Rotterdamse haven. Minder kansrijke gebieden, zoals de Limburgse mijnstreek of de Veenkoloniën, hadden het nakijken. Groei, banen en welvaart moesten in andere gebieden gevonden worden. Er werd niet geïnvesteerd in de gebieden waar de armoede en de werkloosheid het hoogst waren, maar waar de kansen lagen voor nieuwe vormen van economische groei.

Wederopstanding

Deze beweging leidde tot de wederopstanding van Eindhoven na het vertrek van Philips en nieuwe bedrijvigheid in de Rotterdamse haven. Het heersende idee was dat de meer kwetsbare regio’s zouden meeprofiteren van dit economische succes. Het is daarmee een variant op trickle-down economics: het idee dat belastingverlaging voor bedrijven en rijken een stimulerende werking heeft op de economie, waar uiteindelijk de gehele samenleving van profiteert. Maar waar Eindhoven en Rotterdam groeiden, zagen Emmen en Sittard-Geleen deze winsten niet doorsijpelen naar hun regio’s. Integendeel; deze gemeenten werden de afgelopen jaren geconfronteerd met het verlies van voorzieningen en leegstand van winkels.

Voor veel grootstedelijke progressieven zal het soms een ongemakkelijke spiegel zijn die Milikowski hen voorhoudt; het succes van hun omgeving gaat dus ten koste van de welvaart elders. Maar Milikowski slaagt er zelfs in de schaduwkanten voor de vermeende winnaars bloot te leggen. Het hoofdstuk over de Mainport Schiphol, de economische lieveling van vele kabinetten, laat de beperkte waarde zien van deze beleidskeuzes voor de reële economie. Waar de luchthaven is bedoeld om Nederland via de lucht te verbinden met andere economische regio’s en het vestigingsklimaat voor bedrijven te versterken, is zij steeds meer afhankelijk geworden van overstappende vakantiepassagiers met een beperkte economische meerwaarde. Ook het hoofdstuk over de spanning op de Groningse huizenmarkt legt bloot hoe relatief een begrip als groei is, wanneer het met name de happy few zijn die van deze groei profiteren. De stad wordt namelijk onbetaalbaar voor gezinnen, terwijl huisjesmelkers profiteren door het splitsen van woningen in studentenkamers en appartementen. In het slothoofdstuk komt kort de segregatie in Amsterdam aan bod, waar de nieuwe elite meer ruimte inneemt ten koste van andere groepen. Voor sommige lezers zal het ongemak hier plaatsmaken voor een gevoel van herkenbaarheid.

Prioriteit

Een land met verre uithoeken moet politieke partijen die strijden voor gelijkheid, zo ook GroenLinks, aan het denken zetten. Want waar deze partijen doorgaans veel aandacht hebben voor diverse vormen van gelijkheid – denk aan inkomensgelijkheid, gendergelijkheid, internationale gelijkheid – toont Milikowski aan dat de regionalisering van ongelijkheid een steeds groter probleem is en wordt. Omdat Milikowski zich grotendeels beperkt tot de probleemanalyse, blijven concrete aanbevelingen voor politici en beleidsmakers achterwege. Het is voor GroenLinks om meerdere redenen noodzakelijk om deze handschoen op te pakken en het thema hoger op de politieke prioriteitenlijst te zetten. Ten eerste getuigt gebrekkige aandacht voor de regionalisering van ongelijkheid van een ideologisch blinde vlek; het tegengaan van ongelijkheid is juist de kern van iedere linkse partij. Het bestrijden van regionale ongelijkheid zou onderdeel moeten zijn van de bredere opgave om de kloof tussen verschillende groepen in de samenleving te dichten. Het probleem is daarnaast niet alleen ideologisch; het raakt ook de levens van mensen. De overspannen groei in de (Rand)stad, terwijl de randgemeenten op allerlei terreinen krimpen, is een probleem voor zowel de Emmenaar als de Amsterdammer. Beiden hebben belang bij een oplossing en een betere balans voor meer welvaart en welzijn in hun dagelijks leven.

Deregulering en decentralisatie

Daarnaast heeft GroenLinks sterke kaarten in handen om te ageren tegen de regionalisering van ongelijkheid, omdat zij zich al op deelthema’s tegen de ideologie achter het Rijksbeleid verzet. Dit is in de kern namelijk economistisch: het geld gaat niet langer naar de plekken waar de werkloosheid het hoogst is en de armoede het grootst, maar naar de plekken waar het meeste geld wordt verdiend voor de nationale economie. Ook is het overheidsbeleid de afgelopen jaren steeds verder gedereguleerd en gedecentraliseerd. Deze beweging werkt in de hand dat lagere overheden elkaar beconcurreerden bij gebrek aan centrale regie. Een gevecht dat de zwakste spelers vanwege vestigingsnadelen (zoals een kwetsbare beroepsbevolking of ongunstige ligging) altijd zullen verliezen, waarmee een vorm van regionale marktwerking ontstaat. Ironisch genoeg is een sterke Rijksoverheid daarmee een voorwaarde voor sterke regio’s. Het bericht dat het kabinet een grotere rol wil pakken in opgaven rondom ruimtelijke ordening, laat zien dat dit besef ook langzaam in Den Haag is doorgedrongen.

Tot slot staat een progressieve partij als GroenLinks ook voor een inclusieve en diverse samenleving, en regionale diversiteit is daar onlosmakelijk mee verbonden. Wie naar de regionale spreiding van de vertegenwoordigers en bestuurders op landelijk niveau kijkt, ziet dat GroenLinks hierin nog niet de gewenste diversiteit heeft bereikt. Zeker wanneer GroenLinks electoraal wil groeien naar een brede volksbeweging is dit van belang; door een gebrek aan regionale spreiding op kandidatenlijsten en weinig aandacht voor regionale thema’s, blijft een belangrijk kiezersgroep onbenut. GroenLinks kan hier concrete stappen zetten. Zo ligt er een kans voor meer regionale diversiteit in (campagne)uitingen, door breder te kijken welke plekken en vertegenwoordigers van GroenLinks in beeld worden gebracht. Maar ook in het scouten en opleiden kan GroenLinks zich verbreden door meer aandacht te leggen op regionale diversiteit in talentontwikkeling.

Ideologisch gat

Een klein land met verre uithoeken is een absolute aanrader om een geografisch perspectief te krijgen op ongelijkheid. Milikowski schetst een duidelijke probleemanalyse die voor GroenLinks als startpunt kan fungeren om het thema van regionale ongelijkheid hoger op de politieke agenda te krijgen. Want waar rechtse partijen met een combinatie van herkenbare regionale volksvertegenwoordigers en identiteitspolitiek electoraal gezien succesvol zijn, slagen zij er niet in een inhoudelijk antwoord te geven op de regionale ongelijkheid die Nederland verdeelt. Als GroenLinks in dat ideologische gat springt, heeft zij kans om de gewenste verbreding naar een écht brede volksbeweging te realiseren. Dat is nodig, want de regio is te belangrijk om aan rechtse politici over te laten.

Een klein land met verre uithoeken. Ongelijke kansen in veranderend Nederland 
Floor Milikowski. Atlas Contact, 2020