Zolang de vraag naar metalen, industriële mineralen en fossiele brandstoffen stijgt, is de mijnbouwsector booming. Dit heeft grote veranderingen voor natuur en landschap tot gevolg. De afgelopen tien jaar is de ijzerertsproductie met 180 procent gestegen, de productie van kobalt met 165 en die van kolen met 44 procent. Alleen al tussen 2005 en 2010 is China’s mijnbouwsector met een derde gegroeid.   

In de Verenigde Staten gebruikt een persoon gemiddeld zeventien ton aan metalen, mineralen en fossiele brandstoffen per jaar, dat is 1.343 ton in zijn hele leven. Voor iedere ton erts moet er drie ton aan bodem en gesteente verwijderd worden. De raffinage van erts levert giftig afval op. Hoge grondstoffenprijzen maken het winstgevend om mijnen met een lage ertsinhoud in werking te stellen of weer opnieuw te openen. De wereldwijde grondstoffenhonger heeft gevolgen die niet genegeerd kunnen worden.

 Het openen van een nieuwe mijn gaat gepaard met de kaalslag van grote gebieden: voor de mijn zelf, voor het mijnafval, voor infrastructuur zoals wegen en spoorlijnen, voor verwerkingsinstallaties en voor de huisvesting van de werknemers. Grondstoffen worden steeds meer in ecologisch gevoelige of tot nu toe onontsloten gebieden gewonnen, zoals het Noordpoolgebied en de regenwouden van Latijns-Amerika en Centraal-Afrika. In landen met onzekere eigendomstitels kunnen mensen door de mijnbouw van hun land verdreven worden. Volgens John Ruggie, die van 2005 tot 2011 speciale VN-vertegenwoordiger was voor de mensenrechtenschendingen door bedrijven, worden er veel meer klachten tegen mijnbouw- en oliemaatschappijen ingediend dan tegen bedrijven uit andere sectoren.

Dagbouw – mijnbouw aan de oppervlakte, in open groeven - is een extra bron van zorg omdat het grote hoeveelheden land vraagt. De Braziliaanse bauxietmijn aan de Rio Trombetas vernietigt jaarlijks driehonderd hectare bos. De teerzandmijnen in Canada hebben vijftien miljoen hectare vegetatie vernietigd en de komende decennia kan de grond niet meer voor andere doelen worden gebruikt. De grootste kolenmijn ter wereld ligt in Cerrejón in Columbia en omvat een gebied van 690 vierkante kilometer. Dat is drie keer de oppervlakte van Amsterdam.

Mijnbouw kan het landschap onomkeerbaar veranderen. De meest extreme vorm is mountaintop removal. In de Appalachen, in het oosten van de Verenigde Staten, worden bergtoppen met explosieven weggeblazen om de onderliggende kolenlagen bloot te leggen. Los gesteente wordt verwijderd door enorme graafmachines en gedumpt in de nabijgelegen valleien. Tussen 1970 en 2008 hebben meer dan vijfhonderd bergtoppen hierdoor tot wel 350 meter aan hoogte verloren. Al meer dan 5700 vierkante kilometer land is op deze manier veranderd.

Het op grote schaal verplaatsen van gesteente heeft een verwoestend effect op landbouwgrond. De grond die voor een grote, open kolenmijn in het Indiase Jharkhand werd afgestaan heeft na zes jaar haar vruchtbaarheid volledig verloren. Het werk van micro-organismen in de bodem was verstoord, winderosie en uitspoeling domineerden. Het herstellen van de bodemvruchtbaarheid nadat een mijn gesloten is vormt een van de grootste problemen waar de dagmijnbouw wereldwijd tegenaan loopt.

Ook de gebruikelijke daling van het grondwaterspiegel als gevolg van mijnbouw heeft negatieve gevolgen voor de bodem en de landbouw in de omgeving. In het bruinkoolwinningsgebied van Lausitz, in het oosten van Duitsland, is de grondwaterstand met vijftig tot honderd meter gedaald. Het boerenland en de natuurgebieden rond de dagbouwmijnen moeten door diepe boorgaten van water worden voorzien. In het steenkoolbekken van het Ruhrgebied, in het westen van Duitsland, moet de waterspiegel kunstmatig laag worden gehouden om te voorkomen dat de stedelijke regio met meerdere miljoenen inwoners in een merenlandschap verandert. Dat permanente wegpompen van water brengt kosten met zich mee die nog lang na het einde van de mijnbouw gedragen moeten worden.
 
Om grondstoffen uit gesteenten te halen, worden ertsen met chemicaliën behandeld. Koper wordt met zwavelzuur gewonnen, goud met cyanide en aluminium met bijtende soda. Het chemisch afval belandt in opslagbekkens die enorm groot kunnen zijn. De Kidd Creek-mijn in Ontario, Canada, is een van ‘s werelds grootste mijnen voor zilver, koper, cadmium, indium en zink. Sinds 1966 wordt hier gemijnd en wanneer de mijn in 2023 zal sluiten, laat zij een erfenis na van 130 miljoen ton afval – grotendeels giftig. Mijnbedrijven zijn wettelijk verplicht dit op te ruimen, maar vaak sluiten ze of gaan ze failliet wanneer er niets meer te winnen valt. Zo draaien de overheid en de belastingbetalers op voor het schoonmaakwerk.

Een lek in een afvalreservoir zorgt voor vervuiling van de bodem en het water in de omgeving. In het ergste geval loopt een opvangbekken over of breekt een dam. Dat gebeurde in 2000, na verscheidene dagen van zware regenval, in de buurt van Baia Mare in Roemenië. Zo’n 100.000 ton water en slib vol cyanide en zware metalen stroomde in de rivier de Tisza en vervolgens in de Donau. Vissen stierven, uiterwaarden en landbouwgrond raakten vervuild. De langetermijnkosten van deze milieuramp worden gedragen door de natuur en de getroffen mensen.

Bovenstaande is een hoofdstuk uit de Soil Atlas van de Heinrich-Böll-Stiftung en het Institute for Advanced Sustainability Studies (2015). Vertaling uit het Engels en Duits: Liesbeth Beneder. Op deze tekst rust een Creative Commons licentie: CC BY-SA.