De belangrijkste les van de appathon van afgelopen weekend is wel dat je een corona-app er niet even doordrukt. Eerst moet de meerwaarde van een app in de exitstrategie duidelijk worden. Vervolgens moet er overeenstemming zijn over de voorwaarden waaraan die app moet voldoen. En pas daarna komt het testen van de software aan bod.

De haastklus van het kabinet heeft ons op achterstand gezet. Want de succesvolle introductie van contactopsporingsapp valt en staat met vertrouwen. Om van een intelligente lockdown naar een intelligente exit te komen is het daarom zaak om bij het begin te beginnen, en de vragen te beantwoorden die lijken te zijn overgeslagen. Vragen als: hoe past de app in het contactopsporingswerk van de GGD? Hebben we genoeg testcapaciteit om opvolging te geven aan de meldingen? En waarom voldoen minder ingrijpende middelen niet?

De premier van Nieuw-Zeeland heeft haar bevolking gevraagd dagelijks zelf even op te schrijven met wie ze in contact zijn geweest en waar ze zijn geweest. Het is goed mogelijk dat deze methode, in combinatie met uitbreiding van de menskracht voor contactonderzoek bij de GGD, een corona-app overbodig maakt. De ervaring in andere landen leert dat maar een beperkte groep mensen zo’n app ook daadwerkelijk downloadt. Daarnaast kan een app ten onrechte registreren dat sprake was van risicovol contact, terwijl mensen van elkaar gescheiden waren door een muur of een raam. Het is dus aan het kabinet om duidelijk te maken met welke oplossing de minste besmettingen worden gemist, en de kans op vals alarm zo klein mogelijk is.

Precedent

Mocht het toch zo zijn dat een app een belangrijke bijdrage kan leveren, bijvoorbeeld in aanvulling op de Nieuw-Zeelandse methode, dan is het nodig om de voorwaarden vast te stellen. Wat ons betreft na een debat in de Tweede Kamer, en niet op de gang van een ministerie. In dat debat moeten ook de langetermijngevolgen van de inzet van een corona-app worden besproken. Want het is niet ondenkbaar dat zo’n app een precedent schept voor gevaarlijke vormen van massasurveillance door de overheid of door bedrijven. Dit is daarom het moment om te zorgen dat privacy en gegevensbescherming in het ontwerp van de app zijn ingebouwd, dat de werking van de app transparant is en het gebruik van de app gebaseerd is op vrijwilligheid.

Biedt de bestaande wetgeving, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming, voldoende waarborgen voor een verantwoorde invoering van de corona-app? Op een aantal punten zijn wij daarvan nog niet overtuigd. Daarom doen regering en Kamer er goed aan om een nieuwe wet te overwegen, die zowel de gebruikers als de niet-gebruikers van die app beschermt, wanneer we tot invoering ervan besluiten.

  • Zo’n wet moet allereerst de vrije keuze voor of tegen het gebruik van de corona-app garanderen. De app mag geen paspoort worden voor toegang tot je werkplek of een winkel. Niemand mag van een ander verlangen dat hij of zij de app installeert en activeert in ruil voor toegang tot goederen, diensten, gebouwen of de openbare ruimte.
     
  • De wet moet ook de tijdelijkheid van de app vastleggen: wanneer de pandemie voorbij is, wordt de app gedeactiveerd. Alle verzamelde gegevens worden vernietigd.
     
  • De wet dient function creep te voorkomen. De app mag alleen worden benut voor het waarschuwen van contacten van coronavirusdragers. Politie, justitie en veiligheidsdiensten krijgen geen toegang tot de gegevens.
     
  • Ten slotte dient de wet vast te leggen dat de corona-app open source is. Dat betekent niet alleen dat de broncode openbaar is en dus controleerbaar, maar ook dat de software kan worden hergebruikt, bijvoorbeeld in andere landen. Een app waar de overheid belastinggeld van ons allen in steekt, mag niet het eigendom zijn enkelen.

Wettelijke waarborgen kunnen helpen om de terechte twijfels over de vrijwilligheid, de anonimiteit en de transparantie van de app weg te nemen, en om ongewenste precedentwerking in te dammen. Het vertrouwen tussen burgers en overheid is het sociaal kapitaal dat ons door deze crisis moet helpen. Een corona-app mag dat vertrouwen niet ondermijnen.

Deze opinie verscheen op 21 april op joop.nl.