Tijdens het recente verkiezingscongres van GroenLinks werd duidelijk dat de opvattingen over genetische manipulatie van organismen (GMO) binnen de partij sterk uiteenlopen. Er lag een voorstel om het goeddeels afwijzende partijstandpunt ten aanzien van GMO in de landbouw verder aan te scherpen, maar ook een voorstel om GMO juist te omarmen. Beide wijzigingsvoorstellen werden door het congres verworpen, maar daarmee is de discussie waarschijnlijk niet voorbij.

De maatschappelijke discussie rond GMO loopt al meer dan twintig jaar. Afgelopen zomer leverden 107 Nobelprijswinnaars een opvallende bijdrage aan het debat. In een open brief aan Greenpeace hekelden zij de anti-GMO-campagne van deze milieu-organisatie. Het feit dat zo’n grote groep prominente geleerden GMO ondersteunt, maakt best indruk en vereist extra aandacht.

De brief is een pleidooi om het onderzoek naar en de toepassing van GMO niet langer tegen te werken. Als cruciaal argument dient het in mei 2016 verschenen rapport van de National Academies of Sciences, Engineering and Medicine (NAS). Dat rapport stelt dat er geen substantieel bewijs is dat GMO-gewassen mensen ziek hebben gemaakt of het milieu hebben geschaad. Tegelijkertijd wordt wel gewaarschuwd dat het nog te vroeg is voor het trekken van definitieve conclusies omtrent de veiligheid van GMO-gewassen. Dat is duidelijke taal: een voorlopig en voorzichtig ‘geen bezwaar’ van de NAS, de officieel bevoegde keuringsinstantie in de Verenigde Staten.

Wensdenken

Echter, in de brief van de Nobelprijswinnaars wordt deze conclusie anders, genetisch gemodificeerd als het ware, weergegeven: wetenschappelijke en toezichthoudende instanties in de hele wereld hebben herhaaldelijk en consistent biotechnologische gewassen veilig bevonden, zo niet veiliger dan die van welke andere productiemethode dan ook en hun effect op het milieu blijkt steeds weer minder schadelijk te zijn dan dat van andere gewassen en een zegen voor de globale biodiversiteit. Dat is wel even iets anders dan de behoedzame en voorlopige toon van de NAS. Hier wordt beweerd dat GMO-gewassen eigenlijk gezonder zijn voor de mens dan gewone gewassen en dat ze niet alleen onschadelijk zijn, maar zelfs heilzaam voor milieu en biodiversiteit! Begrijpelijk wordt er niet verwezen naar enig onderzoek van deze spektakels uit Alice in Wonderland, want hier lijken wensdenken, belangen en enthousiasme meer gewicht in de schaal te leggen dan feiten. De vraag rijst waarom de befaamde wetenschappers hebben ingestemd met een dergelijke euforische uitspraak.

En daar blijft het niet bij. De overigens terechte opmerking dat op emotie en dogma gebaseerde tegenwerking moet worden gestopt, wordt gevolgd door de dramatisch emotionele uitroep: hoeveel meer arme mensen in de wereld moeten er nog sterven, voordat we dit beschouwen als een misdaad tegen de mensheid? In de brief wordt erop aangedrongen om alles in het werk te stellen om de strijd van Greenpeace tegen GMO te laten stoppen en boeren toegang te geven tot middelen die de moderne biologie biedt, speciaal tot biotechnologisch verbeterde zaden.

Met ‘boeren’ worden hier kennelijk alle landbouwproducenten ter wereld bedoeld. Dat komt in de discussie wel goed uit, maar is politiek naïef, economisch fout en onwetenschappelijk. Als men praat over toegang tot biotechnologie, kan een volledig gemechaniseerd miljoenenbedrijf in de VS onmogelijk over één kam worden geschoren met een Afrikaanse boer die zijn akker met een hak bewerkt, én met alle producenten die daartussenin zitten. Elke groep heeft immers zeer verschillende mogelijkheden, strategieën en - vaak tegenstrijdige - belangen. Daarover wordt tactisch gezwegen, want dat ligt kennelijk buiten de verantwoordelijkheid van de ondertekenaars. Die pretenderen uitsluitend het wetenschappelijk belang te dienen en willen dus uitsluitend meer en beter GMO-onderzoek kunnen doen. De financiering daarvoor komt echter wel goeddeels van de chemische industrie, die financieel belang heeft bij toepassing van GMO op grote schaal. Het belang van deze broodheer wordt natuurlijk niet uit het oog verloren en weegt kennelijk zwaarder dan dat van andere groepen, die benadeeld kunnen worden door de voorgestelde toepassing van het onderzoek.[1]

Het is prijzenswaardig dat Greenpeace niet ingaat op de provocaties en nuchter vaststelt dat de oplossing voor ondervoeding ligt in een gevarieerd en gezond dieet. Maar er blijft toch wel wat meer van de brief overeind dan dat Greenpeace kennelijk vindt. Namelijk, als er in meer dan twintig jaar geen negatief effect is aangetoond van GMO op de gezondheid van mens en dier, verliezen bezwaren om redenen van gezondheid wel enige waarde - enige, maar niet alle, gezien de waarschuwing van de NAS dat het nog te vroeg is voor een definitief oordeel.

Daarnaast moet worden erkend, dat de onlangs tot toepassing gekomen CRISPR-Cas9-techniek veel preciezere ingrepen in het DNA kan verrichten, volgens een ook in de natuur zo werkend enzym.[2] Dat verandert wel enigszins, hoewel niet radicaal, de ethisch-wetenschappelijke discussie, waarin de vraag speelt of de mens wel mag ingrijpen in het bouwmateriaal van het leven en of we alle mogelijke risico’s daarvan ooit kunnen overzien. Dat ingrijpen is met deze nieuwe techniek wellicht wat minder van buitenaf geforceerd en wat minder onbehouwen. Maar toch betekent ook deze GMO-techniek dat de mens ingrijpt in de structuur van levende organismen.[3] We lijken onderhand in staat het leven zélf aan onze wensen aan te passen, maar willen we dat eigenlijk wel? Zouden we niet liever onze wensen aan het leven aanpassen?

Gouden rijst

Het kan niet worden ontkend dat er met GMO enkele indrukwekkende resultaten zijn geboekt. De nieuwste variëteit van Golden Rice, GR2-R, lijkt voldoende vitamine A te kunnen bevatten om Vitamine A-deficiëntie te bestrijden, hetgeen blindheid bij miljoenen arme kinderen zou kunnen voorkomen. Ook fascineren de succesvolle proeven met mais die zélf de benodigde stikstof zou kunnen binden en kunstmest voor een groot deel overbodig zou kunnen maken, hetgeen grote winst kan betekenen voor zowel armoedebestrijding als milieu.[4]

Overigens is de ontwikkelingsgeschiedenis van Golden Rice een schoolvoorbeeld van hoe het óók kan en moet met GMO. De uitvinders, Ingo Potrykus en Peter Beyer, realiseerden zich dat hun uitvinding de mensheid ten goede kon komen en gingen niet zomaar voor het grote geld. Zij verbonden hun in 1999 geoctrooieerde uitvinding van de GMO-techniek om betacaroteen in rijst te binden aan de humanitaire zaak en bepaalden dat hun technologie zonder winstbejag aan kleinere producenten ter beschikking moest worden gesteld. De technologie mocht alleen worden gecommercialiseerd onder licentie indien deze grootschalig commercieel gebruikt zou worden.[5] Dit initiatief heeft helaas nog niet veel navolging gehad. En ook de GR2-R is, na zeventien jaar, nog steeds in ontwikkeling en nog steeds controversieel.

Ten slotte is het voor de GMO-discussie in de landbouwsector van belang te zien dat eenzelfde discussie wordt gevoerd in de gezondheidssector. Daar wordt al even lang en even hard gewerkt met GMO - en even zo lang en hard geprotesteerd à la Greenpeace. Ook dáár onderzoekt men sinds kort de CRISPR-Cas9-methode, die het effectiever en goedkoper maakt om cellen te helpen DNA te corrigeren om afwijkingen en ziektes te voorkomen. De ethische overwegingen zijn gelijk in beide sectoren en het is aan te bevelen dat er meer onderlinge communicatie plaatsvindt.

Verdeling van voedsel

Het veel gehoorde argument, dat over dertig jaar drie miljard mensen meer te eten moeten hebben, is op zich juist, maar ook misleidend. Er wordt immers meer dan genoeg voedsel geproduceerd in de wereld. Ongeveer een derde daarvan wordt weggegooid, meer dan een tiende is voor huisdieren en een aanzienlijk ander deel zorgt voor overgewicht bij twintig procent van de mensen - terwijl er 850 miljoen mensen moeten gaan slapen met honger. Het probleem is bekend: het is niet de hoeveelheid, het is de verdeling. Als de verdeling niet wordt opgelost, is het vermeerderen van de productie dweilen met de kraan open.

Ook moet worden bedacht, dat bevolkingsgroei voor een groot deel plaatsvindt op het platteland en dat er dus ook veel jonge voedselproducenten bijkomen. Als voor deze boeren betere productieomstandigheden geschapen worden, gaan zij meer produceren, efficiënter en effectiever - en vooral duurzamer. Dat kan als alle producenten min of meer gelijke toegang krijgen tot productiemiddelen als land, zaad en bemesting, inputs en krediet, alsook tot infrastructuur en afzetmarkten. En dat kan alleen als de markt niet wordt gedomineerd door enkele grote machten met privébelangen.

Ten slotte moet erop worden gewezen, dat schaalvergroting in de landbouw niet leidt tot een hogere productie per hectare. Familielandbouw maakt efficiënter gebruik van land, water en arbeid.[6] Meer kleine producenten zorgen voor meer productie en bovendien voor gevarieerdere productie. Dit alles zet het probleem van mogelijk onvoldoende voedselproductie in de toekomst in een beter en hanteerbaarder perspectief.

Monocultuur

Er blijven meer bezwaren tegen GMO overeind. Ten eerste is het merendeel van het onderzoek en de ontwikkeling van GMO niet gericht op het resistent maken van voedselgewassen tegen plagen en ziektes, maar op resistentie tegen onkruidverdelgingsmiddelen (met name glyfosaat), met de bedoeling die naar believen te kunnen gebruiken. Glyfosaat is vele jaren geleden goedgekeurd door de Amerikaanse Environmental Protection Authority (EPA). Echter, de International Agency for Research on Cancer (IARC) van de Wereldgezondheidsorganisatie heeft het in 2015 officieel aangemerkt als waarschijnlijk carcinogeen[7], hetgeen de hele milieubeweging al jaren riep. En zo is dus ook GMO waarschijnlijk functioneel in het veroorzaken van kanker. Daarnaast is het huidige GMO-werk mede gericht op het verkrijgen en vergroten van antistoffen tegen ziektes en plagen, maar niet bekend is of en hoe die door de plant zelf aangemaakte stoffen in de grond accumuleren en kunnen worden afgebroken. Wellicht heeft het consumeren van die gewassen geen direct effect op de gezondheid van mens en dier, maar zeer waarschijnlijk wel op het milieu.[8]

Om dezelfde reden dat het gewas gemanipuleerd wordt om resistent te zijn tegen natuurlijke vijanden, wordt het ook dominant in het ecosysteem buiten de landbouw. Dat kan weer allerlei onvoorziene en verstrekkende gevolgen hebben en is in ieder geval slecht voor de biodiversiteit. Dit argument is weliswaar zwakker dan het lijkt, omdat de meeste GMO-gewassen hybride karaktereigenschappen meekrijgen die hun voortplanting verzwakken, maar ook die eigenschappen zijn aan erosie onderhevig, zoals al is gebleken op meerdere proefvelden.[9]

Omdat GMO-toepassingen worden ontwikkeld met winstoogmerk, richten chemische bedrijven zich op dat deel van de landbouw waar de investering het best is terug te verdienen: grotere ondernemingen, die commerciële exportgewassen als mais, katoen en soja verbouwen. Dat worden miljoenen hectares onder monocultuur, miljoenen hectares met dezelfde eenzijdige ecosystemen. Als de GMO-weg ongeremd wordt ingeslagen, moeten we rekening houden met zeer serieuze risico’s voor het milieu, en niet bepaald met een “zegen” voor biodiversiteit, zoals het in de brief van de Nobelprijswinninaars heet.

Armoede

GMO-onderzoek is kostbaar en dat wordt doorberekend in zaadprijzen. Boeren kunnen niet zelf aan zaadselectie doen, vanwege het bovengenoemde hybride karakter van GMO-gewassen, waardoor jongere generaties gewassen degenereren. Zij moeten dus ieder keer opnieuw zaad inkopen. Door effectieve internationale octrooibescherming (vaak nog versterkt door vrijhandelsverdragen), verkrijgen multinationale bedrijven monopolieposities die lokale leveranciers van agrarische inputs uit de markt drukken en boeren afhankelijk maken. Door grote fusies in de laatste jaren zijn er inmiddels nog maar twintig internationale bedrijven op de wereldmarkt van landbouw.[10] En slechts zes daarvan domineren vrijwel alle input-, productie- en voedselketens en oefenen grote invloed uit op producten, prijzen en kwaliteit. Dit is inmiddels overal merkbaar geworden en de ongebreidelde invoering van GMO-technieken betekent extra versterking van dat systeem. Dat is gevaarlijk voor de voedselzekerheid in de wereld en kan grote armoede op het platteland veroorzaken.

De geschiedenis geeft namelijk aanleiding om het ergste te vrezen. Tijdens de Groene Revolutie in de jaren zestig van de vorige eeuw verdubbelde de productie van rijst door invoering van veredelde hybride soorten (zoals IR8), die veel beter reageren op kunstmest. Miljoenen (middel)grote boeren verkregen leningen om het nieuwe zaad en kunstmest te kopen, die ze af konden betalen met de hogere opbrengsten. Door de verhoging van de productie nam de prijs met twintig tot dertig procent af, hetgeen goed nieuws was voor de stedelijke armen en de opkomende industrie (goedkopere arbeid), maar slecht nieuws voor de armen op het platteland en voor de familielandbouw. Tientallen miljoenen kleinere boeren, die geen noemenswaardige schaalvergroting aankonden en niet kredietwaardig waren, geraakten aan de bedelstand en crepeerden.[11] Hiervan moeten we toch leren!

Eigendom van de mensheid

Greenpeace, maar ook GroenLinks, zouden een andere strategie moeten overwegen ten aanzien van genetische manipulatie van organismen: geen radicale oppositie bedrijven, maar ijveren voor strakke regulering. Het kind mag immers niet met het badwater worden weggegooid. Niet vanwege het financiële belang, maar vanwege het openbare belang (dat nog acuter speelt in de gezondheidssector) mag niet elke toepassing van GMO worden afgewezen.

Maar voor die toepassing moeten strakke voorwaarden gelden. GMO moet worden onderworpen aan nog strengere regulering, voor doelstellingen, prioriteiten en toepassingen. Er moeten vergaande beperkingen worden gesteld aan octrooi- en productbescherming, alsmede aan fusies en kartels. De markt moet worden vrijgemaakt op alle niveaus, tot aan het allerlaagste: kleine boeren moeten onafhankelijk kunnen blijven produceren. En de verreweg belangrijkste voorwaarde is: genetisch materiaal, al dan niet gemanipuleerd, moet eigendom zijn en blijven van de hele mensheid. GMO moet niet geclaimd kunnen worden door individuen, ondernemingen of overheden. Alleen in dát geval kan deze bijzondere biotechnologie eventueel een weldaad voor de mensheid zijn.

Als de financiële prikkel wordt verminderd, zal blijken wat er overblijft van de motivatie om mens en milieu te dienen - of dat het toch vooral het grote geld is dat de ethische discussie voedt, die onder andere tot de merkwaardige brief aan Greenpeace leidde.

Voetnoten

Reacties