Het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks presenteerde ‘een woonvisie met concrete voorstellen voor een eerlijke volkshuisvesting, waardoor een passende, betaalbare woning weer voor iedereen binnen bereik komt te liggen. Volkshuisvesting waarin sociale waarden zoals rechtvaardigheid domineren, en marktdenken niet langer leidend is.’ Het klinkt prachtig, maar ik betwijfel sterk of mijn partij dit met deze visie waar kan maken.

In nr. 2 van De Helling van dit jaar (2019) staat als onderdeel van het Dossier Wonen een artikel van Marnix Koopman, getiteld ‘Hoe we huren weer betaalbaar maken.’ In de toelichting staat dat dit stuk is gebaseerd op deze nieuwe woonvisie en het bevat vier concrete voorstellen voor de korte termijn om de bovengenoemde ambitieuze doelstelling te realiseren. Het lijken mij goede en nuttige voorstellen om in te dienen in de Tweede Kamer, maar bieden ze ook een oplossing voor dit grote en structurele probleem?

Van een visie van onze politieke partij verwacht ik heel wat meer dan vier maatregelen met een inleiding. Bij een (woon)visie hoort een uitgebreide analyse van wat het probleem nu echt is en een inventarisatie van oplossingsrichtingen, waarin zowel makkelijke oplossingen binnen het systeem worden besproken als lastige die de werking van het systeem doorbreken.  

Wonen is een recht

In april 1989 werd, net voor het tot stand komen van GroenLinks, door de volkshuisvestingsgroep van de PSP waarvan ik secretaris was, een visiebrochure met de titel Wonen is een Recht uitgebracht.

Fietsen voor huis.

Ik vind dat nog steeds een inspirerende titel. Het geeft aan dat iedereen in Nederland een goede woning behoort te krijgen, maar welke rechten heeft een woningzoekende momenteel op de woningmarkt? Op een markt ben je afhankelijk van wat je aangeboden wordt. De Nederlandse woningmarkt is natuurlijk enigszins gereguleerd, maar rechten kent zij niet toe. Hooguit is er sprake van inspanningsverplichtingen van overheid en verhuurders, en dat is te weinig voor zoiets cruciaals als wonen.

En wat zit dat recht op wonen vooral in de weg? In mijn ogen is dat het statische eigenwoningbezit. Ik herinner me dat ik op een Amsterdamse bijeenkomst ter voorbereiding op het landelijk verkiezingsprogramma van 2010 vroeg of we als GroenLinks niet eens moesten beginnen met voorstellen om hier een einde aan te maken. Kees Vendrik, die als deskundige aanwezig was om te reageren, antwoordde toen dat dat wel de richting was waar we in de toekomst naar toe zouden gaan. Ik ben daar sindsdien steeds meer van overtuigd geraakt, want het kan echt anders.

Lease een woning

Het wordt steeds gebruikelijker om allerlei goederen te leasen, bijvoorbeeld auto’s. Waarom zou dit ook niet een trend worden voor woningen? En is er dan groot verschil met huren? Als je ergens anders een baan krijgt, is het heel onhandig dat de huidige woning eerst verkocht moet worden en vaak pas daarna de nieuwe aangeschaft kan worden. Het is veel handiger dat je je oude woning met een opzegtermijn kunt inleveren en je gezien jouw situatie van tevoren weet wat de wachttijden voor een nieuwe woning zijn. Dat verloopt binnen een huursysteem veel makkelijker en rechtvaardiger dan binnen een woningmarkt.

Als oudere en aow’er kijk ik terug op een goede woongeschiedenis in Amsterdam. Dankzij advertenties heb ik lang geleden twee keer een kamer bij een hospita gevonden. Daarna heb ik mijn kamer in een studentenhuis en vervolgens mijn beide zelfstandige woningen gekregen via het toen geldende distributiesysteem, want ik stond steeds lang genoeg op de wachtlijst. De woningdistributie werd in de jaren tachtig steeds bureaucratischer en woningzoekenden moesten zelf actief aan de slag. Het distributiesysteem werd vrijwel volledig afgebroken.

Ik zit nu dertig jaar heel tevreden op mijn huidige woning en hoop daar nog vele jaren te blijven wonen – ik schrijf dit stuk dus niet uit eigen belang. Ik heb daarom geen ervaring met Woningnet en andere hedendaagse woningzoeksystemen, maar wat ik hierover verneem is vaak negatief. Volgens mij is een moderne versie van het toenmalige woningdistributiesysteem, met zijn onvermijdelijke gebreken, te prefereren boven de huidige praktijk. Wij vonden de wachttijden toen al vrij lang, maar naar wat ik hoor zijn die alleen maar toegenomen.

Bouwwoede

Als oplossing voor de wooncrisis wordt door heel veel partijen van rechts tot links geroepen dat er meer gebouwd moet worden. Dat is op zich niet verkeerd, maar wat zijn de gevolgen? Waar komen bijvoorbeeld die extra woningen? Vanuit de trein zie ik hoe de Bloemendalerpolder bij Weesp, die we in Provinciale Staten van Noord-Holland lang hebben kunnen beschermen als open ruimte, langzaam maar zeker wordt volgebouwd met grote woningen en ruime kavels, want die verkopen natuurlijk veel beter. Hoe voorkomen we dat allerlei groen eraan gaat door deze nieuwe, luxe bouwwoede?

Aangezien de economische ontwikkeling zich concentreert in de Randstad en rond een paar universiteiten, wordt de ruime omgeving hiervan steeds aantrekkelijker als woonplek en concluderen velen dat daar maar voor gebouwd moet worden.

Mijn eigen schatting is dat er, behalve de bijna 1 miljoen mensen die nu in Amsterdam wonen, er nog tussen de 500.000 en miljoen mensen zijn die daar ook graag een huis zouden willen als dat voor hen beschikbaar en betaalbaar is. Moeten we voor al die mensen in Amsterdam of anders in de directe omgeving gaan bouwen? Ik vrees dat dat veel te veel ten koste zal gaan van de natuur in en om de stad en die hebben we juist zo hard nodig voor ons als mensen, voor de andere dieren en het herstel van de biodiversiteit.

Kunnen we met een ander economisch model leegstand en verspilling voorkomen, zodat er in krimpgebieden geen woningen gesloopt hoeven te worden om ze hier in de Randstad te herbouwen ten koste van de natuur? 

Om zo’n complex probleem aan te pakken moet de markt opzij geschoven worden en moeten we kiezen voor politieke en overheidssturing. Dan kunnen de goede afwegingen worden gemaakt en goed gekeken worden naar welke wensen wel en welke niet gehonoreerd worden. Het is onacceptabel dat besluiten om te gaan bouwen en te gaan wonen genomen worden omdat er geld voor beschikbaar is. De ruimte in Nederland is te kostbaar om op die manier verdeeld te worden. Wonen is een cruciale behoefte van ieder mens en het kan niet zo zijn dat bepaalde luxewensen van rijke mensen de realisering van essentiële behoeftes van anderen met veel minder geld in de weg zitten.

In het huidige woningmarktsysteem is het zo dat rijke mensen in de Randstad en andere florerende gebieden met hun geld nog wel een woning kunnen vinden. Vervolgens proberen politieke partijen te scoren door uitzonderingsposities te bedingen voor bijvoorbeeld politieagenten en verpleegsters. Maar daar kunnen we als GroenLinks onmogelijk tevreden mee zijn. Er moet een integrale afweging gemaakt worden tussen de belangen van alle verschillende woningzoekenden. Daarnaast moet er een goede planning komen voor waar mensen met speciale zorgwensen kunnen wonen. Nu kan een rijkaard uit bijvoorbeeld Zeeland na zijn pensionering een woning kopen in Amsterdam, terwijl een Amsterdamse jongere om zijn wooncarrière te beginnen moet uitwijken naar elders of heel lang moet wachten.

De onderwaardering van de huurder

Cody Hochstenbach bekritiseert in een ander stuk in het Dossier Wonen de basisvooronderstelling onder het eigen woningbezit, namelijk dat woningbezitters beter omgaan met hun woning en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving verbetert. Hochstenbach vermeldt daarbij niet wat het effect zou kunnen zijn van als sociale verhuurders voldoende budget hebben om hun woningen te onderhouden (en hun dat niet wordt bemoeilijkt door de verplichte grote afdracht aan de Rijksoverheid). Nu zijn huurders vaak gefrustreerd omdat de verhuurders niet genoeg budget hebben voor dat onderhoud. Maar als sociale verhuurders/corporaties en huurders goed samenwerken en er meer ruimte is voor zelfbeheer, verwacht ik dat zowel de kwaliteit van de woning als van de leefomgeving bij woningcomplexen van sociale verhuurders beter geregeld zullen worden dan bij menige vve.

Binnen de ideologie van het eigenwoningbezit die in de tweede helft van de vorige eeuw dominant werd, was het betere zelfbeeld van de eigenaar-bewoner een van de allerbelangrijkste argumenten. Ook autobezit droeg bij aan het zelfbeeld. Maar jongere generaties in Nederland hebben steeds minder vaak een eigen auto. Ze kiezen eerder voor bijvoorbeeld deelauto’s en ontlenen momenteel veel minder een positief imago aan autobezit. Ik vermoed dat een dergelijk effect ook voor het bezit van de eigen woning te verwachten valt.

Helaas durft Hochstenbach nog niet om te pleiten voor een einde van de koopsector. ‘Vele mensen wonen immers aangenaam in hun koophuis,’ schrijft hij. Maar ook vele huurders wonen aangenaam. De grote economische crisis van 2008, die werd veroorzaakt door woninghypotheken, heeft laten zien hoe particulier woningbezit tot grote economische instabiliteit kan leiden, met ook grote onzekerheden voor bewoners als gevolg.

Gemeenschapsbezit

Een bijkomend ernstig probleem als gevolg van het eigenwoningbezit is de grote ongelijkheid van de woonlasten tussen huurders enerzijds en eigenwoningbezitters anderzijds. In Wonen is een recht pleitten we voor een inkomsten-woonlastensysteem om te voorkomen veel huurders veel te veel en eigen woningbezitters veel te weinig betalen aan woonlasten. In een dergelijk systeem betaalt eenieder woonlasten naar gelang zijn/haar inkomen en haar/zijn genoten woonkwaliteit. Voor zo’n systeem zijn verschillende modellen, met ieder hun voor- en nadelen, maar het werkt een stuk rechtvaardiger dan de huidige praktijk.

Huisvesting is essentieel voor ieder mens. Er moeten daarom collectieve afwegingen gemaakt worden om de beperkte ruimte in Nederland goed te gebruiken en om te voorkomen dat er veel afvallers zijn in de volkshuisvesting. En zolang er mensen zijn voor wie er nog geen goede woning is, is het niet te accepteren dat er voor anderen extra grote en luxe woningen worden gebouwd, Het is veruit het beste als de woningen gemeenschapsbezit zijn, bijvoorbeeld van woningbouwverenigingen of van coöperaties. Volgens mij zou dit uiteindelijk na vele jaren ertoe moeten leiden dat er in Nederland (en wellicht ook ooit in de eu) geen particulier of eigenwoningbezit meer is.  

Binnen GroenLinks hoop ik dat er een meer fundamentele discussie op gang komt over dit onderwerp. De weerslag daarvan zien we dan hopelijk in een nieuw verkiezingsprogramma met een heldere keuze voor collectieve volkshuisvesting en een einde op termijn aan het eigenwoningbezit.