Het verkiezingsprogramma van de PVV
De titel en inhoudsopgave van het PVV-verkiezingsprogramma projecteren een nieuwe wij/zij tegenstelling: Nederland tegen Europa. We moeten onze economie, onze verzorgingsstaat, onze vrijheid, onze zorg en onze democratie verdedigen tegen de grijpgrage Brusselse bureaucraten, die over alles de baas willen spelen. We betalen miljarden voor failliete banken en failliete landen, en worden zelf nog eens extra in onze portemonnee gepakt. Daarom moet Nederland Europa uit en afscheid nemen van de euro.
Ons Nederland komt eerst, daarna een hele tijd niks, en dan pas de rest van de wereld. Ons buitenland betekent voor de PVV: alleen bilaterale overeenkomsten sluiten met andere soevereine staten, meer samenwerken met Vlaanderen, steun voor het Afrikaans, stoppen met ontwikkelingshulp, geen EU-leger, geen EU-buitenlandbeleid. Onze omgeving houdt in: weg met alle milieubeleid (dat is iets van 'milieugekkies die baden in subsidie'), bye bye windmolens, hoera voor kernenergie, 'dolblij met elke meter asfalt', 140km/u op de snelweg en het kwartje van Kok (wat en wie waren dat ook alweer?) teruggeven aan de burger.
Wilders en Bosma spreken handig van een strijd tegen het 'EU-nationalisme' om hun eigen kleingeestige Nederlandse nationalisme aan het oog te onttrekken. Zij verlangen opzichtig terug naar de tijd van 'patriot en euroscepticus' Willem Drees, toen Nederland nog van ons was en de nationale solidariteit nog vanzelfsprekend.
Helaas zijn we allang geen baas meer in eigen huis. Kijk naar de Brusselse eis om de Hedwigepolder onder water te zetten: een keiharde belediging van onze geschiedenis en volksaard. De euro is een 'waanzinproject' omdat je verschillende culturen en economieën (zoals die van eerlijke en zuinige Nederlanders en luie Griekse 'jokkebrokken') niet in één muntunie kunt persen. Het gevolg is dat we 'met een touw om onze nek vastzitten aan landen met een totaal andere cultuur'.
Ook de democratie is voor de PVV per definitie een nationale aangelegenheid: je kunt niet tegelijkertijd eurofiel en democraat zijn. Binnen het nationale kader streeft de PVV naar een populistische meerderheidsdemocratie en een forse bestuurlijke afslanking. Zo kan de 'nationale slaapkamer' (de Eerste Kamer) verdwijnen, kan het aantal Tweede Kamerleden naar 100, moeten de provincies worden uitgekleed en moet de koning uit de regering treden.
De directe democratie wordt gediend door de minister-president rechtstreeks te kiezen en het bindend referendum in te voeren. Dit laatste wordt provocerend 'ons kroonjuweel' genoemd. Inderdaad lijkt het enthousiasme van de PVV voor deze uiting van de volkswil inmiddels groter dan dat van D66, GroenLinks en andere progressieve partijen.
Eigen geld eerst
Als vanouds is het dus: wij tegen zij. Maar het is al vaker geconstateerd: de oude vijand, de totalitaire islam, wordt nu ondergeschoven bij een nieuwe: het 'totalitaire project Europa'. De 'massa-immigratie' en de islamisering vormen nog steeds een groot en groeiend gevaar, maar de schuld daarvan ligt vooral bij de Europese Unie, die ons dwingt om onze grenzen open te houden en ons daarmee de zeggenschap over ons eigen immigratiebeleid ontneemt.
Het effect van die wisseling van boeman is dat het de PVV meer dan ooit lijkt te gaan om het behoud van onze zuurverdiende centen. 'Eigen volk eerst' wordt vooral vertaald als: 'eigen geld eerst' (terug naar de gulden!). Culturele argumenten spelen nog steeds een rol, maar het platte eigenbelang van Henk en Ingrid overheerst. Zo wordt de afwijzing van de 'massa-immigratie' in eerste instantie gemotiveerd door de hoge kosten ervan, niet door de vermeende bedreiging van onze cultuur en identiteit. En duurzaam is voor de PVV slechts 'een ander woord voor duur'.
Die nieuwe wij/zij tegenstelling resulteert opmerkelijk genoeg in een zekere verzachting en banalisering van het politieke vijandbeeld. De aandacht verplaatst zich voor een deel van de Haagse elite en de linkse multikul naar het verder weg gelegen en moeilijk links te noemen Brussel. Europa is natuurlijk ook buitenland, maar het is abstracter dan de buitenlander die aanwijsbaar in ons midden leeft en kan worden gevreesd als lid van een vijfde colonne. De kritiek op luie Zuid-Europeanen heeft een racistische ondertoon, maar is per definitie minder venijnig dan de haat jegens criminele Marokkanen.
Het behoud van de Nederlandse eigenheid wordt door de PVV dus meer gezien als een strijd om de eigen portemonnee, en wat minder als een strijd om waarden of culturele idealen. Daarmee schurkt zij dichter aan tegen het neoliberale programma van de VVD, met zijn nadruk op een minimale overheid, belastingverlaging en ruim baan voor de automobilist.
Tegelijkertijd combineert de PVV dit met een SP-achtige behoudzucht wat betreft de sociale zekerheid: zij wil de AOW-leeftijd op 65 jaar houden en laat de WW, de ontslagbescherming en de hypotheekrenteaftrek intact. Ook wil zij een streng toezicht op de financiële sector, verdriedubbelt zij 'met plezier' de bankenbelasting, en mogen salarissen in de publieke sector niet boven de Balkenende-norm uitkomen.
Het resultaat is een opportunistische sociaal-nationalistische mix waarin de centen van de hardwerkende Nederlander zowel tegen 'Holle Bolle EU', tegen de eigen overheid als tegen de roofzuchtige banken worden verdedigd. Die banale, materialistische wending is verklaarbaar als reactie op de economische crisis en waarschijnlijk een handige campagnelijn. Maar zij laat ook zien dat het islamthema, het unique selling point van de PVV, grotendeels is uitgeput. De PVV is bezig te veranderen in een doorsnee niet-ideologische belangenpartij, die Vrijheid niet langer als een beschavingsmissie maar vooral als een platte centenkwestie definieert.