Verslag debat 11 mei
De hoofdlezing van de bijeenkomst stond op naam van Yolande Jansen. Zij borduurde met haar lezing voort op het artikel dat zijzelf, René Gabriels en Robin Celikates schreven voor de Helling over de Eerste Wereldoorlog. Volgens haar zullen de verkiezingen voor het Europees Parlement in mei 2014 in het teken staan van twee zaken.
Een lage opkomst en een overwinning voor de eurosceptische partijen, die stuk voor stuk meer zien in een terugkeer van de Europese Unie naar de natiestaat. Deze partijen zijn ervan overtuigd dat de crisis waar Europa momenteel in zit hiermee kan worden opgelost. Jansen vindt dit ongegrond.
Waarom? Europese liberale democratieën gaan hand in hand met het kapitalisme. Van grofweg 1950 tot 1975 leverde dit geen problemen op, omdat de overheid door middel van de verzorgingsstaat de markt tot een bepaalde hoogte in bedwang hield. Bovendien vormde de verzorgingsstaat een compromis waar iedereen tevreden mee was. Maar inmiddels is de markt veel groter en machtiger geworden dan de overheid ooit was.
Sinds de jaren tachtig zijn overheden daardoor stilaan steeds dieper in het krijt komen te staan bij financiële markten. De verstrengeling tussen de politiek en de markt blijkt veel verder dan gedacht. Bij grote economische beslissingen worden de echte beslissingen door een selecte groep machthebbers (uit zowel politiek als bedrijfsleven) genomen. De democratische besluitvorming is daardoor verworden tot een ritueel zonder enige betekenis. Dit probleem is niet eenvoudig op te lossen.
Ondertussen is er nog een tweede trend zichtbaar bij de markten. In plaats van werkelijk vrij, zijn de markten gereguleerd. Echte vrije markten bestaan inmiddels niet meer, omdat deze de opgedane macht op het spel zouden zetten. Daarom is de macht in feite in handen van de elites.
Solidariteit als geneesmiddel?
Terug naar de natiestaat. Volgens de ‘nationalisten’ geeft de terugkeer naar de natiestaat ook weer grip op de eigen economie. Jansen betoogt dat dit een illusie is. Het haalt niets uit om de politieke macht te verkleinen (uit de Europese Unie, terug naar de natiestaat) terwijl de macht van de markten alsmaar groter wordt. Deze natiestaten zouden daarnaast gebaseerd moeten worden op een culturele eenheid, het zogenaamde ‘heartland’. Paradoxaal genoeg is de opkomst van deze nationale partijen juist niet nationaal. Deze partijen zijn door heel Europa te vinden.
Ook links doet mee met de nationalistische retoriek, terwijl het antwoord juist van links zou moeten komen. Historisch gezien is bewezen dat nationalisme uiterst gevaarlijk kan zijn. Volgens Jansen vormt sociale zekerheid de oplossing: deze creëert solidariteit en juist niet andersom. De natiestaat is, zoals net aangegeven, machteloos als het over sociale zekerheid gaat.
De EU zou daarom het ideale platform zijn om sociale zekerheden door te voeren. Met de invoering van een Europese belasting en sociale regels zou de Europese solidariteit een nieuwe impuls krijgen. In de gedachten en ideeën van Nederlandse politieke partijen komt dit idee helaas nog nauwelijks voor.
Benoît Lechat had wel een aantal aanmerkingen op het betoog van Jansen (voor zijn hele lezing, zie hier). Onder andere over de term nationalisme. “Er zijn natuurlijk verschillende soorten nationalisme. Het Belgische nationalisme is niet hetzelfde als het Duitse of het Nederlandse.” In België dreigt het Vlaams nationalisme etnisch te worden. Dat nationalisme is nooit enkel de schuld van een enkele groep, in dit geval de Vlamingen. “Het zijn immers de andere die de nationalisten zijn…” Lechat heeft de meeste vrees voor het zichzelf ontkennende nationalisme.
Maar ook Lechat ziet Europa als oplossing om het terugkerende verlangen naar de natiestaat te beteugelen. Uitroeien van nationalisme is volgens hem simpelweg onmogelijk. De oplossing ligt in een federaal Europa. Zo houden nationale overheden en/of regio's toch een bepaalde macht en kunnen toch op Europees niveau sociale maatregelen worden getroffen.
Volgens Lechat kan een project dat gebaseerd is op vrede niet lang meer gepaard gaan met een markt die gebaseerd is op een concurrentie van ‘allen tegen allen’. Sociale voorzieningen op Europees niveau zijn de beste manier om solidariteit in te bouwen. De Europese verzorgingsstaat zal anders zijn dan de modellen uit de periode ’35-’75, maar dat betekent niet dat de Europese solidariteit daardoor anders zal zijn dan de nationale.
Potsierlijke realpolitik
Wat betekent nationalisme in de praktijk? Om daar een goed beeld van te kunnen krijgen nam filosofe Ivana Ivkovic het publiek mee naar voormalig Joegoslavië, aan de hand van een uitspraak van Marx: “geschiedenis herhaalt zich eerst als een tragedie, dan als een klucht.” Vandaag zien we de klucht, vindt Ivkovic. Servië wil namelijk Gabrilo Princip, de moordenaar van de Oostenrijks-Hongaarse kroonprins Franz Ferdinand eren.
Dat lijkt raar, omdat Princip namelijk de aanleiding vormde voor de Eerste Wereldoorlog. Aan de andere kant streed Princip voor één Joegoslavische staat. Om deze tegenstrijdigheid op te lossen wil Servië twee monumenten oprichten: één in Belgrado en één in Sarajevo, Bosnië.
Vanzelfsprekend staat het monument voor de ‘Joegoslaaf’ Princip in Belgrado, dat voor de moordenaar in Sarajevo. Bosnië, dat bang is de schuld van de Eerste Wereldoorlog te krijgen (de moord vond plaats in Sarajevo), is niet blij met het Servische besluit en heeft besloten om zelf een monument voor Franz Ferdinand op te richten, terwijl die als troonopvolger van het Habsburgse rijk toch het symbool was van de Habsburgse overheersing. Zo is het oprichten van een monument verworden tot een wedstrijdje ver plassen.
Dit staaltje Servisch nationalisme is potsierlijk, maar ook gevaarlijk. De Servische motivatie om Bosnië te jennen is namelijk ingegeven door realpolitik: Bosnië weigert de Servisch georiënteerde autonome regio Srpska te erkennen. Daarnaast komt Bosnië binnenkort weer in aanmerking voor nieuwe leningen. Door dit conflict probeert Servië de leningen te bemoeilijken.
Volgens Ivkovic is dit nieuwe nationalisme een post-politiek verschijnsel. De politieke orde ontbreekt, waardoor de landen die voormalig Joegoslavië vormden niets meer dan brokstukken van de communistische tijd zijn. Ook in voormalig Joegoslavië waart het spook van de natiestaat nog rond, terwijl Joegoslavië heeft aangetoond hoe onmogelijk de terugkeer van de natiestaat is.
Uit het hier opvolgende debat onder leiding van de hoofdredacteur van de Helling, Erica Meijers, met de drie sprekers plus historicus Jan Dirk Snel, bleek dat het nationalisme van nu anders is dan dat van 1914 en daarvoor. Jansen noemt het nationalisme van nu ‘tegenhoudend’, terwijl nationalisme destijds vooral ideologisch van aard was. Dit tegenhoudende nationalisme is problematisch, omdat het juist de oplossing blokkeert.
In de praktijk zouden burgers juist betrokken kunnen worden door middel van pan-Europese verkiezingen, met Europese kandidaten en Europese verkiezingsprogramma’s, waar deze nog nationaal geregeld zijn. Met deze kleine aanpassingen zou een belangrijke stap naar een federaal Europa – en dus de demping van het nationalisme – kunnen worden gezet.
Exposities
Beeldend kunstenaar Willem Speekenbrink had in de zaal een horizon van grafteksten opgehangen, vrijwel allemaal uit de Eerste Wereldoorlog. Op het Garnizoenskerkhof in Berlijn maakte hij ooit bij wijze van experiment een afdruk van een graftekst en tot zijn verbazing bleek het de tekst LEBEN.
Hierna reisde hij door Europa en verzamelde grafteksten, met name uit de Eerste Wereldoorlog. Het werden er zeventig in 17 talen. Speekenbrink: “Zo bij elkaar valt het nog meer op dat de teksten op oorlogsgraven loze teksten zijn. Hiermee proberen machthebbers de zinloze en tragische dood van de soldaten tot een heldendood te maken.”
Fotograaf Philippe Velez McIntyre vond bij zijn moeder oude ansichtkaarten, die zijn grootvader naar huis stuurde vanuit de loopgraven aan het Franse front. Hij maakte onder meer de slag aan de Somme en in Verdun mee, waar hij werd blootgesteld aan mosterdgas. Tijdens de oorlog werd hij bevorderd tot kapitein en na de oorlog ontving hij de Légion d’honneur, de hoogste Franse onderscheiding. Eén van deze foto's nam hij als uitgangspunt voor een reflectie over oorlog.
Hij vergrootte de gezichten van de soldaten op de foto, en voegde daar andere elementen aan toe. Tijdens de presentatie van zijn compositie op 11 mei, zong hij voor het publiek delen uit het Franse volkslied, de Marseillaise, om zijn afschuw van de bloederige nationalistische retoriek uit dit lied kracht bij te zetten.