Blog

Een van de universele mensenrechten is het recht op vrije tijd. Zijn de universele mensenrechten zo decadent dat er een recht op luieren is? Een recht op lanterfanten? Op kosten van de Verenigde Naties op vakantie naar Chersonissos? Is dat het echt het niveau van de Universele Mensenrechten?

Artikel 24: Een ieder heeft recht op rust en op eigen vrije tijd, met inbegrip van een redelijke beperking van de arbeidstijd, en op periodieke vakanties met behoud van loon.

Het recht op vrije tijd heeft zijn wortels in de socialistische beweging. Een van de belangrijkste strijdpunten van de socialisten was de achturige werkdag. Arbeiders moesten beschermd worden tegen werkgevers. Er was een fundamentele inbalans in macht tussen werkgevers en werknemers. Een beperkt aantal werkgevers beheersten de vraag naar arbeid. Er waren veel arme mensen op zoek naar werk. Daardoor konden werkgevers hoge eisen stellen aan werknemers: lage lonen, lange werktijden, slechte arbeidsomstandigheden.

De socialisten wilden daar een grens aan stellen door de achturige werkdag. Het principe was "acht uur werken, acht uur slapen en acht uur ontspannen". Later kwam daar de vijfdagige werkweek en vakanties met behoud van loon bij. Van het begin van de twintigste eeuw richtten de vakbeweging in onderhandelingen met werkgevers en de socialisten in het parlement zich op de achturige werkdag: door stakingen, petities en onderzoeken probeerden ze het onderwerp op de agenda te zetten. Na de Eerste Wereldoorlog werd in Nederland de achturige werkdag ingevoerd.

Dit mensenrecht was een manier om arbeiders te beschermen tegen uitbuiting door werkgevers. Het verschilt daarmee fundamenteel van andere grondrechten die burgers moeten beschermen tegen de macht van de overheid: dit recht moet burgers niet beschermen tegen een almachtige en argwanende overheid.

De overheid treedt hier op als schild van de zwakkere partij op de arbeidsmarkt. Een middel dat nodig was in de twintigste eeuw om werknemers te beschermen tegen werkgevers. Het lijkt een mensenrecht dat past in een ontwikkelingsland als Bangaladesh maar dat in het Nederland van de 21ste eeuw van 'het nieuwe werken' en zzp'ers niet meer zinnig is.

Ontspannen

Niets is minder waar: het recht op vrije tijd past als geen ander in de huidige tijd. We leven in een samenleving die werk centraal stelt. Alle politieke partijen willen dat iedereen aan het werk komt. Dat geldt voor rechts en voor links. Zelfs GroenLinks heeft in haar programma een uitermate ambitieuze agenda: iedere werkloze moet na een jaar een baan aannemen van de overheid. De werkgeversorganisaties en de vakbonden steunen het streven naar een zo groot mogelijke arbeidsparticipatie.

Je kan vanuit groen en links perspectief twijfels hebben over de noodzaak om allemaal zoveel mogelijk te werken. In een groene economie zouden we niet alleen maar moeten willen werken, maar juist ook meer ontspannen: we raken de grenzen van de aarde met onze productie (dat is onze arbeid) en met onze consumptie (wat we betalen met het loon voor dat werk).

De cyclus van een week lang keihard werken om in het weekend keihard te consumeren past niet een duurzame economie. In een echte groene economie zou meer ruimte moeten zijn voor de dingen die er echt toe doen: tijd voor je vrienden, tijd nemen voor je gezin, tijd om van de natuur te genieten. Het vastleggen van het recht op vrije tijd geeft weer dat wij als gemeenschap meer in het leven zien dan werk.

Vrijzinnig

Maar er is een belangrijkere reden om juist het recht op vrije tijd te waarderen: een recht op vrije tijd geeft mensen op een fundamentele manier de keuze om zelf hun leven in te richten. Het is geen plicht om te rusten, maar een recht waar mensen gebruik van mogen maken. Dat past goed bij het onderliggende ideaal onder de mensenrechten: het idee dat er in iedere samenleving ruimte moet zijn voor iedereen om zelf vorm te geven aan het eigen leven. Sommige mensen vinden hun ontplooiing in arbeid. Zeker voor wetenschappers en kunstenaars is werk een levensvervulling. Maar ik ken ook docenten die opbloeien als ze voor de klas staan.

Voor andere mensen is juist hun vrijetijdsbesteding een belangrijk deel van wie ze zijn. Ze werken beperkt om te voorzien in hun eigen levensonderhoud, maar als ze eenmaal een minimuminkomen hebben verdiend genieten ze van hun recht om zelf te bepalen wat ze doen en vullen ze hun tijd met hobby's, reizen, zorg voor familie of door zich als vrijwilliger in te zetten voor de maatschappij. De samenleving moet iedereen in staat stellen om zelf te bepalen hoe ze hun leven inrichten en of ze daarin de nadruk leggen op werk of op vrije tijd. Dat is in een liberaal ideaal dat door het recht op vrije tijd dichterbij wordt geholpen.

Kortom: het recht op vrije tijd heeft haar wortels in de socialistische traditie, draagt bij aan een duurzame economie en is noodzakelijk voor liberale politiek. Het recht op rust en vrije tijd is groen, sociaal en vrijzinnig.