Een reactie op het verkiezingsprogramma
Laat ik vooropstellen dat verkiezingsprogramma's een van de meest vervelende vormen van proza vormen waar een schrijver aan kan beginnen. Ik heb het zelf een keer gedaan, en me sindsdien voorgenomen me nooit meer aan deze ondankbare taak te zetten. Geef mijn portie maar aan fikkie.
Daarom past het mij ook niet helemaal om commentaar te leveren op het GroenLinks-verkiezingsprogramma dat op 6 juni het licht heeft gezien. Het ijverige gezelschap slimme GroenLinksers dat zich over deze mistroostige klus heeft gebogen verdient niks dan lof.
En ja, ze hebben een keurig programma afgeleverd. Met een meer dan robuuste groene inhoud, en toch ook oog voor de sociale werkelijkheid en sociale problemen van ons land. Natuurlijk zullen er nog voldoende GroenLinksers zijn die het wat groener willen, een streepje duurzamer of een onsje socialer. Zij zullen de komende weken hun tanden zetten in amendementen, correcties en accentverschillen. Mijn zegen hebben ze, maar in grote lijnen is dit het programma dat bij GroenLinks past. Het is GROEN, LINKS en MODERN.
Een vorm van onvrede
Maar toch bekruipt me een gevoel dat het programma ergens in gebreke blijft. Ik ben er nog niet uit of dat een gevoel is dat ik bij alle programma's heb of dat ik er juist bij GroenLinks in het bijzonder last van heb, omdat ik er in dat opzicht meer van had verwacht. Het is ook een vorm van onvrede die ik nog niet heel precies kan benoemen.
Misschien kan ik dit het beste uitleggen aan de hand van een reactie op het Lente-akkoord van een aantal bedrijven die de laatste jaren enorm succesvol zijn geweest bij de verkoop van zonnepanelen. Mede door de inbreng van GroenLinks was in het Lenteakkoord een verruiming van subsidiemogelijkheden voor individuele burgers afgesproken om daarmee het duurzaam energiegebruik te stimuleren.
Maar wie had verwacht dat deze ondernemers het akkoord met een dankbaar applaus zouden onthalen, kwam bedrogen uit. Ze zagen die subsidiemaatregelen totaal niet zitten. Daar zaten ze allerminst op te wachten. Zij waren juist succesvol omdat ze burgers bij elkaar brachten waardoor zij als collectieve kracht op de markt konden opereren en prijzen konden drukken.
Lees het verhaal van Urgenda en de wijze waarop collaborative consumerism een markt kan veranderen en mensen in beweging kan brengen. Die beweging zou je moeten stimuleren en vergroten, en dat doe je dus niet met een bureaucratisch systeem van individuele subsidie-uitkeringen.
In dit voorval is – zo denk ik – iets wezenlijks aan de hand. Hier botsen oude maakbaarheidsreflexen met nieuwe krachten die in onze samenleving aan het opkomen zijn. En ik denk dat GroenLinks bij die beweging zou moeten aansluiten en zich er politiek woordvoerder van moet maken. Die ambitie lees ik niet terug in het programma.
Do it yourselves
Mijn indruk is dat we in een samenleving leven waar steeds meer mensen ontevreden zijn dat ze out of control zijn. Dat wil zeggen dat hen de zeggenschap over essentiële zaken van het leven is ontnomen. Dat die in handen is gekomen van trage, bureaucratische instanties, die te groot, te ver weg, te anoniem, te onpersoonlijk, te procedureel, te omslachtig, te bureaucratisch en bovenal veel en veel te duur zijn. En die – de uitzonderingen bevestigen hier de regel – ook nog eens worden geleid door mensen die hun eigen portemonnee belangrijker vinden dan de publieke zaak.
Die crisis bezweer je niet met wat andere accenten of verplaatste subsidiestromen. Temeer niet omdat burgers niet langer machteloos staan tegenover de institutionele orde, maar zich op alle mogelijke manieren met elkaar kunnen verbinden om kritiek te uiten, kennis te delen, nieuwe netwerken te maken, andere organisaties op te richten en alternatieven te bedenken.
Dat is ook wat er op steeds meer plekken gebeurt. Moderne informatietechnologie bevrijdt mensen van hun afhankelijkheid van voorgefabriceerde institutionele oplossingen. Zij kunnen kiezen, reorganiseren, zelforganiseren. Do it yourselves, zo heet een binnenkort te verschijnen themanummer van de Groene Amsterdammer (of lees mijn recente bijdrage op de Trouw-opiniesite).
Natuurlijk is dat niet het einde van de instituties. Geen samenleving kan zonder, daarover geen misverstand. Maar dat er iets wezenlijkers aan de hand is staat buiten kijf. Het gaat – kortweg - om een herontwerp van professionele dienstbaarheid aan de eigen kracht van de samenleving. Dat is niets minder dan een machtsverschuiving in de richting van burgers zelf.
Dat is iets wat in alle institutionele lagen – van uitvoerend tot leidinggevend - verandering van oriëntaties en van handelingsperspectieven teweeg zal brengen. Grootschalige instituties zullen worden omgevormd tot zelfsturende eenheden, verticale kolommen worden platgestampt in horizontale netwerken, burgers worden partner, aandeelhouder, zelfbeslisser.
Oude en nieuwe walletjes
Als je goed leest zie je veel elementen van dit gedachtegoed terug in het GroenLinks-programma. Het inzicht in deze veranderingen neemt toe. Maar tegelijkertijd blijft het wat halfbakken. Er is nog steeds een schier oneindig vertrouwen in het regelende vermogen van de overheid en instituties en het wordt beleefd gemixt met een opkomend vertrouwen in burgers. Echt uitgekristalliseerd is dat nog niet.
Wat dat betreft blijft GroenLinks van oude en nieuwe walletjes eten. Dat is jammer, maar het echt fundamenteel doordenken van de nieuwe verhoudingen tussen burgers, professionals en overheden en de vraag beantwoorden wat voor nieuwe institutionele arrangementen dat vereist is ook wel wat te veel gevraagd voor een verkiezingsprogramma dat in een maand in elkaar gedraaid moest worden.
Misschien moet GroenLinks daar dan maar in de komende regering aan gaan werken.