Van anti-Europees en antimilitaristisch naar pro-Europees interventionisme
Lagendijk was internationaal secretaris en vice-partijvoorzitter van GroenLinks tussen 1989 en 1994. Ook als lid van het Europees Parlement (tussen 1998 en 2009) hield hij zich bezig met buitenlands beleid. Lagendijk's centrale stelling was dat internationale gebeurtenissen een belangrijke rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van de standpunten van GroenLinks.
‘Vraagstukken van oorlog en vrede hebben voortdurend tot discussie binnen de partij geleid. Nieuwe conflicten stelden GroenLinks voor nieuwe dilemma's. Bij het voorbereiden van deze lezing werd ik er weer op gewezen hoeveel oorlogen er in de laatste twee decennia zijn geweest’, aldus Lagendijk.
‘De Koude Oorlog was een jaar voorbij toen GroenLinks werd opgericht. Dit conflict had een dominante invloed op het denken binnen GroenLinks: de NAVO en het Warschaupact (de alliantie van communistische staten – SO) hadden allebei een defensiestrategie gebaseerd op kernwapens.’ De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie konden allebei niet direct ingrijpen in conflicten binnen de invloedssfeer van de ander, omdat dit een kernoorlog zou uitlokken: 'Toen in 1968 de Tsjechen en Slowaken in opstand kwamen, wilden we hen steunen maar dat was ondenkbaar.'
In feite was er sprake van een bevroren wereld. De voorlopers van GroenLinks verzetten zich tegen het blokdenken en het militaire karakter daarvan: ‘Het was niet onze NAVO, we wilden die kernwapens niet en we konden niet ingrijpen.’ De grote antikernwapendemonstraties in de jaren ’80 waren een duidelijke illustratie van deze afkeer.
'In 1990 ontdooide de wereld. Dat zou grote invloed hebben op het denken binnen GroenLinks.' Tijdens de Golfoorlog (1990-1991 - SO), waarin een brede internationale coalitie onder leiding van de Verenigde Staten en met mandaat van de Verenigde Naties de Iraakse bezetting van Koeweit ongedaan maakte, was daar nog weinig van te merken: 'GroenLinks was fel gekant tegen die oorlog. GroenLinks had weinig sympathie voor de Amerikaanse president George Bush en wees de oorlog af met het argument dat er enkel werd ingegrepen vanwege de oliebelangen. Ik ben was zelf voorzitter van het anti-Golfoorlogcomité.
De omslag kwam snel daarna, toen het optreden van Saddam Hoessein problemen opleverde voor de Koerden in Noord-Irak. In het voorjaar van 1992 stelde het Westen (de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk - SO) een no-fly zone in. GroenLinks steunde om humanitaire redenen die militair afgedwongen no-fly zone. De Koerdische oppositie vroeg om onze hulp.'
Een ander conflict dat leidde tot fundamentele veranderingen in de visie van GroenLinks op vrede en veiligheid, was de oorlog in Joegoslavië die in juni 1991 ontstond na de afscheiding van Slovenië en Kroatië. Eind 1991 viel Servië Kroatië binnen: ‘De stad Vukovar werd met de grond gelijk gemaakt. Europa keek er machteloos naar. Ook GroenLinks wist niet wat ze moest doen. Er werd niet ingegrepen.’
Dit alles speelde zich af in de tijd dat het eerste programma van uitgangspunten van GroenLinks werd opgesteld. 'De vredes- en veiligheidsparagraaf was redelijk onschuldig: een humanitaire vredespolitiek en pan-Europese niet-militaire veiligheidsorganisaties.' Na heftige discussies hierover op het congres van december 1991, volgde uitstel, en in oktober 1992 werd een zeer uitgebreide veiligheidsparagraaf aangenomen.
Lagendijk: ‘Het is een compromistekst, maar tegelijk een doorbraak in het denken over het gebruik van militaire middelen: GroenLinks kan instemmen met militaire operaties onder VN-vlag die ten doel hebben vrede te handhaven (peacekeeping - SO). Militaire operaties die ten doel hebben vrede op te leggen (peace enforcing - SO) zijn echter alleen aanvaardbaar op zeer zwaarwegende humanitaire gronden, met name het voorkomen van genocide.’
'Nog steeds mocht dit niet worden uitgevoerd door de NAVO, terwijl dit de enige organisatie was die dat kon doen. Dat was een echo uit het Koude Oorlogsverleden. Wat wel erg opvallend is, is de vernieuwde visie op de rol van het Nederlandse leger: een klein professioneel leger moest ter beschikking staan van een multinationale vredesmacht om op te treden ter handhaving en eventueel herstel van de internationale rechtsorde.
Het was wel een ongemakkelijk opschuiven. Er was heel wat verzet in de partij tegen het idee om soms militair in te grijpen. Deze standpunten werden aangenomen met zeer geringe meerderheden.'
De oorlog in Joegoslavië was nog lang niet voorbij. Lagendijk: ‘Tussen 1992 en 1995 woedde er in Bosnië-Herzegovina een burgeroorlog: Serviërs zuiverden gebieden van Bosnische Moslims en Kroaten, en als zij de kans kregen deden de Kroaten en Moslims dat even hard terug. Op televisie verschenen beelden die deden denken aan de concentratiekampen uit de Tweede Wereldoorlog: vermagerde mensen die tegen prikkeldraad aan stonden. Er moest wat gebeuren maar de Europese Unie was verdeeld. De oorlog ging door.
In 1995 hebben de Verenigde Staten uiteindelijk ingegrepen. Het algemene gevoel was: dit nooit meer, op de deurmat van Europa mogen mensen elkaar niet afmaken.' In de zomer van 1995 werd dit gevoel nog versterkt door de val van Srebrenica: 'een klein aantal Nederlandse troepen zouden de Bosnische Moslims in de enclave Srebrenica beschermen tegen de Bosnische Serviërs. Achtduizend mannen en jongens werden koelbloedig vermoord door de Bosnische Serviërs.'
Tegelijkertijd breekt er tot verrassing van het Westen een buitengewoon bloedige burgeroorlog uit in Rwanda: daarbij vallen achthonderdduizend slachtoffers. De VN was aanwezig maar trok zich terug: iedereen stond te kijken terwijl honderdduizenden mensen omkwamen.
Dit alles is van invloed geweest op het standpunt van GroenLinks: ‘En dan begint in 1999 hetzelfde in Kosovo als in Bosnië had plaatsgevonden: door moordpartijen werden de Kosovaren door de Serven de grens over gejaagd. De VN was verlamd en kwam niet tot een uitspraak. Het geweten van de NAVO begint op te spelen: de NAVO accepteerde niet dat er zoveel doden vielen. Ze gaat zonder VN-mandaat over tot luchtaanvallen op militaire en civiele doelen.
Dit leidde tot een buitengewoon heftig debat in GroenLinks, waarbij de ene helft zei 'dit nooit meer' en de andere helft 'er is geen VN-mandaat, ik ben geen fan van de NAVO, en het maakt zoveel meer kapot.' Na veel interne debatten koos GroenLinks ervoor om het ingrijpen te steunen. Het is interessant om te zien dat een vergelijkbare discussie zich bij de Duitse Grünen afspeelde, alleen nog heftiger: Joschka Fischer (leider van de Duitse Grünen - SO) nam als minister de verantwoordelijkheid en hij werd op een partijcongres door een partijgenoot met verf bekogeld.'
Eenzelfde opstelling van GroenLinks zien we na de Amerikaanse inval in Afghanistan, als reactie op de aanslagen op de Twin Towers van 11 september 2001. Lagendijk: ‘De Taliban vormde een terreurbewind en Afghanistan was een vrijplaats voor Al-Qaida.' De Verenigde Staten steunden met luchtaanvallen de Noordelijke Alliantie, de gewapende tegenstanders van de Taliban. 'GroenLinks steunde de Amerikaanse aanval aanvankelijk, maar al gauw ontstond er een debat in de partij.
De eerste burgerslachtoffers vielen en een deel van de coalitie was niet echt zachtzinnig. GroenLinks weet het dan even niet meer, wordt verscheurd tussen de aanvankelijke steun voor de interventie om de Taliban weg te krijgen en de collateral damage, de burgerslachtoffers. En op dezelfde dag dat Kaboel werd bevrijd, trok GroenLinks haar steun in. Dat was niet het meest handige moment.’
In 2008 heeft het congres een nieuw beginselprogramma aangenomen. Lagendijk: ‘Voor militaire interventies staan hierin dezelfde voorwaarden als in het eerste programma van uitgangspunten: als er genocide plaatsvindt en alle niet-militaire middelen zijn uitgeput. Het geeft aan dat GroenLinks heeft leren accepteren dat militaire interventie soms nodig is. In feite vind je in het denken van GroenLinks de filosofie van de Verenigde Naties: de zogenoemde responsibility to protect.
Er zijn situaties denkbaar waarin de overheid de veiligheid van haar eigen burgers niet meer beschermd. De Verenigde Naties hebben dan de verantwoordelijkheid om burgers te beschermen. Je mag niet aan de kant blijven staan als er verschrikkelijke dingen gebeuren. Ik zie dit als een positieve ontwikkeling.’
In de laatste twintig jaar is GroenLinks ook veel positiever geworden over de Europese Unie, die steeds meer werd gezien als middel om de eigen doelen te realiseren. Lagendijk: ‘De CPN, PSP en PPR waren nog buitengewoon kritisch over de Europese Gemeenschap. Het was in hun ogen een economisch samenwerkingsverband dat niet groen en niet democratisch was' Ze zagen het als een instrument van het kapitalisme en de multinationals. 'Bij de eerste directe verkiezingen van het Europees Parlement in 1979 overwoog de PSP zelfs een boycot: ze vonden het een fake-parlement.'
In 1984 bundelden de drie partijen hun krachten om de kiesdrempel voor het Europees Parlement te halen. Het Groen Progressief Akkoord (de gezamenlijke lijst waarmee PPR, PSP en CPN aan de verkiezingen deelnamen - SO) behaalde twee zetels. De groep nam deel aan de Regenboogfractie, met daarin allerlei radicale vogels zoals de Duitse en Franse Groenen en een aantal regionale partijen.'
'Tegen heug en meug accepteerden we Europa. Het moest groener en socialer. In 1992 is er het Verdrag van Maastricht: het breidt de bevoegdheden van het Europees Parlement uit en geeft de Unie meer bevoegdheden op milieu. GroenLinks stemt tegen: we vergeleken het verdrag met ons ideaalbeeld. In 1997 stemt GroenLinks om dezelfde redenen tegen het verdrag van Amsterdam: het maakt Europa democratischer en groener, maar het staat ver af van ons ideaal. En dan komt in 2001 het Verdrag van Nice.
Van de drie verdragen het slechtste verdrag, maar het is nodig om de tien Centraal-Europese landen toe te laten treden tot de Europese Unie. GroenLinks stemt vóór'. Geleidelijk is GroenLinks positiever over de Unie gaan denken, omdat deze steeds meer ging doen op milieugebied en ook de macht van het Europees Parlement werd uitgebreid. Lagendijk: ‘In Europa kun je een veel groener beleid krijgen dan op het nationale niveau.’
Die ontwikkeling leidde er toe dat GroenLinks in 2005 één van de voorstanders van de Europese Grondwet was. 'De referendumcampagne over de Europese Grondwet was voor mij de meest frustrerende ervaring met Europa. In één van debatten stond aan de ene kant Plasterk, als uitgesproken tegenstander samen met Harry van Bommel, dé gangmaker van nee-kamp, en ik aan de andere kant met Henk Kamp. Ik vond het buitengewoon ongemakkelijk. De Grondwet werd weg gestemd, terwijl de argumenten tegen buitengewoon zwak waren.’
Het pro-Europese standpunt van GroenLinks wordt verwoord in het nieuwe programma van uitgangspunten. Lagendijk: ‘Het programma uit 2008 is een stuk positiever over Europese Unie. Europa is een noodzakelijke bestuurslaag: klimaat, milieu en handel moet je op Europees niveau regelen. GroenLinks ziet ook op het gebied van vrede en veiligheid een rol voor de Europese Unie.
Dat heeft er mee te maken dat de Unie zelf veranderd is, van een economisch verband zonder controle, naar een verband waarin mensenrechten en milieu een belangrijke rol spelen. Daarnaast zien we steun voor Europa als een tegengif tegen het nationalistische geluid van ‘terug achter de dijken' dat na Fortuyn en Wilders dominant is geworden.'