Conferentie

Met een onvoorwaardelijk basisinkomen krijgt elke burger in alle omstandigheden een maandelijks inkomen, voldoende om (sober) van rond te komen. De voorstanders beschouwen het daarmee als de ultieme socialezekerheidsregeling, maar velen vinden het basisinkomen ronduit utopisch - in de afwijzende zin van het woord. De nodige wenkbrauwen gingen dan ook omhoog, zelfs ter linkerzijde, wanneer ik vertelde dat ik de genoemde conferentie zou bezoeken. Maar belangrijker dan mijn latente enthousiasme voor het basisinkomen, was de reden voor mijn bezoek dat ik wel eens wilde zien hoe geloofwaardig de beweging zelf overkomt.

De in Brussel gehouden conferentie is een voortvloeisel van het Europees Burgerinitiatief dat vorig jaar ver uit de buurt van de vereiste miljoen handtekeningen bleef, maar de moed niet heeft doen verwelken. De conferentie was goed georganiseerd en goed bezocht (hier een kleine foto-impressie). Inhoudelijk liet het te wensen over. Hoewel de zaal grotendeels met goed geïnformeerde voorstanders gevuld was, miste de discussie diepte en breedte. Naast het perspectief van armoedebestrijding, en stellingnames van de strekking “het is gewoon goed voor de mensheid”, hadden we het weinig over de legio andere legitieme aanvliegroutes naar het onvoorwaardelijk basisloon, zoals arbeidstijdverkorting, de doe-democratie en het basisinkomen als onderdeel van een groen (her)verdelingsmechanisme.

Een hechter Europa met het basisinkomen

De interessantste en overtuigendste bijdragen gingen in op het specifiek Europese aspect van het basisinkomen zoals bepleit door de organisatie van de conferentie (UBIE). Amana Ferro van het European Anti Poverty Network (EAPN) benoemde het toenemend nationalisme en xenofobie in de Unie. Ze hekelde het feit dat Europa gelijk is komen te staan met austerity, de harde, sobere bezuinigingspolitiek die nu al jaren huishoudt en Europeanen alleen maar verder uit elkaar speelt. Eenderde van de Europeanen is intussen te classificeren als ‘arm’ volgens EAPN, en dat doet de Europese ziel weinig goeds. “De EU is niet immuun voor gewelddadige krachten. Sociale spanningen groeien. De democratie verkruimelt.”

Europese armoede is bovendien geen verhaal van Noord versus Zuid, stelde Ronald Blaschke. Hij voert het Duitse Gründeinkommen-netwerk aan en vertelde dat er in zijn land veel verborgen armoede is. Hoewel de sociale zekerheid in Duitsland best goed gespekt is, is deze bureaucratisch en repressief van aard, waardoor naar schatting vijftig procent van de weinigbedeelden uit schaamte of lusteloosheid de regelingen niet bereikt.

De prominent basisinkomenvoorvechter en hoogleraar economie Philippe van Parijs vergeleek de grondslagen van economische solidariteit van de Verenigde Staten en de Europese Unie (bekijk het terug). Ook de VS hebben een politieke en muntunie, maar die weet zich geschraagd door een grotere culturele, linguïstische en sociaal-economische gelijkheid. Dat zorgt voor een zes keer grotere arbeidsmigratie tussen staten en zelfs een 20-40x hoger financieel transactievolume. Die ‘lijm’ tussen staten heeft de EU niet. Aangezien de taalbarrière zal blijven, betoogde Van Parijs dat de EU het dan van geldmigratie zou moeten hebben. Het Europees basisinkomen zou inderdaad een heel grote toename van geldstromen tussen lidstaten tot gevolg hebben tussen lidstaten. Het basisinkomen, internationale solidariteit en stabiliteit van de (munt)unie gaan volgens Van Parijs hand in hand.

Waarom een basisinkomen?

Deze argumenten laten onverlet dat een onvoorwaardelijk basisinkomen een draconische ingreep in de economie en het alledaags mensenleven is. Armoedebestrijding en het aanjagen van de nu gebrekkige solidariteit (overigens lijkt mij ook grote solidariteit nodig voordat het basisinkomen EU-breed kans maakt) overtuigen dan nog niet als legitimering. Maar er zijn meer argumenten voor het basisinkomen. Het basisinkomen is op deze website al vrij veelvuldig besproken; deze zoekopdracht tovert ze tevoorschijn en vele zijn zeer lezenswaardig. Dit stuk van Dick Pels en Femke Roosma vertolkt de Helling-discussie mijns inziens het beste.

Samenvattend zijn er een paar voorname (groepen) argumenten te onderscheiden. Sommigen zijn voorstander uit ideologie. Die ideologie is dan een combinatie van een soort humanistische filosofie met marktkritiek. Het is een mensenrecht om een menswaardig bestaan te kunnen hebben en daarvoor is een navrant inkomen nodig. Het kapitalisme heeft echter een arbeidsmarkt gecreëerd van uitsluiting, uitbuiting en ongelijkheid. Betaald werk heeft volgens velen ook een te hoge en te exclusieve status. Vrijwilligerswerk, burenzorg, mantelzorg, huishoudelijk werk en het ouderschap: ze zijn net zoveel waard als werk op de arbeidsmarkt en verdienen het om gefaciliteerd te worden. Het basisloon regelt dat. De algemene tegenwerping tegen dit denken is dat de ontkoppeling van beloning en prestatie (ideologisch) onterecht zou zijn, lui zou maken et cetera.

Het basisinkomen kent ook een heel pragmatische motivatie. Onze sociale zekerheid bestaat nu uit een kluwen van regelingen in een bureaucratische machine met een enorme overhead. Als iedereen simpelweg een maandelijkse uitkering op – zeg bijstands- of aow-niveau – zou krijgen, zijn we van het gedonder af. Ook kan het gunstig uitpakken voor onze onderlinge solidariteit en de aanvaarding van belastingheffingen: iedereen ontvangt namelijk precies evenveel geld van de overheid – dus niet alleen het ‘werkschuw tuig’ dat geen ‘eigen verantwoordelijkheid’ wil nemen. En de reeds genoemde emanciperende werking is ook van praktisch nut. Niemand hoeft meer lousy baantjes met lousy lonen te accepteren; de positie van werkenden en werkzoekenden tegenover werkgevers verbetert drastisch. Bovendien is armoede een verlammend fenomeen, wat door de bevoorrechte aanhangers van ‘eigen verantwoordelijkheid’ niet wordt onderkend. Slechts met voldoende geld op je bankrekening ben je ‘ontzorgd’ en heb je daadwerkelijk de vrijheid om je ‘verantwoordelijkheid’ te nemen.

Hoe vind je uit of het werkt?

Veel van de discussie over het basisinkomen gaat, terecht, over de vraag of het wel mogelijk – betaalbaar – is en of het wel het gewenste maatschappelijke effect zou sorteren. Men is vooral bezorgd dat het systeem simpelweg niet uitkomt. Er kan hier vervolgens een hele boom over worden opgezet, maar laat ik kort gaan: dit is op voorhand onmogelijk na te gaan. De rekenmeesters van het CPB konden in het verleden minder verstrekkende voorstellen van GroenLinks al niet aan, laat staan dat berekeningen op bierviltjes, die in de basisloondiscussie hoogtij vieren, de complexiteit van een dergelijke omslag ooit kunnen vatten.

De enige begaanbare weg is dus die van het experiment. En mijn stelling is dat zowel de basisinkomenbeweging als de sceptische links-progressieven hier een taak in hebben. Wij moeten ons buigen over de vragen: Hoe kan zoiets als het onvoorwaardelijk basisloon worden getest? Op welke schaal kan en moet dat? Uit welke deelstappen bestaat dat proces en welke maatregelen moeten worden genomen om het gezellig te houden tussen de deelnemers en degenen die net over de grens wonen en ook met armoede en werkloosheid te kampen hebben? Biedt het basisinkomen daadwerkelijk voldoende zekerheid voor de kwetsbaren? En zijn er minder verstrekkende alternatieven met gelijksoortig effect? 

Of de UBIE en de nationale basisinkomenbewegingen geschikt zijn om dit project aan te gaan, betwijfel ik. De meerderheid van de aanwezigen liet blijken nogal onwrikbaar voor een onconditioneelbasisinkomen te zijn dat hoog genoeg moet zijn om van rond te komen. Ik neem graag aan dat het anderszins een gemankeerd systeem is, maar 90% van ons heeft nog nooit van het basisloon gehoord, en zij die ervan horen, vinden het vaak ridicuul. Concessies en trial-and-errorzijn dus onvermijdelijk.

Zit er muziek in voor GroenLinks?

Of er voor GroenLinks een rol is weggelegd bij het basisinkomen en vice versa, hangt mede af van de relevantie van het basisinkomen voor de (alledaagse) links-progressieve politiek. Hoewel de sympathie vooral van links komt, nemen anderen ter linkerzijde aanstoot aan de aandacht voor het basisinkomen. Het is al moeilijk genoeg om de sociale zekerheid niet verder uitgehold te krijgen, betogen zij. Het vechten voor een goed minimuminkomen en al die andere politieke strijdtonelen hebben inderdaad hogere urgentie, maar ruimte voor ‘vrijdenken’ en voor het experiment moet er mijns inziens altijd zijn, juist ook in politieke bewegingen. Andersom is het ook een taak voor de voorvechters van het basisinkomen om vrijuit te blijven nadenken en alternatieven in ogenschouw te nemen. Hoe ultiem het onvoorwaardelijk basisinkomen ook moge lijken, het idee is nog lang niet af. Het huidige idee zou nog altijd worden ingebed in de context van een problematisch economisch systeem dat buiten de voegen van de aarde gegroeid is. Die context vereist een bredere, nieuwsgierige beweging waar het dogma en het stokpaardje zo veel mogelijk buiten de deur worden gehouden.