De meeste mensen zullen het wel eens hebben gehoord: jonge mensen die rechts zijn hebben geen hart, oude mensen die links zijn hebben geen verstand. De uitspraak wordt vaak als waarheid in stelling gebracht, maar het is natuurlijk het ultieme excuus van de zelfvoldane babyboomer die vanuit zijn sloepje in de gracht van zijn rosé nipt en terugdenkt aan de Maagdenhuisbezetting en die idealen die hij toen had. Je kunt er het beste je schouders over ophalen. Bij GroenLinks zijn echter krachten aan het werk die in bovenstaand cliché een waarheid zien: de inmiddels 25-jarige partij zet steeds fanatieker koers naar het politieke midden. Maar zo verstandig lijkt dat me niet.

Voor alle duidelijkheid: dit is niet nog een analyse van het leenstelsel waar GroenLinks voor tekent. Daar hebben we er al een hoop van gezien: juichende bestuurders in het hoger onderwijs die extra middelen krijgen zonder randvoorwaarden, bewindslieden die de stelselwijziging de belangrijkste in dertig jaar noemen en vergeefs hengelen naar een plek in de geschiedenisboeken, politici die zichzelf de drogreden toeschreeuwen dat lenen eerlijker is om dat ‘ja maar’-gevoel te onderdrukken, jongerenorganisaties en clubs die het systeem meer op waarde schatten en constateren dat niet talent maar geld als vanouds de belangrijkste voorwaarde is om te kunnen studeren. Het mag uit het voorgaande duidelijk zijn welke groep in mijn ogen gelijk heeft.

Dit stuk stelt de vraag wat GroenLinks bezielt om zonder hoger doel of wisselgeld te tekenen voor een akkoord dat het hoger onderwijs minder toegankelijk maakt. Want daar ben ik na krap een week vol persberichten en ledenbrieven niet achter.

Strategisch vernuft?

Natuurlijk heeft de partijtop gelijk als ze wijzen op het feit dat het leenstelsel in het verkiezingsprogramma staat. Maar hier past enige nuance: we hebben het hier over een intern zwaar omstreden standpunt dat op het partijcongres bijna sneuvelde en alleen door zware druk van de GroenLinks-top overeind bleef. Dankzij een minieme meerderheid. Het is bovendien een partijprogramma dat ten grondslag ligt aan een historische verkiezingsnederlaag.

Nu zal dat ook liggen aan de chaos die ontstond rond de strijd om het lijsttrekkerschap of de keuze voor een campagne om gratis kraanwater terwijl het land kraakte onder crises en xenofobie. Maar toch: zwaaien met een programma dat weinig draagvlak heeft als legitimatie om een punt te scoren op de meest omstreden passage in dat programma… het getuigt niet van strategisch vernuft.

Let wel: strategisch vernuft is niet hetzelfde als alles doen om je achterban maximaal te vleien. Het cliëntelisme dat je bij het CDA treft als het om boeren gaat, is daar al jaren aanleiding om niet kritisch naar de agrarische sector te durven kijken. Zoiets maakt een partij voorspelbaar voor mogelijke coalitiepartners en politieke tegenstanders en levert uiteindelijk hopeloos achterhaalde stellingen op. Dat GroenLinks minder van die school is en sneller offers vraagt van de eigen achterban, is bewonderenswaardig.

Maar wel tot op zekere hoogte: een partij moet mans genoeg zijn om harde beslissingen te durven nemen om dichter bij zijn idealen te komen. Ook als dat consequenties heeft voor de mensen die de partij een mandaat hebben gegeven. Politici moeten echter nooit vergeten wie zijn vrienden zijn: als de idealen van zijn partij niet zijn terug te vinden in het gesloten compromis, is het kompas waarop de onderhandelaars varen niet in orde. En daar lijkt me in dit geval sprake van.

De ideale samenleving

Wat het leenstelsel met de ideale samenleving van GroenLinks te maken heeft, is namelijk een raadsel. Hele generaties starters met enorme schulden opzadelen? Jongeren die niet gaan studeren omdat ze aanhikken tegen een enorme schuld? Terwijl het nog maar de vraag is of die hbo- of wo-opleiding genoeg geld oplevert dat je kunt aflossen zonder dat je financiële situatie al te veel onder druk komt te staan.

Daarmee zijn lang niet alle vragen gesteld. Zijn de GroenLinks-architecten van dit plan even vergeten dat de meeste starters van straks eerst jaren op een tijdelijk contract zitten? Begrijpt GroenLinks niet dat met het afschaffen van de basisbeurs een barrière is geslecht die voorkwam dat een partij als de VVD nog veel meer kunstjes kon uithalen met geld dat ooit bedoeld was voor onderwijs? Heeft GroenLinks het principe van de ‘overheid op afstand’ omarmd en gaat de partij er van uit dat de bestuurders in het hoger onderwijs – die het vrijkomende geld mogen verdelen – zullen doen wat het beste is voor hun studenten?

En misschien wel de belangrijkste: waarom laat GroenLinks de portefeuille ‘onderwijs’ in de meeste debatten links liggen en waagt de partij zich vervolgens aan zo’n verstrekkende afspraak als het leenstelsel? Natuurlijk heeft GroenLinks een kleine fractie en moeten er keuzes worden gemaakt, maar het blijft verbazingwekkend dat een partij die gebouwd is op verheffingsidealen en toch voor minimaal een zetel leunt op studenten en onderwijspersoneel zich zelden in de Kamer laat zien bij commissievergaderingen die over onderwijs gaan. Om vervolgens wel in een achterkamer te gaan zitten en een leenstelsel af te spreken waarop een zeer aanzienlijk deel van de eigen achterban niet zit te wachten. Om er een wijsheid uit grootmoeders tijd bij te halen: wie het kleine niet eert, doet het grote verkeerd.

De slag op links

Intussen vraag ik me af hoe de top van GroenLinks denkt over de positionering van de partij: op links is het weliswaar knokken om de zetels, maar kiezen voor een plek sociaal-economisch ergens in het midden tussen de PvdA en D66 in lijkt me een kansloze missie. Met dit soort afspraken gaat de partij wel die kaalgeslagen vlakte op. Ik ergerde me enige weken geleden dat GroenLinks voor Europa weer een lijstverbinding aanging met de PvdA.

Het deed me zelfs even twijfelen of ik wel op de partij moest stemmen. In het licht van de afgelopen week lijkt de lijstverbinding met de sociaaldemocraten logischer dan het bijzonder fijne EU-verkiezingsprogramma van GroenLinks (dat voor mij overigens toch doorslaggevend was).

GroenLinks moet bovendien beducht zijn voor nieuwe wegvallende zekerheden. Ik ben nog altijd van mening dat de Partij voor de Dieren – leuke club trouwens – nooit vaste grond onder de voeten had gekregen als GroenLinks met wat meer elan over bio-industrie, dierenwelzijn en natuurbescherming had gesproken. Dat zijn twee zetels in de Tweede Kamer waar de partij voorlopig naar kan fluiten.

Wanneer die geschiedenis zich herhaalt op een ander dossier wordt het allemaal wel erg marginaal. Ik hoop maar dat de club snel last krijgt van voortschrijdend inzicht. Dat moet in de Tweede Kamer gebeuren: linkse colleges in studentensteden en mooie verkiezingsprogramma’s voor Europa doen niets voor het landelijke beeld. Dat is misschien onterecht, maar wel een waarheid waar de partij het mee zal moeten doen.