Green New Deal

In zes lezingen gaat Bureau de Helling, samen met de Europawerkgroep en de Green European Foundation (GEF), 'dieper Europa' in. Tijdens de derde bijeenkomst werkte Philippe Lamberts de Green New Deal uit: het groene én sociale antwoord van de groenen op de economische crisis. Lamberts, de leider van de Ecolo-delegatie in het Europees Parlement maakte naam omdat hij strenge bankenwetgeving realiseerde.

Het streven van de orthodoxen

Eerst kijken we naar het antwoord van de orthodoxie. Dat zijn de mainstream-partijen: de Christen-democraten, de liberalen, maar ook diegenen die zich 'socialist' noemen, zoals François Hollande. Hun huizen zijn gebouwd op het drijfzand van de orthodoxe economische wetenschap. Ze zijn allemaal opgeleid met dezelfde theorieën, en niet staat om hun modellen aan te passen aan een wereld met grenzen.

De orthodoxen streven naar economische groei. Ze zien twee belangrijke barrières voor groei: de staatsschuld en het gebrek aan competitiviteit. De staatsschuld zouden we moeten verlagen, want het gewicht hiervan houdt de uitgaven van bedrijven en gezinnen tegen. Werkelijk? Ik heb dat nog nooit uit de mond van een ondernemer horen komen. Het tweede obstakel is het gebrek aan competitiviteit. We zijn niet competitief genoeg. We moeten meer verkopen, want dat betekent meer groei.

Om die groei terug te krijgen gebruiken ze een bijzonder instrument: de botte bijl. Onder het mom van ‘duurzame, inclusieve en slimme groei’ trekt de trojka een spoor van vernieling door Zuid-Europa. Ze leggen draconische beperkingen op aan de overheidsuitgaven om de als draconisch beschouwde staatsschuld in te perken.

Om competitiviteit terug te winnen willen ze de loonkosten verminderen. Dat betekent lagere lonen en lagere sociale beschermingen. Dit zijn politieke keuzes die in sociaal opzicht niet neutraal zijn: als u beslist om de begroting op orde te maken door te bezuinigen, dan heeft dat meer impact op mensen in een lagere inkomensschaal dan mensen in een hogere inkomensschaal. Die laatste groep kan het gebrek aan publieke dienstverlening compenseren door meer te betalen, bijvoorbeeld bij privé-scholen of klinieken. Ook het beperken van de loonkosten raakt met name mensen die van loon leven en niet uit anderen soorten inkomsten.

De uitdagingen van de 21ste eeuw

Wat zijn de echte uitdagingen van 21ste eeuw? Lamberts ziet twee tijdbommen die het voortbestaan van onze mensheid ondermijnen: sociale ongelijkheid en het milieu.

Tussen de tweede wereldoorlog en de economische crisis nam economische ongelijkheid in de meeste westerse landen toe: de rijken werden rijker en de armen – relatief – armer. De crisis heeft dit nog eens verergerd. Eind 2012 leefde liefst één op de vier Europeanen beneden de armoededrempel. Ook Duitsland, het welvarendste land in de EU, kent ondanks de vrij lage werkloosheidscijfers een zeer hoog aantal armen.

Dit toont dat onze maatschappij ongezond is. En ook vermogens zijn ongelijk verdeeld. Eén procent van de Europese bevolking bezit 25% van het gezamenlijk vermogen - 60.000 miljard. Voor de 50% armsten is nog maar 5% van het vermogen over. En die ongelijkheid groeit ieder jaar.

Hoe lang duurt het nog voordat er geweld uitbreekt? Gelijkheid is niet alleen doel op zichzelf. Wilkinson en Pickett hebben in het boek The Spirit Level laten zien dat allerlei indicatoren van welzijn en veiligheid samenhangen met economische gelijkheid. Inkomensgelijkheid leidt tot een hogere levensverwachting, zelfs onder de rijken in die meer egalitaire samenlevingen. Het is een maatschappij met minder spanning.

Dan de milieuproblematiek. Het klimaatprobleem is niet de enige ecologische begrenzing van onze planeet. Er is ook de steeds nijpender schaarste van grondstoffen. Veel mensen noemen recycling als oplossing, maar dat heeft ook zo zijn grenzen. Neem titanium. Titanium wordt overal gebruikt als wit pigment in verf. Hoe kan je dat recyclen? Van de muur afkrabben?

Het is niet terug te winnen. In deze eeuw lopen we niet alleen tegen olieschaarste aan, of van titanium, maar ook van kool, gas, ijzer, aluminium en koper. De orthodoxen zeggen dan: we gaan nieuwe grondstoffen ontdekken. Maar ze houden er geen rekening mee dat onze wereld beperkt is.

Per hoofd van de bevolking is er ook minder landbouwgrond beschikbaar. We zitten nu op de helft van wat er vijftig jaar geleden beschikbaar was. De bevolking is gegroeid en de woestijnen zijn uitgebreid. De orthodoxen antwoorden dat we met moderne landbouwtechnieken de rendementen zullen verhogen. Maar de industriële landbouw put de kwaliteit van de grond uit.

Dit zijn de twee grote uitdagingen. De versnelde uitputting van onze planeet en van de mensheid is te wijten aan een ideologie die zegt dat kortetermijnwinsten de enige belangrijke indicator zijn voor een maatschappij. Alles moet gedaan worden door de markt. Alles wordt tot handelswaar gemaakt en overal wordt op gespeculeerd. Zelfs de lengte van de levens van mensen; daar speculeren levensverzekeraars op. Bovendien worden we gechanteerd door de financiële giganten: ze dreigen met maatschappelijke ontwrichting als de overheid niet met belastinggeld de oude financiële structuren overeind blijven houden.

Groei, het enige antwoord van de orthodoxen, lost deze problemen niet op. Sterker nog, er is een relatie tussen de groei van een economie en de uitstoot van kooldioxide. Sommigen beweren dat economische groei en CO2-uitstoot kunnen worden ontkoppeld, maar de correlatie kan slechts worden verzwakt, en niet gebroken. Economische groei heeft, in de westerse samenleving, de afgelopen decennia niet tot lagere milieudruk geleid en niets gedaan tegen ongelijkheid.

Schuld en competitiviteit als groene begrippen

De twee belangrijkste begrippen van de orthodoxen zijn schuld en competitiviteit. Deze begrippen gaan we uitpellen. De Groenen moeten de discussie over competitiviteit niet uit de weg gaan. Competitiviteit is de verhouding tussen de waarde die je creëert en de kosten die daartegenover staan. Dat zijn niet alleen maar arbeidskosten, maar ook de kosten van energie, grondstoffen en financieel kapitaal. De orthodoxe economen kijken bij het verbeteren van de competitiviteit alleen naar de kosten van arbeid. Maar als we efficiënter met grondstoffen omgaan en meer met schone energie werken, kunnen we kosten ook naar beneden brengen. En dan is er financieel kapitaal.

De grootste reden voor het succes van China zijn de lagen kosten van kapitaal aldaar. Als de Partij beslist om kampioen te worden in een bepaald domein, dan wordt kapitaal gratis ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld voor bedrijven die werken in zon- en windenergie. Niemand stelt vragen over de prijs van kapitaal. Onze financiële markten eisen 15% rendement. Als arbeiders een loonsverhoging eisen, dan is het al snel onhaalbaar, maar hoge rendementen zijn ook onmogelijk in een competitieve markteconomie.

De keuze om de lonen aan te pakken is dan snel gemaakt: lonen met 10% verminderen heeft meteen resultaat. De andere drie vereisen investeringen en de resultaten komen niet onmiddellijk. We leven in een kortetermijnmaatschappij.

Dan de factor ‘schuld’. De consensus, zeker in Nederland en Duitsland, is dat schuld slecht is. Het is ook niet eerlijk dat we de lasten voor de toekomstige generatie zwaarder maken: dat is intergenerationele onrechtvaardigheid. Lamberts vindt het prima om over schuld te praten, ‘maar laten we dan praten over het hele concept’.

Schuld heeft verschillende componenten: ten eerste is er de staatsschuld, waar iedereen zich blind op staart. Naast de staatsschuld zijn er private schulden; deze zouden niet gevaarlijk zijn. Dat is echter zuiver ideologisch: marktpartijen zouden volgens de orthodoxen weten wat ze doen met hun centen, maar politici zouden onverantwoord zijn. Klopt dit?

In Spanje zagen we vóór de economische crisis een enorme toename van de schulden van bedrijven, gezinnen en financiële ondernemingen. De staatsschuld nam intussen af. Waarom is private schuld niet gevaarlijk, maar een toenemende staatsschuld wel? Waarom stellen we harden eisen aan regeringen, maar stellen we zachte eisen aan private schuld?

Als schuld gevaarlijk is, dan moeten we ook strenge regels stellen voor bedrijven, gezinnen en banken. Financiële schuld kan gevaarlijk worden, maar als je er toegevoegde waarde mee kan creëren, kan het ook goed zijn. Als je het alleen maar gebruikt voor consumptie of speculatie, dan is het niet goed.

Maar zijn nog anderen soorten schuld: sociale schuld en milieuschuld. Ongelijkheid kan een zware last zijn voor toekomstige generaties. Als het gemiddelde niveau van opleidingen is gezakt, dan betekent dat in de termen van de orthodoxen, dat de productieve potentieel van de maatschappij gedaald is. Een sociale schuld kan je geleidelijk kleiner maken, maar dat vereist een enorme inzet.

Milieuschuld gaat over het uitputten van niet-hernieuwbare grondstoffen en over het klimaat. Een milieuschuld kan je nauwelijks ongedaan maken, zeker niet op korte termijn. Dat gaat om een geologische tijdschaal. Een financiële schuld kan je gemakkelijk terugbetalen of herstructureren. Door de obsessie met de overheidsschulden kunnen we de private schuld, de sociale schuld en de ecologische schuld niet verminderen.

De Green New Deal

Dit is de uitdaging voor de politiek: hoe stellen we iedereen in staat om een levenswaardig leven te leven binnen de fysieke grenzen van onze planeet. Aan de ene kant gaat het om in staat stellen, want mensen verschillen van inzicht over wat een goed leven is. Aan de andere kant focussen we niet alleen op inkomen, want er is meer wat het leven zinvol maakt. Maar het moet binnen de grenzen van onze planeet - anders gaat onze planeet zonder ons verder. En dat is onze ambitie niet.

Het kernwoord van de Groenen is: investeren. Het gaat om financiële investeringen, maar ook investeringen in mensen, energie en grondstoffen; investeringen voor de lange termijn. We moeten investeren in een groene infrastructuur, in energie, gebouwen, mobiliteit, productie. Maar technologische innovatie is niet genoeg, het moet samengaan met gedragsverandering. Om voedselverspilling te beperken hebben we sociale innovatie nodig om de afstand tussen producent en consument kleiner te maken. Herstel van de natuur is een ander domein waarin we moeten investeren. Er zijn onderdelen van ons milieu die hersteld kunnen en moeten worden, zoals landbouwgrond.

We moeten ook investeren in sociale cohesie. Volgens mainstreampolitici is cohesie een cadeau dat je krijgt als je economische groeit. De Groenen zeggen: groei is een voorwaarde. Sociale bescherming moet worden beschouwd als een investering: een economie kan geen waarde produceren als mensen niet goed opgeleid zijn en in slechte gezondheid verkeren. Ten slotte is er opleiding en training, gedurende het hele leven. In deze vijf domeinen moeten we meer investeren. Dat is de meest geloofwaardige bron van duurzame banen.

Hoe maak je dit mogelijk?

De overheid heeft twee middelen: regels en centen. Voorbeelden van regels zijn CO2-doelstellingen, maar ook regels voor de financiële sector. Regels moeten simpel zijn, ingewikkelde regels kan je zo omzeilen. Wat regeringen kopen aan goederen en diensten omvat 20% van het binnenlands product. Zorgen we ervoor dat de overheid een aanjager van vernieuwing is? Zorgen we ervoor dat als zij goederen en diensten kopen, altijd het hoogste sociale en milieuniveau hebben? Als de regeringen het voorbeeld geven, dan zal de markt volgen.

De herziening van het belastingsysteem is de meest urgente taak voor politici. De vraag is: is het huidige belastingsysteem sociaal rechtvaardig? Nee, ze zorgen niet voor meer gelijkheid. Is het economisch efficiënt? Mwah. Eén voorbeeld: multinationale bedrijven betalen veel minder belasting dan kleine en middelgrote ondernemingen. En beschermt ‘t het milieu? Dat is ook niet geval. Drie redenen dus om het belastingstelsel grondig te herzien.

Dit kan daarom allemaal niet zonder een democratie die werkt. Niet alles moet vanuit de overheid georganiseerd te worden. Bedrijven kunnen dat ook doen. De staat hoeft niet overal voor te zorgen. We moeten de hele samenleving mobiliseren, in een democratie die eerlijk en geloofwaardig werkt. ‘Volgens mij is de politiek nu niet bezig met het belang van de maatschappij. Hoe is het mogelijk voor burgers deel te nemen aan het democratische proces? Op dit moment krijgt de Europese Unie steeds meer te zeggen over economisch en sociaal beleid en gaat de macht naar Brussel, zonder echte democratische controle. Democratische vernieuwing is dan zeer dringend.’