Een pleidooi voor een herdefiniëring van 'kiezen'

De schouders eronder

'Samen de schouders eronder!', riep Heleen Weening mij op 21 september via de mail nog opgewekt toe. Het was negen dagen na de verkiezingen waarbij GroenLinks terugviel van tien naar drie zetels (plus, opluchting, op het nippertje een restzetel dankzij de PvdA en de SP). We vielen niet alleen terug, maar onze bolwerken Nijmegen, Utrecht en Amsterdam waren weggevaagd.

Maar: "Aan onze boodschap heeft het niet gelegen, die was en is goed" en ook "de campagne was vlekkeloos". Weer twee weken verder is Jolande Sap opgestapt en in haar voetspoor het hele partijbestuur. Dus die goede boodschap en die vlekkeloze campagne is verknald door Jolande en Heleen? Dat kan toch niet waar zijn?

Natuurlijk, de Kunduz politiemissie, de vlucht voorwaarts van Tofik Dibi en het zacht gezegd suboptimaal functioneren van de Kamerfractie heeft niet geholpen, maar dat is niet voldoende om het terugvallen in een marginale positie te verklaren. We moeten dieper graven, de voet moet op de schop, in plaats van de schouder eronder. Mijn conclusie is even nuchter als helder: het experiment GroenLinks is 23 jaar na dato alsnog mislukt. Het doel om door samenbundeling van de kleine partijen ter linkerzijde van de PvdA tot meer invloed en macht te komen is niet gehaald en zal op deze manier ook niet worden gehaald.

Klein links

Ik werd in 1976 lid van de CPN. In 1977 donderde de CPN van zeven naar twee zetels, de PPR van zeven naar drie en de PSP halveerde tot één zetel. Negen jaar later, in het "rampjaar" 1986, donderden de kleine linkse partijen die weer een beetje waren opgekrabbeld, van tien naar drie zetels. Als reactie op dit verpletterende verlies werd drie jaar later GroenLinks gevormd. Na een aarzelende start (zes en vijf zetels) klommen we onder Paul Rosenmöller naar elf zetels in 1998, om vervolgens drie verkiezingen achtereen zachtjes weer achteruit te boeren (tien, acht en zeven zetels).

In 2010 kregen we dankzij een inmiddels zeer populaire Femke weer tien zetels, om twee jaar later opnieuw naar de kelder van het electorale gebouw verwezen te worden met feitelijk drie zetels (2,3 %). Dat andere alternatief links van de PvdA, de SP, nam voor een deel de electorale ruimte in die bij ons niet gevuld werd. In 1994 kwam de SP de Kamer in met twee zetels, om vervolgens in vier stappen te klimmen naar vijfentwintig zetels en uiteindelijk naar het zich laat aanzien redelijk stabiel op vijftien zetels uit te komen: vier keer zoveel als GroenLinks.

We zijn in allerlei opzichten terug bij af (zelfs de voorzitter van de PPR van toen is nu fractievoorzitter van GroenLinks!), terug op een positie die toen aanleiding was om ons te bezinnen op een zelfstandig voortbestaan van klein links, dan wel een samengaan voor meer macht en een duidelijk profiel als een groene en linkse partij. Welnu, die aanleiding is er nu misschien wel des te meer. Hoe het ook zij, een vierde keer de berg opklauteren na een vrije val maak ik niet meer mee: hoger dan de Vaalserberg komen we toch niet, en die berg is niet hoog genoeg om de toekomst te overzien.

Crises

Laten we wel zijn: in het licht van de huidige politieke en maatschappelijke verhoudingen, die bol staan van de crises: de bankencrisis, de schuldencrisis, de eurocrisis, de dreigende voedsel- en watercrisis, de klimaatcrisis, de zorgkostencrisis, zijn de verschillen tussen al die partijen en partijtjes bijna lachwekkend, want óf slechts met een loep waarneembaar óf volstrekt triviaal. En juist door vast te houden aan die soms marginaal verschillende partijen benemen we de kiezer het gevoel dat hij, door een stem uit te brengen, invloed uitoefent.

Immers, veel mensen stemden op de PvdA om Rutte uit het torentje te verdrijven, en zie: juist door die strategische stem komt Rutte terug, met de PvdA aan de hand! Als we vooraf een echt akkoord hadden gesloten met de PvdA, de SP en/of D66 op een aantal hoofdpunten en met een gezamenlijke premierkandidaat dan was Rutte verslagen, en dan had je stem echte macht uitgeoefend.

Twee blokken

Langzaam maar zeker groeit het besef dat de kern van het kiezen, namelijk een mandaat geven aan vertegenwoordigers van een politieke stroming om deel te nemen aan de macht, opnieuw gedefinieerd moet worden. Een verkiezing hoort tot gevolg te hebben dat het ene mandaat wint en het andere verliest. 

Ik ben er langzaam maar zeker van overtuigd geraakt dat we toe moeten groeien naar een systeem waarin progressief links (PvdA, SP, D66 GroenLinks, Partij voor de Dieren, ChristenUnie, misschien 50plus) samen een blok vormt, en als zodanig met een gezamenlijk program op hoofdpunten de verkiezingen in gaat, tegenover een rechts/conservatief blok (VVD, PVV, CDA, SGP). Zo simpel als hier geschetst zal het natuurlijk niet gaan; sommige partijen zullen zich niet zomaar tot een blok willen bekennen, en gelet op hun achterban is dat begrijpelijk.

Tussen die twee blokken kan er echt gekozen worden, en die keuze heeft direct consequenties: het blok dat wint vormt de regering, de grootste partij binnen het blok levert de premier, die de regering vormt. Hij of zij heeft een mandaat van vier jaar, evenals de Kamer. Als die regering tussentijds struikelt is dat dus niet een teken om op te stappen en nieuwe verkiezingen uit te schrijven, maar een opdracht om tot beter werkbare verhoudingen met de Tweede kamer te komen.

Rechts-conservatief vs. Links-progressief

Wat zijn de hoofdkenmerken van die blokken? Het linkse blok heeft als karakteristieken: duurzaamheid als motor van de economie, actieve herverdeling van welvaart, optimale vrijheid waar het gaat om voorkeuren in het persoonlijke en culturele leven en een sterke verbondenheid met de internationale gemeenschap.

Het rechtse blok kenmerkt zich door het kiezen voor economische groei als zodanig, de markt als regulering van maatschappelijke verhoudingen, een moralistische en zo nodig repressieve houding jegens het doen en laten van burgers en een duidelijke keuze voor het primaat van het nationale.

Binnen het linkse blok, op basis van de boven geschetste programmatische pijlers, kunnen er georganiseerde stromingen zijn die hun specifieke posities willen accentueren: pacifisme, dierenwelzijn, vakbondsoriëntatie, religiositeit.

Maar ze gaan als blok de verkiezingen in, met één gezamenlijk doel: sterker worden dan het rechtse blok en daarmee het mandaat van de kiezers krijgen om vier jaar te gaan regeren. Op die manier laat machtsvorming zich verenigen met diversiteit: verschil mag er zijn, maar kiezers wordt uitzicht geboden op de effectiviteit van hun stem voor het grote geheel.

Mandaat volksvertegenwoordigers

Dat brengt een tweede kwestie, die te maken heeft met meer echte macht voor de kiezer dichterbij, namelijk het mandaat van de afzonderlijke volksvertegenwoordiger. Het is echt niet meer van deze tijd dat een politieke partij niet alleen een lijst van potentiële vertegenwoordigers samenstelt, maar ook bepaalt in welke volgorde zij gekozen worden. Dat wil zeggen: de kiezer kiest, maar is niet in de positie om te bepalen welke vertegenwoordiger hij of zij in de Kamer wil.

Soms leidt dit tot regelrecht kiezersbedrog, namelijk in alle situaties waarin kandidaten op de lijst worden gezet die niet voldoende gekwalificeerd worden geacht om het ambt van volksvertegenwoordiger uit te oefenen, maar wel geacht worden stemmen op te leveren. Deze evident scheve verhouding tussen de politieke partijen (350 duizend leden waarvan 10 % actief) en de kiezers (waarvan er ruim 9 miljoen een stem hebben uitgebracht), kan gemakkelijk, d.w.z. zonder grondwetswijziging, recht gezet worden.

Dat kan door het afschaffen van de voorkeursdrempel: nu moet je nog een kwart van de kiesdeler halen (dat is ruim 16 duizend stemmen) om met voorkeursstemmen gekozen te worden, maar door het afschaffen van die drempel geldt gewoon: "meeste stemmen gelden".

Als dit systeem, waarin kandidaten echt voor hun eigen mandaat kunnen vechten, had gegolden voor de verkiezingen van 2012, dan waren er 35 andere kandidaten verkozen dan nu het geval is. Het argument dat in dat systeem populisten een grotere kans maken kan eenvoudig weerlegd worden: als je dat als partij niet wilt moet je zulke mensen niet op de lijst zetten. (1)

Het bovenstaande heeft dus twee elementen: kom tot globale maar duidelijk verschillende blokken, waarbinnen verschillen kunnen bestaan, en geef kiezers een instrument om verschil te maken door hun stem te koppelen aan een individueel mandaat.

Dat zal heus niet alles oplossen, maar het kan weer perspectief geven op een politiek proces dat spannend is, dat betekenisvol kan zijn naar afzonderlijke kiezers en gekozenen, en dat een eind maakt aan het gemillimeter in tig grote en kleine partijtjes die het uiteindelijk allemaal met elkaar willen doen. Voor dat perspectief wil ik best warm lopen, maar voor "samen de schouders" onder iets wat neerkomt op doormodderen kom ik mijn bed niet meer uit. 

Voetnoten 

(1) Zie ook mijn minderheidsstandpunt in het rapport Het bestel bijgesteld van de externe commissie Kiesstelsel Tweede Kamer c.a. (commissie de Koning) d.d. 27 april 1993.