Verslag tweede lezing uit de reeks 'Dieper Europa in'
In zes lezingen gaat Bureau de Helling, samen met de Europawerkgroep en de Green European Foundation (GEF), 'dieper Europa' in. Jasper Blom, directeur van Bureau de Helling en daarvoor werkzaam bij de Europese Centrale Bank, nam de aanwezigen mee in de geschiedenis en de toekomst van de euro.
In de vorige lezing (verslag) had Kathalijne Buitenweg met liefde verteld over de rommel die Europa is. Blom: 'In het geval van de euro kunnen we vaststellen dat Europa inderdaad een rommeltje is. Ik heb zelf echter wat minder liefde voor het rommeltje dat de euro op dit moment is.' Eén van de dingen die niet duidelijk genoeg gemaakt kan worden is volgens Blom de aard van de huidige crisis: 'Er is geen eurocrisis. Er is een financiële crisis en een solidariteitscrisis.'
De logica van een muntunie
Waarom een muntunie? Het voordeel van een eigen munt is dat de economie zich makkelijker aanpast aan economische veranderingen en schokken door verschuivingen in de wisselkoers. Maar het houden van de eigen munt heeft ook nadelen in een handelsunie: transactiekosten, onzekerheid en volatiliteit van wisselkoersen. Daarnaast moeten we de symboolwaarde van een gezamenlijke munt niet uitvlakken. Als besloten wordt tot een muntunie waarschuwt de economische literatuur wel voor een aantal uitdagingen.
De eerste uitdaging is het voorkomen van een vorm van free riding, lidstaten kunnen meer schuld uitgeven zonder de stabiliteit van de munt in gevaar te brengen als hun schuld maar een klein deel van het totaal is. Als alle landen dit doen, zal de stabiliteit van de munt echter toch in gevaar komen. Om dit te voorkomen stelt het Stabiliteits- en Groeipact harde eisen aan overheidstekorten in de EU. Een tweede uitdaging vormen zogenaamde asymmetrische schokken. Als een schok plaatsheeft in een specifiek deel van de eurozone dan kan niet langer de wisselkoers gebruikt worden om deze op te vangen. Een derde uitdaging vormen conjunctuurgolven die niet gelijk lopen. De ECB bepaald de rente voor het hele eurogebied.
Als landen economisch niet in de pas lopen zal het monetair beleid voor het ene land te ruim en voor het andere land te krap zijn. Als je daar geen oplossing voor vindt krijg je grotere economische pieken en dalen. De laatste, en misschien wel belangrijkste, uitdaging is de ‘common destiny.’ Er moet politiek draagvlak zijn in de lidstaten om voorgaande uitdagingen aan te gaan en problemen met het oog op de gezamenlijke munt op te lossen. Dat is in de eurozone van nu een probleem, een solidariteitscrisis.
Geschiedenis van monetaire samenwerking
De eerste plannen voor een muntunie werden al in 1969 gesmeed, onder leiding van de Luxemburgse premier Pierre Werner. Het Werner Plan stelde voor om binnen tien jaar de wisselkoersen van de Europese landen vast te zetten binnen een smalle bandbreedte van 4,5%, economisch beleid te coördineren, en kapitaalmobiliteit - het makkelijk maken om te investeren over de grens – mogelijk te maken.
Europese munten werden dus niet langer alleen aan de dollar (en via de dollar aan goud) gekoppeld, maar ook onderling. Toen Amerika de koppeling van de dollar met goud losliet en de volatiliteit in het internationale monetaire systeem sterk toenam was het Werner plan echter gedoemd. Slechts enkele kleine landen (waaronder Nederland) wisten de vaste koers ten opzichte van de D-Mark vast te houden.
Na de mislukking van het Werner Plan probeerde men het in 1978 opnieuw met het Europese Monetaire Stelsel (EMS): een stelsel van vaste wisselkoersen ten opzichte van de European Currency Unit (ECU). Dit een belangrijke stap in de volwassenwording van Europa: niet langer richtte men zich op de Amerikaanse dollar. Deze geschiedenis laat overigens ook zien dat Nederland de facto maar een paar jaar echt monetair soeverein geweest is na de Tweede Wereldoorlog. Onder Bretton Woods was de gulden gekoppeld aan de dollar, daarna werd de gulden al snel gekoppeld aan de D-Mark.
Met de verdere integratie van de Europese Unie kreeg het idee van een volledige muntunie een nieuwe impuls. De Commissie-Delors kwam in 1989 met een blauwdruk voor de Europese Monetaire Unie (EMU) die werd overgenomen door de lidstaten van de EU in het Verdrag van Maastricht (1992). Basiscriteria op het gebied van overheidsfinanciën en monetaire stabiliteit zouden convergentie van Europese economieën verzorgen en later free riders moeten voorkomen (dit waren onder andere de 3%bbp begrotingstekort, staatsschuld maximaal 60%bbp van het SGP). Kapitaalstromen zouden volledig geliberaliseerd worden, en uiteindelijk zou een gezamenlijke munt geïntroduceerd worden, beheerd door de Europese Centrale Bank. In 1999 werd dit elektronisch werkelijkheid, in 2002 werd de euro ook in het echt ingevoerd.
De eurozone in crisis en de reactie van Europese beleidsmakers
Vanaf 2008 verspreidde de financiële crisis zich vanuit de VS over Europa. Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en Cyprus zijn zwaar geraakt. 'Er was geen structureel probleem met de overheidsfinanciën. Voor de crisis ging het met de meeste eurolanden, Griekenland uitgezonderd, niet slecht. In 2007 was de staatsschuld van Ierland maar 25% en hadden ze een overschot op de begroting. De Ierse overheidsfinanciën zijn uit de hand gelopen vanwege het redden van de banken.' Kortom, de oorzaak va de eurocrisis ligt in de financiële sector, het is een financiële crisis.
In juni 2012 presenteerden de ‘vier presidenten’ (Van Rompuy van de Europese Raad, Draghi van de Europese Centrale Bank, Barosso van de Europese Commissie, en Juncker van de Eurogroep) een agenda om de eurocrisis aan te pakken voor de Europese beleidsmakers. Deze agenda kende vier punten: (i) integrated financial framework; (ii) integrated budgetary framework; (iii) integrated economic policy framework; en (iv) democratic legitimacy and accountability.
Het integrated financial framework was een reactie op de vicieuze cirkel die ontstaan was tussen de bankencrises en de schuldencrises van eurolanden: al grote banken gered moeten worden voldoen landen niet meer aan de criteria van het SGP en ontstaat er een crisis op de kapitaalmarkten. De voorgestelde oplossing is een Europese poel van fondsen (gefinancierd door de banken zelf). Het is echter geen Europees fonds, maar het zijn nationale fondsen die eventueel onderling garant kunnen staan. Het probleem van de vicieuze cirkel van overheidsschulden en bankschulden is daarmee niet per se opgelost. ‘Erg treurig' aldus Blom.
De tweede poot van de bankenunie is het toezicht: grote banken vallen voortaan onder toezicht van de ECB, omdat nationale toezichthouders soms iets teveel op de schoot bij hun banken zitten. Derde poot van de bankenunie is het gezamenlijk redden van falende banken. Hierbij worden wel eerst de aandeelhouders en seniore crediteuren aangeslagen (bail-in, zoals voor het eerste toegepast in Cyprus). In het ergste geval is er ook nog een Europese pot van 60 miljard. Dat klinkt veel, maar alleen al in Nederland is 33,5 miljard aan kapitaalinjectes gegeven.
Het tweede en derde agendapunt waren het integrated budgetary framework en integrated economic policy framework. Dit is met name om het probleem van free ridingop te lossen, maar ook voor meer convergentie. Dat is geëindigd in het Europees Semester: coördinatie van het begrotings- en economische beleid. Rutte moet zijn ideeën opsturen naar Brussel zodat de Europese Commissie guidance kan geven voor het nationale parlement besloten heeft. Het Stabiliteits- en Groeipact is met allerlei aanpassingen strenger gemaakt. Een positieve stap was de Macroeconomic Imbalances Procedure: niet alleen landen met grote handelstekorten moeten hier wat aan doen, maar ook landen met overschotten. Deze procedure wordt echter wel asymmetrisch toegepast: tekortlanden worden eerder aangepakt dan overschotlanden. ‘Dat is niet echt in de geest der solidariteit.'
De laatste tak is democratic accountability and legitimacy. ‘Hier kan je merken dat de vier presidenten vooral bezig zijn met financieel-economisch beleid. Als je goed leest staan er onder de andere agendapunten heel spannende voorstellen. Vergeleken daarmee is dit agendapunt een ‘moetje’ zonder heel concrete voorstellen.’
De toekomst van de euro
Het huidige crisisbeleid van de Europese beleidsmakers helpt niet om het probleem van de common destiny aan te pakken. Er wordt nog steeds teveel gestuurd lage tekorten, zonder te kijken naar sociale variabelen. ‘We zouden niet moeten accepteren dat de werkloosheid onder jongeren in sommige landen meer dan 50% is.
Zolang we niet bereid zijn onder de ogen te zien dat de schulden van de Grieken, Ieren en Spanjaarden komen van onze banken en onze pensioenfondsen, dat hun tekorten op de betalingsbalans onze overschotten zijn, en wij hen mondjesmaat leningen geven onder strenge condities die draconische hervormingen vereisen zonder zelf bereid te zijn economisch beleid te voeren dat kan helpen, zie ik wel problemen voor de houdbaarheid van de euro.'
Waarom bijvoorbeeld geen schokdempingsfonds ingesteld om het probleem van ongelijke conjunctuurcycli aan te pakken? Als het economisch goed gaat storten eurolanden in dit fonds, zodat het geld kan worden uitgekeerd aan landen waar het slechter gaat. Pas dan ben je op een solidaire manier vorm aan het geven aan de muntunie. Het ontbreken van de solidariteit is het grootste manco van de EMU en de huidige Europese crisisbestrijding.
‘De huidige economische instituties van Europa hebben een ‘rechtse’ signatuur. Strenge regels over tekorten, maar weinig over sociale zaken. Daar heeft GroenLinks vanaf het begin kritiek op geuit. De financiële en solidariteitscrisis in Europa dwingt ons hier iets aan te doen. Nu hebben we kans om die sociale en ecologische criteria die we willen er in te krijgen. Dit is de kans om de monetaire unie te gebruiken om links af te slaan.’