Recensie

Rotmans verklaart dat we ons als samenleving in een unieke periode in de geschiedenis bevinden. Deze periode noemt hij de 'Grote Transitie'. Er tekent zich een drievoudige kanteling af: 1) de samenleving verandert van top-down in bottom-up; 2) de structuur van de economie wordt decentraal en digitaal, en 3) de nieuwe orde van onderop vormt een nieuwe macht. Deze nieuwe orde is onder andere zichtbaar in de explosie aan burgerinitiatieven, zoals zorgcoöperaties en energiecoöperaties.

Rotmans pikt er vier sectoren uit: onderwijs, zorg, energie en de financiële sector. In deze sectoren, stelt hij, vinden fundamentele transities plaats die volgens een vergelijkbaar patroon verlopen. In deze domeinen ontstaan doorlopend steeds grotere crises die onvermijdelijk zullen leiden tot de val van het hopeloos verouderde, falende systeem. De bestaande instituties zullen zich uiteindelijk gewonnen moeten geven of zich aan moeten passen aan de nieuwe macht.

Verschillende individuen of kleine groepen zijn de afgelopen vijftien jaar aan de slag gegaan met het creëren van nieuwe oplossingen. Deze kantelaars, verbinders en koplopers ‒ zoals Rotmans ze noemt ‒ zijn in staat om mensen te bewegen tot een nieuw soort denken en handelen. Zij stippelen, samen met Rotmans, nieuwe transitiepaden uit. Zij zijn de verpersoonlijkingen van de kantelbeweging.

In die zin is het boek voornamelijk te lezen als een ode aan deze groep. Maar is het meer dan een ode? Voltrekt zich daadwerkelijk een kantelbeweging? Rotmans zegt zelf al dat we pas achteraf kunnen zien of er daadwerkelijk een kanteling van tijdperk heeft plaatsgevonden. Hij schat in dat er zo’n 100.000 mensen betrokken zijn bij deze beweging. Dat zijn er genoeg om goed zichtbaar te zijn, maar of ze krachtig genoeg zijn om Nederland te doen kantelen? 

Waar Rotmans beweert dat de kanteling gekenmerkt wordt door nieuwe macht van onderop, zegt hij tegelijkertijd: "Juist in tijden van transitie is krachtig en centraal beleid nodig. De beweging van onderop is noodzakelijk, maar niet voldoende voor een kanteling." Enigszins tot mijn verrassing ziet Rotmans een actieve rol voor een faciliterende overheid weggelegd. Die is volgens hem "proactief en makelt en schakelt, stimuleert, agendeert en verbindt". Hier zit de politieke spanning, want hoe krijg je een decentrale macht terwijl je ook krachtig en centraal beleid verwacht van een overheid die die macht niet zomaar gaat weggeven? 

Juist in deze paradox zie ik een plaats voor de kritiek van andere wetenschappers binnen dit domein, zoals Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak, overigens door Rotmans getypeerd als denkers van de “de oude orde” (1). Zij betwijfelen of veel van deze initiatieven duurzaam en levensvatbaar zijn, niet in de laatste plaats omdat ze vaak afhankelijk zijn van de grilligheid die vrijwilligers kenmerkt. Ook zeggen zij dat bij nadere bestudering veel van de initiatieven een soort mengvormen zijn van overheid en burgers.

In het huidige overheidsbeleid gaat de zogenaamde participatiesamenleving gepaard met bezuinigingen, zodat mogelijkheden om werkelijk te faciliteren – en waar nodig op te kunnen vangen ‒ verdwijnen. Een andere vraag die Rotmans niet beantwoordt: wat doen we met de 16 miljoen niet-koplopers? Op wat voor manier moet de krachtige overheid tijdens de kantelperiode haar aandacht verdelen tussen de koplopers en de niet-koplopers?

Als de overheid uit bezuinigingsdrift publieke taken – zoals zorg – afschuift op vrijwilligers moeten we ons serieus afvragen of de zorgcoöperaties die op die manier ontstaan wel echt tekens zijn van een nieuwe orde, ook al zijn deze initiatieven zonder enige twijfel getuige van de veerkracht, inventiviteit en creativiteit van mensen. Iedereen zal het erover eens zijn dat hen geen strobreed in de weg gelegd moet worden. De meningen verschillen over of daar een sterke overheid of juist een bescheidener overheid bij hoort, maar ze verschillen nog meer over de precieze invulling en uitwerking van die houding. Daar gaat Rotmans in dit boek helaas niet dieper op in. 

Ten slotte rijzen er enkele vraagtekens bij Rotmans' illustraties van de nieuwe orde, zoals AirBnB en Uber. Volgens filosoof Michel Bauwens kunnen deze bedrijven niet zonder meer gezien worden als de schoolvoorbeelden van een nieuw systeem.(2) Macht en geld zijn binnen deze bedrijven juist behoorlijk gecentraliseerd. Getuige recente ophef worden chauffeurs financieel uitgebuit ten gunste van de eigenaars. Deze chauffeurs hebben geen rechten en daarmee geen enkele tegenmacht. Zulke bedrijven vertegenwoordigen dus geen ander soort economie die meer gebaseerd is op het delen van wat dan ook. Dat is niet de nieuwe macht van de nieuwe, gedecentraliseerde orde van onderop waar Rotmans volgens mij op doelt, ook al heeft het daar in eerste instantie alle schijn van. 

Kortom: Kantelen? Ja graag. Schijnkantelen? Nee dank u.

Jan Rotmans: Verandering van Tijdperk: Nederland Kantelt. Aeneas