Het verlossende woord had in de afgelopen week van de WRR moeten komen. Na verschijning van hun rapport ging er een zucht van verlichting door alle politieke partijen. Van links tot rechts zag men het rapport als een bevestiging van het eigen gelijk. Alleen de PvdA was niet blij. Minister Koenders noemde het rapport een ’constructieve bijdrage aan het debat’, waarna hij in nette bewoordingen de meeste conclusies van tafel veegde.
De WRR stelt dat de focus op de 0,7 procent norm moet worden losgelaten. De VVD en het CDA jubelen dat het percentage nu eindelijk omlaag kan. De PvdA protesteert dat de WRR het mis heeft. GroenLinks beschouwt het rapport als een opening voor serieus debat, maar ziet nog steeds liever dat het percentage omhoog gaat naar 1,0 of zelfs 1,5.
Met deze reacties zijn we nog altijd geen stap verder dan het kibbelen over de vastgestelde norm. Het debat blijft zich richten op de kwantiteit in plaats van de kwaliteit van ontwikkelingshulp. Terwijl de oproep van de WRR om de fixatie op de norm los te laten juist één van de sterkste punten van het rapport is.
De WRR bepleit een paradigmaverschuiving in het denken over ontwikkelingshulp. In plaats van uit te gaan van onze eigen norm, moeten we veel breder kijken naar de effecten van het totale Nederlandse beleid op mondiale ontwikkelingen. Landen verhouden zich tot elkaar in een stelsel van wederzijdse belangen en betrekkingen, die zich niet beperken tot ontwikkelingshulp.
De vraag is: hoe liggen deze verhoudingen? Wat zijn de effecten van wat wij doen, of het nu is in de vorm van hulp of als gevolg van ons consumentengedrag? Waar hebben mensen wereldwijd in al die verschillende landen en culturen behoefte aan? Hoe en waar kunnen wij aan deze behoeften voldoen?
Het beantwoorden van deze vragen is belangrijker dan geruzie over een vast percentage. De 0,7 procent norm is gebaseerd op oude economische berekeningen die allang niet meer kloppen. De enige morele fundering ervoor: het niet willen breken van de Europese belofte, is niet overtuigend. Het loslaten van de norm is dan ook niets meer dan een logische en noodzakelijke stap.
De internationale gemeenschap moet inzien dat de nood in de wereld het uitgangspunt moet zijn. Pas dan zal aan de noodzaak voor hulp niet langer worden getwijfeld. In kaart brengen van de mondiale tekorten en vaststellen wat wij daar daadwerkelijk aan kunnen doen, moet de basis zijn voor de hoogte van het ontwikkelingsbudget.
GroenLinks heeft een breed en helder programma voor ontwikkelingshulp dat rekening houdt met wereldwijde belangen. Daarbij staan de ontwikkeling en vrijheid van de armsten in de wereld voorop. De WRR richt zich in haar rapport vooral op mondiale economische ontwikkeling. Voor GroenLinkse begrippen is dat een te beperkte visie en moet het ontwikkelingsbeleid nadrukkelijk samenhangen met conflictpreventie en vredesopbouw. Zonder dat is ontwikkeling, in welke vorm dan ook, niet mogelijk. Verder moeten in het Westen oneerlijke concurrentie en veel te hoge invoertarieven worden afgeschaft om eerlijke handel met ontwikkelingslanden mogelijk te maken.
GroenLinks zal moeten focussen op een concrete invulling van dit programma. Daarvoor zal ze één van haar eigen heilige huisjes omver moeten gooien, namelijk de wens om aan een percentage vast te willen houden. Het is overtuigender te redeneren vanuit wat nodig is en niet vanuit een heilig getal. Ook als je ziek bent zul je eerst moeten vaststellen waar je lichaam behoefte aan heeft, voordat je kunt bepalen wat er gedaan moet worden, welke medicijnen je nodig hebt en hoe duur dat wordt. Met ontwikkelingshulp is het niet anders.
Ontwikkelingshulp is noodzakelijke solidariteit vermengd met gezond eigenbelang. Die solidariteit dreigt nu ten onder te gaan aan de onwil tot daadwerkelijke vernieuwing. De politiek blijft hangen in oude discussies terwijl we vooruit moeten. We moeten durven inzien wat de wereld nodig heeft en tegelijkertijd onze eigen dogma’s los durven laten. Alleen dan kunnen we ervoor zorgen dat ontwikkelingshulp daadwerkelijk helpt.
- Verschenen in Trouw, 2 februari 2010