GroenLinks is volop in gesprek over Militaire Interventies (lees hier de startnotitie van Marjolein Meijer en Jasper Blom).  Het is goed om te zien dat dit belangrijke en actuele onderwerp zo uitgebreid besproken wordt door de leden. Het levert waardevolle input voor het afwegingskader dat 29 november in een referendum zal worden voorgelegd aan de leden van GroenLinks. Dit afwegingskader zal de fracties handvatten geven voor het besluit om een interventie al dan niet te steunen.

Om nog meer leden te kunnen betrekken in deze discussie en om nog scherper te krijgen wat de mening van de leden precies is  hebben wij een representatieve steekproef getrokken uit de leden: 2000 willekeurig gekozen leden kregen een enquête toegestuurd. Hierin werd een aantal stellingen aan de leden voorgelegd over militaire interventies, met de vraag in hoeverre ze het er mee eens waren. Ook vroegen we hoe belangrijk de stelling werd gevonden door de deelnemer aan de steekproef. De samenstelling van de steekproef en uitslagen zijn te vinden in de tabellen onderaan dit artikel.

Is militaire interventie een optie voor GroenLinks?

GroenLinks is een partij die van oudsher een pacifistische stroming kent, met name in de context van de Koude Oorlog (zie de publicatie ‘Burgers Beschermen’ van Gerrit Pas).  Ook in de provinciale gesprekken in het land en ingezonden bijdragen op de website, bijvoorbeeld ’Is militaire interventie een optie voor GroenLinks?’ en ’Alle vertogen legitimeren geweld en toch blijf ik pacifist’ komt deze pacifistische houding van een deel van de leden van GroenLinks naar voren. In de gesprekken leek dit pacifistische geluid een minderheidsstandpunt.

De resultaten van de enquête bevestigen dit: met de eerste stelling ‘GroenLinks mag nooit een militaire interventie steunen’ is 14% het eens. Voor een groot deel van deze leden is dit pacifistische principe wel heel belangrijk (58% hecht ‘heel veel belang’ aan de stelling).

Een ruime meerderheid van de leden (84%) is niet categorisch tegen steun van GroenLinks aan militaire interventies. Dat roept de vraag op welke afwegingen GroenLinks moet maken bij het al dan niet overgaan tot steun aan een interventie. In het startdocument werd een aantal dilemma’s genoemd bij deze afweging. De steekproef bood de mogelijkheid deze nader te toetsen.

Een afwegingskader

Het tegengaan van gruwelijk en grootschalig geweld tegen burgers elders kan voor de groep leden die militaire interventies niet categorisch afwijzen een reden zijn voor militaire interventie. Om precies te zijn, voor 66% van de leden is het een voorwaarde voor steun aan een militaire interventie. Of het geweld elders voldoende gruwelijk en grootschalig is willen de leden van GroenLinks allereerst zelfstandig afwegen, zonder per se de mening van de meerderheid van de Nederlandse bevolking te volgen. 

Met de stelling dat GroenLinks alleen interventies mag steunen als de meerderheid van de bevolking achter de interventie staat is slechts 21% van de leden het eens (lees ook de impressie van het gesprek in Flevoland, een van de bijeenkomsten waar deze kwestie aan bod kwam).

Een belangrijk thema tijdens de bijeenkomsten in het land is de brede blik op conflicten. GroenLinks is traditioneel terughoudend met militaire interventies en benadrukt dat er meer dan militair ingrijpen alleen nodig is. Deze zogenaamde 3D benadering (waarin Diplomacy, Defence en Development in samenhang worden ingezet) kwam prominent aan bod tijdens de bijeenkomst van de internationale werkgroepen (zie een impressie bij de Europawerkgroep). 

In de steekproef kwam de 3D benadering op twee manieren aan bod, zowel onmiddellijk tijdens de missie als op de langere termijn. Een ruime meerderheid van de leden (72%) is het eens met de stelling dat GroenLinks alleen interventies mag steunen als de militaire missie onderdeel is van een bredere aanpak die tegelijkertijd diplomatie en wederopbouw omvat. Ook wat betreft de langere termijn benadrukt 61% van de leden dat GroenLinks alleen militaire interventies mag steunen als er een plan en de benodigde middelen zijn om  voor langere tijd bij te dragen aan een stabiele, veilige situatie voor burgers.

Een tweede prominent thema dat tijdens de bijeenkomsten in het land aan bod komt is de rol van het internationaal recht (zie bijvoorbeeld de impressie van de bijeenkomst in Zeeland). Hoewel men in de discussies over het algemeen sterk hecht aan het internationaal recht, wordt tegelijkertijd geconstateerd dat de besluitvorming in de VN-Veiligheidsraad problematisch verloopt en aan hervorming toe is.

Op de website van Bureau de Helling wordt in meerdere bijdragen de mogelijkheden en onmogelijkheden van het internationaal recht besproken (zie bijvoorbeeld  ‘Het VN-mandaat in het rechtsfilosofisch spectrum’ en ‘Focus op militaire interventie verdoezelt het belang van preventie’). Gegeven deze discussie is in de steekproef zowel gevraagd naar een algemeen volkenrechtelijke legitimatie als specifiek naar de noodzaak van een mandaat van de VN-Veiligheidsraad. Een meerderheid van de leden vindt dat GroenLinks alleen missies met een volkenrechtelijke legitimatie mag steunen. Dit hoeft echter niet per se een mandaat van de VN-Veiligheidsraad te zijn: een minderheid van 36% stelt die striktere eis als voorwaarde voor steun aan een missie.

Naast de voorwaarden op het gebied van de 3D benadering en de volkenrechtelijke legitimatie is er van oudsher ook discussie binnen GroenLinks over het exacte operationele mandaat dat militairen meekrijgen. In zijn analyse van de ontwikkeling in het denken van GroenLinks over vrede en veiligheid van Koude Oorlog tot humanitaire interventie bepleit Gerrit Pas op basis van eerdere ervaringen om terughoudend te zijn met het formuleren van al te gedetailleerde criteria.

Ook in de bijeenkomsten in het land is de leden een stelling voorgelegd over het stellen van criteria aan missies. In die discussies bestond duidelijke steun voor dit pleidooi van Gerrit Pas. Met de stelling ‘GroenLinks moet terughoudend zijn met het stellen van voorwaarden aan de militaire uitvoering en duur van een missie’ was echter 36% van de leden het eens. De steekproef wijkt hierin dus af van de gesprekspartners tijdens de provinciale tournee.

Concluderend kunnen we stellen dat de standpunten van de leden die aanwezig zijn bij de bijeenkomsten  en die van een aselecte steekproef onder de leden grosso modo overeenkomen. Dit sterkt ons in de gedachte dat we op de goede weg zijn met deze vorm van partijgesprek en het geeft goede handvatten voor het herschrijven van de dilemma’s uit het startdocument tot een afwegingskader dat vanaf 29 november aan de leden voorgelegd zal worden in een referendum.

De steekproef

Op basis van een aselecte steekproef zijn 2000 leden geselecteerd om de enquête te beantwoorden, zo’n 10% van het totale bestand. Van de geselecteerden heeft 32% gereageerd, met helaas een ondervertegenwoordiging van vrouwen (zonder dat dit invloed heeft op de uitkomsten). De steekproef was representatief qua leeftijd en spreiding over het land.