Gradus en Beetsma beweren dat het laten vieren van de teugels van loonmatiging in Duitsland en Nederland de economie zou schaden. Vervolgens komen ze met de bekende riedel dat Zuid-Euro­pa het vooral moet hebben van 'structurele hervormingen'. Daarmee worden hun lonen en prijzen neer­waarts flexibel. Zo kunnen ze straks weer con­curreren. Dit vraagt om tegenspraak op (ten minste) twee punten: Ten eerste, was loonmatiging in Nederland en Duitsland wel zo succesvol? Ten tweede, is de mix van bezuinigen en deflatie wel het juiste recept voor de Eurocrisis?

Is loonmatiging goed?

Ten eerste: voor Gradus en Beetsma lijkt loonmatiging vanzelfsprekend 'goed' te zijn. Ze hebben op één punt gelijk: loonmatiging leidde tot een hoge banengroei. Haagse beleids­economen zien echter andere feiten graag over het hoofd. Bijvoorbeeld: de groei van het Nationaal Product in Neder­land was in de periode van loonmatiging niet hoger dan elders. Een beetje econoom weet wat dit impli­ceert: de extra banengroei in Neder­land is vooral toe te schrijven aan lagere groei­voeten van de arbeids­productiviteit.

Volgens het proefschrift van Bart van Ark stond de Nederlandse industrie begin jaren tachtig samen met de VS aan de wereld­top wat be­treft het niveau van arbeids­pro­­ducti­vi­teit – ver boven Duitsland, Frankrijk en Enge­land. In­tus­sen zijn we gezakt naar een positie tussen de subtop en de middenmoot (afhankelijk van de manier van bere­ke­nen). De belabberde productiviteits­groei door loonmatiging is ook één van de redenen dat we straks allemaal langer en meer moe­ten werken, want wie niet slim is met techno­lo­gie moet vlijtig zijn. Ik raad aan om voor meer details het proef­schrift van Robert Vergeer te raadplegen. (1)

Het gevaar van deflatie

Ten tweede: is de voorgestelde strategie van neerwaartse loon- en prijsaanpassingen wel het juiste recept voor Zuid-Europa? De schrijvers zouden hierover in eigen kring te rade kunnen gaan. De Christendemocratische voorman Hendrik Colijn heeft in de jaren dertig een 'deflatoir' bezuini­gings­beleid gevoerd. Dit was nagenoeg dezelfde strategie die wij vandaag aan Zuid-Europa opleggen. Ik begreep ooit dat de historicus J.P. Balkenende ('met de kennis van nu') hier kritische kant­tekeningen bij geplaatst heeft – en daar zijn goede redenen voor.

Stelt u zich voor dat bij het grote publiek de verwachting gevestigd wordt dat het alge­mene prijspeil ieder jaar met (zeg) 10% daalt. Wat gaan consumenten dan doen? Ze stellen hun aan­kopen uit. Vervolgens gaan fabrieken dicht en stijgt de werkloosheid, waardoor de koopkracht tegen­valt en de prijzen nog harder dalen, enzovoort. We hebben een goed voorbeeld van de ver­velende effecten van (matige) deflatie dicht bij huis: volgens onderzoek bij het Delftse OTB Instituut is de markt voor koopwoningen in de Randstad dicht bij evenwicht.

Toch valt het niet mee om nu een huis te verko­pen. Eén van de redenen: menig aspirant koper wacht op verdere prijsdalingen! Of stelt u zich voor: u betaalt 5% nominale rente op uw hypotheek terwijl het algemene loon- en prijspeil met 10% zakt: dan bedraagt uw reële rente wel 15%! Kortom: deflatie maakt schulden loodzwaar en lenen onaantrekkelijk terwijl spa­ren erg goed wordt beloond. Is er nog meer nodig om een economie de vernieling in te draaien?

Het is verbijsterend met welke lichtzinnigheid een aantal mainstream economen dezer dagen een deflatoire stra­tegie voor Zuid-Europa bepleit. Dit is spelen met vuur! Hier wreekt zich dat economische geschie­de­nis in onze economieopleidingen naar de marge is verbannen. Men leidt model-techno­craten op zonder historisch besef.

Dit laatste verklaart mede waarom zo veel economen de financiële crisis niet zagen aankomen. Ze waren verblind door ahistorisch denken en een rotsvast geloof in efficiënte markten. Iedereen kon zien hoe particulieren en de overheid in Zuid-Europa almaar schulden bleven ophopen om de groeiende importoverschotten (vooral afkomstig uit Duitsland en Nederland) te kunnen betalen. Onze banken, verzekeraars en pensioenfondsen hebben hun schuldtitels gretig gekocht, zonder noemens­waardige risicopremies te vragen. Ze ble­ven maar kopen totdat de bom barstte.

Je vraagt je soms af: hoe kortzichtig kunnen mensen zijn? Was het voor economen en hoog­betaalde bankiers nou echt zo moeilijk om te voorzien dat het Duits-Nederlandse exportsucces wel in een schuldencrisis moest eindigen? En is het inderdaad zo moeilijk om zich voor te stellen dat de tanende concurrentiekracht in het Zuiden alleen maar erger wordt met loonmatiging in het Noorden? De heren mogen zich schamen voor hun blindheid tegen­over elemen­taire economi­sche feiten. Zolang dit soort mensen onze politici blijft influisteren over het 'op­lossen' van de crisis kunt u (om Colijn te parafraseren) niet gerust gaan slapen!

Dit stuk verscheen in verkorte versie in het Financieel Dagblad.

Voetnoten 

1 TU Delft, 2010