Groei

Sinds de crisis op de financiële markten, delen de slimste economen, de machtigste politici, de best betaalde CEO's en briljantste financiële quants één doel: economische groei terug laten keren naar het Westen. Hoewel deze week de Rio+20-conferentie plaatsvindt, hoor je weinig mensen over het probleem dat de terugkeer van economische groei overschaduwt: wanneer we in het tempo van de afgelopen halve eeuw blijven groeien zal de wereldeconomie tachtig keer zo groot zijn in 2100. Die wereld is zelfs voor de grootste groei-adept niet aantrekkelijk. 

De groei-adepten lijken op technici die de motoren van de Titanic proberen te herstarten, zonder zich om de koers van het schip te bekommeren. Terwijl we toch op een ijsberg afstevenen - het moment waarop de ecosystemen op aarde en ons uitgebalanceerde klimaat een omslagpunt bereiken. De huidige schuldencrisis zal een voetnoot zijn in de geschiedenisboeken tenzij we de duurzaamheidsmythe doorbreken en de koers van ons economisch systeem echt verleggen.

De dominante duurzaamheidsmythe van deze tijd is dat we permanente groei, toenemende arbeidsproductiviteit en groeiende winsten kunnen houden en ons ondertussen naar een echte groene economie toe kunnen ondernemen. Er is consensus onder een brede groep dat groene innovatie, die voornamelijk van bedrijven zal komen, de oplossing biedt. Als de overheid een beetje meehelpt, zo redeneert men, vinden we vanzelf een balans tussen mens en milieu.

Maar wat we sinds de vorige Rio-conferentie in 1992 hebben geleerd is dat alléén innovatie geen oplossing is. Ouderwetse economische groei betekent nog altijd meer energieverbruik, een groter beslag op vruchtbaar land en meer afval. We passen al eeuwen steeds 'schonere en efficiëntere' technieken toe en gebruiken daardoor steeds meer energie.

William Jevons stelde in 1865 al vast dat het efficiënter gebruik van steenkool leidde tot een bredere toepassing en daarmee tot een grotere vraag naar steenkool. (Vandaag laten we spaarlampen langer branden omdat ze zo zuinig zijn.) Het inzicht dat 'slimmere' uitvindingen niet vanzelf leiden tot een duurzame economie is bij de enthousiaste technologieaanhangers nog niet doorgedrongen.

Hoe kunnen straks negen miljard mensen een goed en welvarend leven leiden met minder landbouwgrond, minder zoet water, minder vis, minder bos, minder metalen, minder olie en gas, en minder ruimte voor broeikasgassen in onze atmosfeer? Hoe zorgen we voor goede rijke levens voor mensen, terwijl we tegelijkertijd onze aanspraak op de aarde verminderen?

De vraag is: hoe krijgen we in plaats van een grotere economie een betere economie? Hieronder volgen zeven agendapunten voor de economie die we willen.

De lichte economie

De vraag is zo oud als de mens: waar worden we gelukkig van? Wanneer we onszelf vertellen dat we kunnen houden wat we hebben - iedere dag vlees en om de week een nieuwe jurk - zal elke verandering pijnlijk zijn. Met negen miljard mensen is het slimmer ons te buigen over de vraag welke nieuwe bronnen van rijkdom we kunnen aanboren. Ieder onderzoek laat zien dat mensen relaties, familie, gezondheid, de zekerheid van een fatsoenlijke oude dag en goed onderwijs hoger waarderen dan meer salaris.

Met meer salaris kopen we spullen die ons hoop bieden op vriendschap en een rijk sociaal leven. Maar de essentie van het mens-zijn bestaat niet uit het verzamelen van spullen maar ligt meer in ervaringen en menselijke contacten. Toch is onze economie gebaseerd op het verhandelen van massa-geproduceerde, milieuvervuilende, olie-intensieve spullen met een snelle omlooptijd. Wij zijn deze spullen, die gekocht worden vanwege wisselende modes en een verlangen naar identiteit, gaan beschouwen als een onvervreemdbaar recht.

Een samenleving waar beleven, leren, ervaren, onderzoeken en zelf doen centraal staan is interessanter en leefbaarder dan een maatschappij georganiseerd rond de huidige hypnotiserende stroom spullen. In de lichte economie is de groei immaterieel.

De exacte economie

Economie is de taal van deze tijd, de groei van het bruto nationaal product (BNP) de heilige graal en geld de lingua franca van de wereld. Economen bepalen de taal waarmee we spreken over de wereld: 'alles wat ons minder laat groeien maakt ons zwakker'. Maar zij missen in hun berekeningen de waarde die we onttrekken aan de natuur en het plezier dat we halen uit alles wat niet in financiële transacties past. Iedere boom die we laten staan is een gemiste economische kans en ieder uur dat we niet werken is onproductief.

Kolencentrales zijn in deze taal 'goed voor de economie' - al betekent de economie in die formule slechts de zeer korte termijn; de winst voor een paar aandeelhouders en 'goedkope' energie voor consumenten. Voor een groei-adept is alleen het financieel meetbare nuttig en productief. Vrije tijd, vrijwilligerswerk, mantelzorg en natuurbehoud zijn voor de groei-adept moeilijk als nuttig te zien omdat het niet tot een groter BNP leidt.

De economische wetenschap kan ons voorrekenen hoe we onze behoeften maximaal bevredigen maar niet of sommige behoeften wenselijker zijn dan anderen. In de woorden van Robert Kennedy: "Het bruto nationaal product meet alles behalve datgene wat het leven de moeite waard maakt."

De langzame economie

Iedere dag die niet aan productieve arbeid is besteed wordt komt niet terug in de economische cijfers. Vakantiedagen leveren in economisch opzicht niets op. Voor je kinderen zorgen, koken, het huishouden doen, vrijwilligerswerk, mantelzorg, maar ook leren, lezen en schrijven zijn allemaal onproductief omdat er niks gebeurt dat in geld wordt uitgedrukt. Daarom zijn de 'hardwerkende' Amerikanen per hoofd van de bevolking rijker dan de 'luie' Nederlanders.

Maar de Nederlander heeft bijvoorbeeld veel meer vrije tijd. Minder werken betekent meer vrije tijd. De langzame economie gunt iedereen meer tijd om te genieten van wat er al is. We zouden kunnen experimenteren met meer mogelijkheden voor langdurig verlof, kortere werkdagen of kortere werkweken. We moeten herontdekken dat productiviteit een veel rijker en breder begrip is dan de nauwe definitie die economen hanteren. En zo lang economische groei niet ontkoppeld is van toenemende vervuiling, betekent minder productief zijn in de economisch nauwe zin minder milieuvervuiling.

De eerlijke economie

Maatschappijen met minder inkomensongelijkheid - zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken - presteren op allerlei welzijnsaspecten beter dan maatschappijen met grote ongelijkheid. Gelijkere samenlevingen kennen minder tienerzwangerschappen, sterkere gemeenschapszin, betere geestelijke én fysieke gezondheid, betere schoolresultaten en bijvoorbeeld minder criminaliteit. Ook zijn maatschappijen met kleinere inkomensverschillen minder materialistisch en statusgericht.

Daarom is het beter te streven naar een maatschappij waarin mensen in economische zin niet ver uiteen lopen. Hogere belastingen op de hoogste inkomens hebben twee voordelen; mensen worden niet aangemoedigd nog harder te werken en de samenleving wordt ook voor diegenen met de hoogste inkomens een stuk aangenamer.

Door minder belasting op lagere inkomens komen arbeidsintensieve diensten van masseurs, kleermakers, schoonmaaksters, psychologen, reperateurs, leraren, buurtkoks, timmerlui, kappers, tuinmannen en kunstenaars binnen het bereik van gewone mensen. Repareren wordt interessanter dan weggooien. Hergebruik makkelijker dan weggooien.

De economie van de eigen energie

Als er één element is van onze economie dat revolutionair zal veranderen is het energie. Schone energie die door zon en wind wordt opgewekt is een elegante oplossing die leidt tot een stabiel klimaat, frisse lucht, werkgelegenheid en het einde van het subsidiëren van olie- en gasdictators. Om de economie van de eigen energie dichterbij te brengen zijn stevige eisen nodig.

Nieuwe wijken en gebouwen worden volledig zelfvoorzienend. Energieleveranciers produceren ieder jaar een oplopend aandeel duurzame en slimme systemen zorgen ervoor dat wind- en zonne-energie wordt ingezet wanneer het opgewekt wordt. Meer nog dan al deze praktische voordelen verandert een nieuwe energievoorziening onze mentaliteit. Zij geeft de regie over energie terug aan de mensen zelf. Zonnepanelen op daken doen hetzelfde als volkstuinen en stadsakkers. Plotseling lonkt de mogelijkheid tot onafhankelijkheid - van je huis of van de buurt.

De economie van het eten

Op het menu staan ook harde keuzes, zoals vlees. De tafelmanieren voor de eenentwintigste eeuw zijn regionaal en overwegend herbivoor. Weg met dierenleed en besmettelijke ziekten, obesitas, mestprobleem en megastal, en adieu sojaschroot uit de Amazone. Gezond en duurzaam eten betekent allereerst dat vlees weer een luxeproduct wordt - terwijl planten populairder worden. De culinaire cultuur van de eenentwintigste eeuw is zeker geen straf.

Wanneer restaurants betaalbaar zijn en chefs nieuwe vegetarische technieken onder de knie krijgen, kan een eetcultuur opbloeien waarmee we verder kunnen groeien zonder te vervuilen. Om dit aan te wakkeren kunnen werkgevers - net als in Parijs - verplicht worden een deel van het loon in lunchcoupons uit te betalen, waarmee de lokale horeca gestimuleerd wordt. Supermarkten werken samen met lokale boeren en ruimen de mooiste schappen in voor gezonde producten uit het seizoen en de regio. Er ontstaan allerlei nieuwe tussenvormen tussen restaurant, kookklassen, winkel en boeren. Van bezorgkratten met gezond eten uit eigen streek tot kwaliteitsafhaalmaaltijden bij de betere buurtkok.

De betere economie

Coca-Cola verkoopt suikerwater met een smaakje. Om te zorgen dat mensen het blijven kopen worden miljarden dollars aan reclamecampagnes besteed. H&M verkoopt kleren voor prijzen waar de kosten van een fatsoenlijk loon of van vervuilende katoenplantages niet in verwerkt zijn. Beide bedrijven verkopen overvloed en plezier maar produceren in werkelijkheid armoede. De dominante duurzaamheidsmythe stelt dat de economie vanzelf duurzamer wordt wanneer deze ondernemers wat schoner gaan produceren.

Toch kan dat nooit de complete oplossing zijn. We hebben een heel ander soort ondernemingen nodig. Ondernemingen die waarde toevoegen aan het leven van mensen, sociaal geïntegreerd zijn in hun leefomgeving en radicaal anders met grondstoffen en energie omgaan. Die kleiner en lokaal herkenbaar zijn. We hebben coöperaties nodig, nieuwe sociale ondernemingen, broodfondsen, lokale markten, nieuwe collectieven.

De roep om verandering zal steeds vaker van de werknemers zelf komen. Zij zoeken vaker werk dat maximaal inspireert en zin geeft aan het bestaan, in plaats van een maximaal loon. Deze werknemers willen voelen dat zij bezig zijn met iets zinvols: iets dat hun leven de moeite waard maakt, iets wat echt bijdraagt aan de maatschappij.

Temidden van de financiële rampspoed en de roep om meer groei biedt de Rio+20-conferentie een kans om te reflecteren op de koers van onze economie. Hoe zetten we de ijzeren wetten van marketing en commercie om in actie die ons economisch systeem niet groter en viezer, maar beter en zuiniger maakt? Hoe komt de regie weer gewoon bij mensen? Hoe zorgen we er voor dat talent dat nu zwoegt en ploetert om ons complexe financiële producten of suikerrijke drankjes te verkopen zich inzet om echte waarde toe te voegen? Hoe worden de levens van mensen beter en tegelijk lichter voor de aarde?

Het is tijd dat de slimste economen, de machtigste politici, de best betaalde CEO's en de briljantste financiële quants zich buigen over deze vragen. Waar blijft die Nobelprijs voor de groene economie?