Recensie
Mythes
Politici, journalisten en politieke analisten denken allemaal dat in 2002 de Nederlandse politiek radicaal veranderd is. In dat jaar werd het populisme, de personalisering en negatieve campagnevoering eigenhandig geïntroduceerd door Pim Fortuyn in de Nederlandse politiek. Daarvoor werden campagnes in ons polderland gekenmerkt door beschaving, beleid en beheersing. Dat was een gouden tijd in de politiek. Het is de rol van politicologen om deze mythes op basis van bewijs te ontkrachten.
Annemarie Walter (vorige week gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam) onderzoek in haar Negative Campaigning in Western Europe in hoeverre het waar is dat campagnes in Nederland negatiever zijn geworden. Ze vindt dat dit niet het geval is. Er zijn wel fluctuaties waar te nemen in de toon van de campagne, maar dit duidt niet op een toename, noch is 2002 een jaar waarin er in Nederland een opvallende breuk plaats vindt.
Klassiekers
En wie zijn klassiekers kent, weet dit ook eigenlijk wel. Wiegel (VVD) zei in de jaren '70 al over Den Uyl (PvdA): 'Sinterklaas bestaat en hij zit daar!' Dat was natuurlijk een vriendelijke grap. En toch is het aanvallen van andere partijen van alle tijden.
In het verkiezingsprogramma uit 1967 besteedde de PSP, een van voorgangers van GroenLinks veel aandacht aan de PvdA: '[o]f een stap principieel verantwoord is vanuit democratisch en socialistisch standpunt weegt voor de PvdA minder zwaar dan het verliezen of winnen van stemmen (...) Hoe zeer wij wensen dat de socialisten het weer gaan winnen van de verlichte liberalen in de PvdA, de feiten hebben inmiddels wel duidelijk gemaakt dat de leiding inderdaad uitgaat van het standpunt, dat eraan de rechterzijde meer te winnen valt dan aan de linkerzijde.'
Dat is natuurlijk een nog vrij intellectuele, academische beschouwing van de politiek. In 1977 ging de CPN de verkiezingen in met de slogan 'Van Agt eruit, CPN erin!' En dit zijn meer dan kleine plaagstootjes. De felle persoonlijke aanvallen van de PvdA-justitiewoordvoerder Kosto op de minister van Justitie van Agt, tijdens het eerste kabinet Den Uyl, voorkwamen in 1977 de vorming van het tweede kabinet-Den Uyl: het werd Den Uyl er uit, VVD erin!
Coalitievorming
En daarmee komen we op de belangrijkste these van het proefschrift van Walter. In West-Europese partijsystemen zijn de redenen om andere kandidaten aan te vallen, anders dan in de Verenigde Staten. In de VS is er een twee partijenstelsel: iedere stem die jij wint gaat ten koste van je tegenstander en brengt je dichterbij de positie van president. In Nederland moeten er na de verkiezingen coalities gesloten worden. Om de onderlinge verstandhouding niet onder druk te zetten zullen politici elkaar minder vaak aanvallen. Daarnaast zullen met name politici van partijen die niet verwachten mee te moeten doen aan de kabinetsformatie.
Walter vindt bewijs voor deze hypothese, niet alleen ligt het niveau van negatieve campagnevoeren lager in Duitsland en Nederland, dan in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, maar ook partijen die regierungsfähig vallen minder vaak aan, dan partijen die irrelevant zijn tijdens formaties.
De vraag is natuurlijk hoe anders dit is dan de Verenigde Staten: daar vinden namelijk voorverkiezingen plaats tussen kandidaten van dezelfde partij.
Ook zij zullen daarna door een deur moeten kunnen. Zoals we de laatste maanden hebben gezien kunnen die conflicten binnen partijen nog wel eens fel zijn: Mitt Romney is de laatste maanden uitgemaakt voor een flipflopping liberal die bedrijven de grond in jaagt, door zijn eigen partijgenoten nog wel. Vaak worden concurrenten gedwongen om samen te werken.
Democraat Kennedy benoemde zijn Democratische tegenkandidaat Johnson als vice-president in 1960, Republikein Reagan benoemde zijn Republikeinse tegenkandidaat Bush Sr. als vicepresident, en recent Obama benoemde Hillary Clinton als minister van Buitenlandse Zaken.
In die zin lijken de verkiezingen in West-Europese verkiezingen misschien meer op voorverkiezingen dan op presidentsverkiezingen. Er wordt in Amerika wel geformeerd, maar binnen partijen. In die zin, was het interessant geweest om een analyse te zien van Zweden of Denenmarken waar politiek gestructureerd is binnen een links en een rechts blok. Vallen partijen elkaar binnen de blokken aan (om kiezers van elkaar te winnen) of ligt de strijd met name binnen de blokken?
Al met al, laat het werk van Walter mooi zien wat de waarde is van politicologisch onderzoek: de mythes ondermijnen dat we in politiek uitzonderlijke tijden leven. Het lijkt alsof de huidige crisis, de huidige polarisatie, de huidige politieke persoonlijkheden en de huidige politieke stijl geen parallel hebben in de geschiedenis. Walter zet ons met beide benen op de grond.