In de bundel Vrijzinnig Paternalisme pleiten verschillende progressief-linkse auteurs voor een groen en links beschavingsproject. De auteurs van Vrijzinnig Paternalisme, geleid door Dick Pels, willen dat de overheid het debat met de burger aangaat over wat het goede leven is en burgers zo nodig stimuleren om de juiste keuze te maken. Ze willen hiermee een correctie aanbrengen op de liberale koers die GroenLinks onder Femke Halsema heeft ingezet. Zij zou de moraal te veel hebben overgelaten aan het individu. Het opvallende is dat waar het gaat om praktische politiek de voorstellen van Pels uitermate liberaal zijn en onderbouwd zijn met liberale argumenten.
Dit zal ik illustreren aan de hand van het hoofdstuk 'Werk, sociale zekerheid en het goede leven' waarin Pels samen met Femke Roosma pleit voor het invoeren van een basisinkomen. Ze breken hiermee met de koers van Femke Halsema. Zij schrok in Vrijheid eerlijk delen, het stuk waarin ze haar sociaal-liberalisme praktisch uitwerkte, niet terug voor een paternalistische voorstel dat werd onderbouwd met paternalistische argumenten: iedereen moet werken omdat dat beter voor hen is. De centrale vraag is: hoe paternalistisch is het vrijzinnig paternalisme van Pels en hoe liberaal het sociaal-liberalisme van Halsema?
Liberalisme? Paternalisme?
Liberalisme houdt in dat de overheid strikt neutraal moet zijn ten opzichte van ideeën van het goede leven. Alle liberalen vinden dat de overheid mensen moet beschermen tegen inbreuken op hun formele rechten. Links-liberalen vinden dat de overheid daarnaast de materiële voorwaarden voor ontplooiing eerlijk moet verdelen.
Paternalisten geloven dat de overheid niet neutraal mag blijven ten opzichte van ideeën van het goede leven. Burgers moeten de 'juiste keuzes' maken, omdat dat goed is voor burgers zelf. In essentie zeggen paternalisten: 'de overheid weet beter dan mensen zelf hoe ze hun leven moeten inrichten.' Harde paternalisten willen dwang inzetten om mensen daartoe te zetten. Vrijzinnig paternalisme varieert op een van twee manieren op dit thema: ten eerste, omdat vrijzinnig paternalisten niet zeker weten wat het idee van het goede leven is.
Zij werpen dit echter niet terug op het individu maar willen een maatschappelijk, democratisch debat over wat het goede leven is. Ten tweede, omdat vrijzinnig paternalisten mensen niet dwingen, maar duwtjes in de goede richting geven: mensen hebben het recht om de verkeerde keuzes te maken, maar ze worden gestimuleerd om de juiste keuze te maken.
De centrale assumptie van Roosma en Pels is dat ieder sociaal stelsel mensen stimuleert om hun leven op een bepaalde manier in te richten. De sociale zekerheid geeft altijd richting aan een idee van het goede leven. En op dit moment ligt de focus op werk. Roosma en Pels willen door het basisinkomen te introduceren mensen een andere richting geven.
Een vrijzinnig-paternalistisch pleidooi voor het basisinkomen
Een basisinkomen is een door de overheid gegarandeerd minimuminkomen dat iedereen krijgt onafhankelijk van of hij of zij werkt of niet. De beste manier om het uit te leggen is dat de AOW-gerechtigde leeftijd verlaagd wordt naar 18. Mensen kunnen daarnaast bijverdienen zoveel als ze willen, maar als ze door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar ook bijvoorbeeld omdat ze willen zorgen voor hun familie, of gewoon omdat ze lui zijn, (tijdelijk) niet werken kunnen ze altijd rekenen op een inkomen.
De vrijzinnig paternalisten Pels en Roosma hebben een agenda voor het goede leven: dat goede leven bestaat uit een juiste balans tussen werk, vrije tijd, ontwikkeling en de zorg voor anderen. Het basisinkomen kan daarbij helpen omdat het ruimte biedt voor ontplooiing, zorg en scholing. Mensen kunnen de tijd nemen voor scholing, voor de opvoeding van hun kinderen, het verzorgen van hun ouders of zich richten op sport, kunst en wetenschap en toch een (minimum)inkomen hebben.
Het kan voor mensen met een baan een manier zijn om arbeid en zorg beter te combineren. Voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt geeft het basisinkomen de vrijheid om slecht werk te weigeren. In de huidige arbeidsmarkt kunnen mensen eigenlijk slecht werk niet weigeren omdat ze dan hun inkomen verliezen.
Roosma en Pels vinden hun voorstel paternalistisch omdat het ervan uitgaat dat het legitiem is voor de overheid om zich het welzijn van mensen te bemoeien. Maar die bemoeienis is beperkt. In essentie verandert het basisinkomen de manier waarop we keuzes maken over werk en inkomen. Als mensen besluiten om niet te werken, is het alternatief nu geen inkomen, met het basisinkomen kunnen mensen rekenen op een vast inkomen. Maar voor Roosma en Pels is het basisinkomen niet alleen een financiële maatregel, het is een normatief signaal: de overheid wil dat mensen zich onthaasten. Het voorstel is volgens Roosma en Pels vrijzinnig omdat er geen belemmeringen zijn om slechte keuzes te maken.
Het basisinkomen langs een vrijzinnige meetlat
De kern van het betoog van Roosma en Pels is keuzevrijheid. Roosma en Pels willen mensen vrijmaken van arbeidsdwang. Het basisinkomen dwingt niemand om te werken, voor hun kinderen te zorgen of tijd te nemen voor scholing en ontspanning. Het maakt al deze keuzes tot serieuze opties. Dit gaat uit van een rijker begrip van dwang. Je kunt stellen dat de overheid mensen alleen dwingt iets te doen als mensen die zich niet aan de opdracht houden strafrechtelijk vervolgd worden.
De overheid dwingt mensen om belasting te betalen; doen we dat niet dan kunnen we worden opgepakt. Je kunt stellen dat een verzorgingsstaat en de vrije markt op een andere manier dwingen: het wel of niet verkrijgen van een inkomen is daar het beste voorbeeld van. De huidige verzorgingsstaat en arbeidsmarkt dwingen mensen om te werken. Als mensen niet werken hebben ze geen inkomen, en zijn ze veroordeeld tot honger en armoede. In puur formele zin bestaat de vrije keuze om niet te werken, maar is dat geen reële keuze. Mensen moeten werken want anders kunnen ze niet in hun basisbehoeften voorzien. Dat is in mijn ogen ook een vorm van dwang. Door een inkomen te verzekeren heft het basisinkomen deze vorm van dwang op. Het maakt daarmee allerlei opties reëel die slechts formeel bestonden. Mensen kunnen nu besluiten om zich helemaal te richten op de zorg voor hun kind, zonder zich zorgen te maken over de huur. In de kern vergroot het basisinkomen de reële keuzevrijheid van mensen.
Het basisinkomen is vooral goed voor mensen met weinig inkomen. Mensen met weinig spaargeld, mensen die net rond komen zitten nu een tredmolen van werk, werk, werk. Ze kunnen niet terugvallen op spaargeld of verlofregelingen als ze uit die tredmolen willen stappen. Als ze het niet redden komen ze in de WW of de bijstand. Deze regelingen gaan uit van het principe van reciprociteit.
Voor een uitkering staat een tegenprestatie: in de WW moet je solliciteren en dat werk accepteren en in de bijstand geldt steeds meer het principe van work first. Mensen mogen niet uit hun werkritme vallen, want anders komen ze nooit meer aan het werk. Het basisinkomen biedt de zwaksten op de arbeidsmarkt volgens Pels en Roosma meer bestaanszekerheid, maar vooral ook meer keuzevrijheid en een grotere autonomie, zonder dat daar de verplichting van een tegenprestatie tegenover staat.
Het basisinkomen kan positieve maatschappelijke gevolgen hebben: onthaasting, meer tijd voor het gezin, meer ruimte voor scholing, meer actieve beoefening van kunst, sport en wetenschap en beter werk voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Maar dit gebeurt niet door het principe van dwang, maar door het principe van vrije keuze.
Het basisinkomen kan dit gevolg alleen hebben als we uitgaan van een sociaal-liberaal vertrouwen in mensen: als mensen in vrijheid keuzes maken dan zullen dat de juiste keuzes zijn. Vrije mensen kiezen voor zorg, kunst, scholing en onthaasting. Als je mensen vrij maakt dan zullen ze niet kiezen voor niets doen, voor televisie, drank en drugs om de verveling door te komen. Mensen zijn van nature geneigd tot 'het goede', alleen de samenleving dwingt mensen nu om verkeerde keuzes te maken.
Paternalisme (met of zonder bijvoeglijke bepalingen) kunnen we niet bij Roosma en Pels aantreffen: de overheid weet niet beter hoe mensen hun leven moeten inrichten. Als je mensen de vrijheid geeft, dan maken ze de goede keuze. De overheid dwingt mensen nu de verkeerde keuze te maken, door eenzijdig de nadruk te leggen op werk.
Een paternalistisch pleidooi voor werk
Ik kan me op het gebied van werk en inkomen wel paternalistischere voorstellen bedenken dan het basisinkomen. Je zou je kunnen voorstellen dat iedereen na een jaar werkloosheid een baan krijgt aangeboden en, als ze die niet aannemen, de uitkering wordt gestopt. Je zou dat kunnen doen omdat je vindt dat mensen economisch zelfstandig moeten zijn, omdat werk goed voor ze is, of omdat je vindt dat niemand uitgesloten mag worden van de voordelen van werk. Dat is de kern van Vrijheid eerlijk delen van Halsema.
Ik heb al eerder laten zien dat dat voorstel veel dingen is, maar niet liberaal. Roosma en Pels geven de argumenten voor Vrijheid eerlijk delen goed weer: de verdedigers hiervan stelden dat mensen niet het recht hebben om geen deel uit te maken van de samenleving. Die deelname maakt ons tot betere mensen. Meedoen is goed voor je. Je onttrekken aan de samenleving is slecht. En een betaalde baan is het hoogste goed. Hiermee sluit Halsema naadloos aan bij het huidige denken over de arbeidsmarkt: iedereen moet (mee) werken. Vrijheid eerlijk delen was in de kern een paternalistisch voorstel, waarbij Halsema beter wist wat goed voor mensen was dan de mensen zelf.
Neem vrouwen die besluiten om niet te werken als hun kinderen jong zijn. Die keuze hebben vrouwen nu omdat er uitzonderingen zijn in de bijstand voor vrouwen met jonge kinderen. Halsema vond dat vrouwen hiermee hun eigen toekomst op het spel zetten. Door die vrouwen toe te staan te zorgen slaat de overheid een gat in hun CV, waardoor ze, als hun kinderen groot zijn, geen werk meer kunnen vinden. Ze missen dan de werkervaring, het werkritme en de opleiding om weer aan de slag te komen. De overheid moet vrouwen behoeden voor de verkeerde keuzes.
Liberalisme, paternalisme en het basisinkomen
De discussie binnen GroenLinks over Vrijheid eerlijk delen ging inderdaad langs de lijnen van liberalen versus gemeenschapsgezinden. Hierbij stond de vraag of mensen moesten werken niet ter discussie: de liberaal Halsema en de vakbondsvleugel waren het daarover eens. Halsema was liberaal omdat ze voor het stimuleren van de werkgelegenheid liberale middelen wilde inzetten zoals ontslagrechtversoepeling. De gemeenschapsgezinden waren paternalistisch omdat ze mensen wilden beschermen tegen precair werk.
De paternalistische assumpties van het betoog van Halsema zijn slechts door enkelen benoemd. Door te werken ontplooien mensen zich, en als mensen beslissen om niet te werken maken ze een ernstige vergissing, waarvoor de overheid hen met dwang en drang moet behoeden. Het is opvallend dat het juist Pels, die de liberale koers van Halsema in vrijzinnig paternalistische richting wil bijsturen, het voorstel doet voor het basisinkomen. Dit zou een ontspannen samenleving stimuleren.
Maar let wel: een basisinkomen doet dit via de band van vrijwilligheid: als we mensen bevrijden van een door de markt en overheid aangemoedigde arbeidsdwang dan zullen ze de 'juiste' keuze maken voor zorg, ontspanning, ontwikkeling en kunst.
Het voorstel van Pels en Roosma helt wel door naar de vrijzinnigheid en neemt grote afstand van het paternalisme: het basisinkomen vergroot de reële keuzevrijheid van mensen, en in vrijheid zullen ze de juiste keuzes maken. Ik ben een groot voorstander van het basisinkomen, juist omdat het individuele vrijheid vergroot. Nu de paternalisten van de traditie-Halsema nog.