Lessen voor GroenLinks?

Terwijl kanselier Merkel met een overweldigende 41,6% de bondsverkiezingen won, zakten de Grünen naar een teleurstellende 8,4%, en verloren bijna hun hele politieke top. Oudgedienden als Jürgen Trittin, Claudia Roth en Renate Künast ruimden het veld, en een nieuw fractiebestuur trad aan. Het barre vooruitzicht na het ritueel afgebroken coalitiegesprek met de CDU/CSU is nu om een 'bonsai-oppositie' te voeren met Die Linke (8,6%) tegen een Grote Coalitie van CDU en SPD – hetgeen meteen een debat uitlokte over de rechten van politieke minderheden in de Bundestag.

Twee jaar geleden, ten tijd van de succesvolle landsverkiezingen in Baden-Württemberg, scoorden de Grünen nog rond de 20%, en sprak men van een 'groene volkspartij' die zou kunnen doorbreken naar het nieuwe midden van de 'Bionade-Bourgeoisie'. Optimisten zagen zelfs een kiezerspotentieel schemeren van rond de 40%. Waarom hebben de Groenen die historische kans gemist? Waarom kon het groene succes in een welvarend-burgerlijke industriestaat als Baden-Württemberg (het land van Mercedes en Porsche) niet worden vertaald naar nationaal niveau? En wat kan GroenLinks leren van zowel het succes als het falen van onze Duitse collega's?

'Onze tijd vooruit'

Lijsttrekker Jürgen Trittin kwam met een zelfexcuserende verklaring: 'De bevolking was nog niet zo ver'. Er bestond nu eenmaal een conservatieve meerderheid in Duitsland: de samenleving was volgens hem nog niet toe aan meer rechtvaardigheid en ecologische transformatie. Maar dat lamme alibi bevestigde alleen maar wat de Groenen in de campagne door tegenstanders werd verweten: dat zij graag een moreel betweterig vingertje opstaken, dat vervolgens als een boemerang naar hen terugschoot.

Dat gold bijvoorbeeld voor het voorstel van een 'Veggie-Day' (1 vleesloze dag per week) – Trittin had daar trouwens intern tegen gestemd – en de aarzelende reactie van de partij op het 'pedofilie-debat': het verwijt dat sommige Groenen in de libertaire begintijd de 'machtsvrije seksuele omgang tussen kinderen en volwassenen' hadden verdedigd. Sommige groene idealisten leken verbaasd dat het kwaad zich ook bij henzelf, en niet per definitie bij de anderen, kon openbaren.

Het is ook niet goed vol te houden dat de Duitsers conservatief stemden: de meerderheid liet een voorkeur zien voor een centrumlinkse wending en een grote coalitie tussen CDU/CSU en SPD. Het weekblad Die Zeit merkte terecht op dat een land dat werd geregeerd door een kinderloze, gescheiden vrouw uit het Oosten, een gehandicapte in een rolstoel en een verklaarde homo, een land waar Vergangenheitsbewältiging en zelfkritiek aan de orde van de dag waren, moeilijk aartsconservatief kon worden genoemd.

Maar de belangrijkste strategiefout van de Grünen onder Trittin was dat zij de partij zuiver op links positioneerden, tussen Die Linke en de SPD in, hopend op een rood-rood-groene meerderheid en een dito coalitie (die meerderheid kwam er overigens wel, de coalitie niet). In de campagne legde men daarom de meeste nadruk op de sociale politiek, vooral op de invoering van het minimumloon, terwijl de Groenen zich op dat punt nauwelijks onderscheidden van beide andere linkse partijen.

Daardoor kwam het eigen programma voor een groene economische transitie onvoldoende uit de verf. Er werd niet voldoende gefocust op de stagnerende Energiewende, terwijl Trittin daarvoor juist de grondslag had gelegd als minister van milieu in de roodgroene regering-Schröder.

Bovendien koos de partijtop voor een Verelendungsdiscours dat de meeste Duitse burgers niet aansprak. Medelijsttrekker Katrin Göring-Eckhardt noemde Duitsland een 'zwartgele lobbyrepubliek' en een land 'waar het niet goed mee gaat'. De Groenen wilden het land niet beter maken, ze wilden het redden, aldus nogmaals Die Zeit. Maar Merkel won juist omdat de Duitsers in meerderheid het idee hadden dat hun land het ondanks de eurocrisis behoorlijk goed deed.

Robin Hood

De richting van de nationale campagne stond daarmee haaks op het 'model-Baden-Württemberg'. Kretschmann waarschuwde al in een vroeg stadium tegen de linkse koers in Berlijn. De tegenstelling Stuttgart-Berlijn reanimeerde daarmee de klassieke tegenstelling tussen 'realos' en 'links' die ook (maar minder afgetekend) speelt binnen GroenLinks.

Zo wil Kretschmann zich in kwesties van sociale rechtvaardigheid niet fixeren op herverdeling en uitkomstengelijkheid, maar benadrukt hij eerder de generationele rechtvaardigheid en de kansengelijkheid. In plaats van antikapitalistische retoriek wil hij toenadering tot de burgerlijke middenklasse en samenwerking met het innovatieve bedrijfsleven, dat als onmisbare partner in de Energiewende wordt gezien. De ecologische revolutie moet volgens hem niet als een bedreiging maar juist als een verleiding wordt gepresenteerd.

Dan helpt het niet echt als partijvoorzitter Cem Özdemir spreekt van een 'Robin-Hood-partij' die belastingverhoging voor de rijken wil om het minimumloon te kunnen financieren (Kretschmann waarschuwde al eerder voor een 'belastingorgie'). De linkse oppositiestijl zit de Groenen in de genen: zij blijven zich als 'anti-partijenpartij' schrap zetten tegen het heersende establishment en de maatschappelijke mainstream.

Maar om Kretschmann nogmaals aan te halen: meerderheden win je in het midden, niet op links. Ook is hij sterk gekant tegen moraliseren in de politiek: 'Veggie-Day' vond hij een infantiel voorstel. Het is volgens hem juist een grote verworvenheid dat de politiek zich niet mengt in de persoonlijke levensstijl van mensen. Zij worden door die linkse betweterij en morele arrogantie alleen maar afgeschrikt.

Wat kan GroenLinks hiervan leren?

Die les is niet eenduidig, al was het maar omdat GroenLinks met ongeveer hetzelfde liberale programma heeft verloren waarmee de Baden-Württembergse Grünen hebben gewonnen, en de Grünen nationaal hebben verloren met een sociaaldemocratische koers die GroenLinks juist weer sterker heeft ingezet na het debacle van 2012.

Zelfs de discussie over het basisinkomen is niet langer taboe. Ook is GroenLinks onder Bram van Ojik teruggekeerd naar een wat meer oppositionele stijl, na de ongelukkig uitgepakte meeregeer-ambities van Femke Halsema en Jolande Sap. En er is na Halsema's kritiek op het geheven vingertje gelukkig wat meer ruimte gekomen voor een 'vrijzinnig paternalisme'.

De verstokte liberalen onder ons zullen graag hun gelijk halen in Baden-Württemberg, terwijl de linksen onder ons niet bereid zullen zijn om het falen van de partij in Berlijn te zien als einde oefening. Maar het is verstandiger om te concluderen dat de tegenstelling tussen realos en linksen, tussen liberalen en socialen is achterhaald.

Die conclusie is natuurlijk vaker getrokken. Maar als de groene beweging wil overleven en groeien (groene groei!), ook bij onze oosterburen, is het onverminderd nodig om een positief compromis te sluiten tussen liberalisme en sociaaldemocratie, wier traditionele tegenstelling wordt 'opgeheven' in een nieuwe groene agenda.

Het groene liberalisme van Kretschmann met zijn tegenzin in herverdeling, zijn sterke antipaternalisme en zijn liefde voor de presterende, innovatieve middenklasse kan niet de enige inspiratie vormen voor een partij die de sociale rechtvaardigheid even serieus neemt als de ecologische revolutie. Duurzaamheid als verbindend perspectief 'voorbij links en rechts' blijft gemankeerd als het niet meteen wordt vertaald naar een minder ongelijke verdeling van kansen en middelen. Groen kan niet alleen winnen met groene thema's.

Voor Peter Siller, voorzitter van de verkiezingsprogrammacommissie en een belangrijk denker van de Grünen, is het duidelijk dat er in de broodnodige heroriëntatie van zijn partij nog een lange weg is te gaan. Er moet volgens hem veel meer helderheid komen over de relatie tussen ecologie en samenleving en die tussen welvaart en groene economie, over de eigen groene benadering van de sociale kwestie, over het eigen begrip van vrijheid en burgerrechten, over de eigen Europapolitiek en de eigen stijl van politieke communicatie (over alles dus).

Dat alles klinkt GroenLinksers helaas bekend in de oren, net als een andere vaststelling van Siller: met onze kernwaarden is niets mis, maar zij worden onvoldoende ondersteund door solide beleidsvoorstellen. We blijven teveel steken in goede bedoelingen. De Groenen moeten volgens Siller minder gebakken lucht produceren, minder ´touchy-feely´ en 'leefstijl-vaag' zijn, en helderder keuzes durven maken.

Siller is al langer inventief op zoek naar die heilige graal van het positieve compromis tussen groen, liberaal en links. Het onder zijn leiding samengestelde verkiezingsprogramma was er een eind naar op weg. Maar de campagne kreeg weer een linkse afwijking, onder invloed van oude knarren als de inmiddels afgetreden Jürgen Trittin en Claudia Roth. Het is nu de opdracht van een nieuwe generatie om dit groenlinksliberale compromis verder gestalte te geven. Ook Ralf Fücks, directeur van de Heinrich Böll Stiftung, de groene denktank, levert hier (iets meer van realo-zijde) met zijn recente boek Intelligent Wachsen een belangrijke bijdrage aan.

Ik had gehoopt dat het eventuele succes van de Duitse Groenen een beetje zou afstralen op bonsai-GroenLinks, en de groene beweging in Europa een opkontje zou geven. Nu kunnen we ons alleen warmen aan het bescheiden succes in Oostenrijk, waar de Groenen naar 12,4% klommen, waarmee ze nu de 'grootste' groene partij in Europa zijn.

Laten we hopen dat de Groenen in de Europese verkiezingen van 2014 gezamenlijk weer wat opkrabbelen. Al was het maar als tegenwicht tegen het verwachte succes van de anti- Europese populistische Internationale die zich nu bezig is te vormen.