Van een conservatief en liberaal naar een progressief Europa

De regeringslijst van 'minder Europa' is onthullend. Zodra de populistische leuzen moeten worden omgezet in concrete stappen, blijft er eigenlijk niets substantieels over.

Wat vertelt dat ons over de situatie waarin Nederland ten aanzien van Europa – de Europese Unie – verkeert? Dat de echte keuzes die we moeten maken, keuzes waarover niet alleen Europese maar ook nationale verkiezingen zouden moeten gaan, gaan over wat voor soort Europa we willen ('welk Europa').

Een Europa waarin 'Stabiliteit en Groei' eufemismen zijn voor bezuinigingen en krimp, afgedwongen door een conservatieve Duitse regering, met enthousiaste steun en aanmoediging van ons vorige kabinet?

Een Europa waarin het (communautaire) model van geven en nemen, en rekening houden met de belangen van alle lidstaten, op cruciaal economisch terrein steeds meer wordt ingewisseld voor besluiten van nationale regeringsleiders? Waarbij het niet alleen voor de kleinere lidstaten, maar steeds meer voor alle andere lidstaten dan het dominante Duitsland slikken of stikken is?

Onderonsjes

Dat is de paradox van het simpele nationalisme: Het 'terugtrekken achter de waterlinie' (in al zijn nationale varianten) leidt niet tot minder Europa, maar tot een Europa dat zich anders organiseert – als een club van regeringsleiders, die ad hoc besluiten neemt. Elke deelnemer kan weliswaar besluiten niet mee te doen, maar de prijs voor het niet meedoen blijkt keer op keer voor zelfs de grootste sceptici te hoog.

Op de inhoud van de besluiten die zo tot stand komen, op deze frequente onderonsjes van regeringsleiders, heeft geen parlement meer grip. Nationale parlementen kunnen weliswaar besluiten toch niet mee te willen doen, daarmee hun regeringsleider desavouerend, maar de chefakkoorden veranderen kunnen zij niet. Het Europees Parlement, dat bij de communautaire methode van geven en nemen reële macht heeft, staat in dit regeringsleidersmodel geheel buiten spel.

'Welk Europa' wordt dus op economisch vlak in grote mate beïnvloed door de manier waarop besluiten tot stand komen – tijdens onderonsjes van regeringsleiders. Het pijnlijke effect voor Nederland is dat haar invloed hierbij verwaarloosbaar is – tenzij ze zich nog radicaler opstelt dan de dominante Duitsers, zoals onder het vorige kabinet.

Groenblauwe agenda

Maar 'welk Europa' wordt even beslissend beïnvloed door de politieke richting die in Europa domineert: het afgelopen decennium kende een overweldigende dominantie van conservatieve partijen en politici – christendemocraten en liberalen vormden de meerderheid onder regeringsleiders, onder leden van de Europese Commissie en van het Europees Parlement. Daarmee was de politieke agenda het afgelopen decennium groenblauw gekleurd.

Met een progressieve meerderheid in het Europees Parlement volgend jaar mei en de afspiegeling daarvan in de Europese Commissie, en een groenrode meerderheid bij de komende verkiezingen in Duitsland, kan Europa er al weer heel wat vrolijker uit gaan zien. Maar dan moet eerst wel heel duidelijk worden voor het grote publiek, hoe anders een progressief gedomineerd Europa er uit zou gaan zien.

Europa moet zich de crisis uit investeren

Daarbij hangt veel af van een overtuigend antwoord op de huidige crisis, die voor een belangrijk deel veroorzaakt wordt door verkeerde politieke keuzes. Fundamenteel daarbij zijn de door de conservatieve Duitse partijen afgedwongen begrotingsregels, van het Stabiliteit- en Groeipact tot de 6-packs en 2-packs en het zogenaamde Compact, waardoor heel Europa in een negatieve groei en werkgelegenheidsspiraal wordt gedwongen, met elkaar opvolgende bezuinigingsrondes die de sociale zekerheid afbreken en krimp veroorzaken.

Bezuinigen door overheden als consumenten de broekriem te laten aanhalen, banken hun schulden te laten afbouwen, grenst aan harakiri. Alleen door exportoverschotten op te bouwen zou Europa zich nog uit de crisis kunnen exporteren. Inderdaad ja: Model Duitsland. Maar Nederland, met momenteel een exportoverschot van 15 %, laat zien dat dit geen oplossing kan zijn.

Europa, de grootste economie ter wereld, moet niet haar sociale en fysieke infrastructuur afknijpen onder het mom van dat we toekomstige generaties niet met hoge schulden moeten opzadelen. Europa moet juist investeren in die infrastructuur, opdat toekomstige generaties in een gezonde maatschappij opgroeien.

Met door leningen gefinancierde forse extra investeringen in bijvoorbeeld energiebesparing, zonne- en windenergie zorgen we voor meer werk nu en minder uitgaven en vervuiling in de toekomst. Met extra investeringen kunnen we ook de krimp voorkomen en de daling van overheidsinkomsten stoppen. Gezond makende groei is de beste manier om van overheidstekorten af te komen. Dat moet het alternatief van links zijn.

Onder de niet-aflatende druk van Duitse christendemocraten is een economische dwangbuis van eenzijdig restrictieve begrotingsregels gecreërd. Een dwangbuis die ook in crisissituaties als de huidige een maximaal tekort van 3% heilig verklaart. In de komende jaren wordt dat zelfs nog aanscherpt tot een structureel tekort van maximaal 0,5%. Die economische dwangbuis moet drastisch worden gewijzigd en worden aangevuld met positieve verplichtingen voor de lidstaten om met elkaar uit de crisis te komen.

Alleen zo kan de Europese kiezer een perspectief worden geboden, en kan het de eurosceptische partijen moeilijk worden gemaakt. Want zij zijn vooral 'tegen', en hebben geen geloofwaardig alternatief. Wat christendemocraten en liberalen in Europa betreft: zij zijn de hoofdverantwoordelijken voor een beleid dat miljoenen onnodig in de ellende heeft gestort, door vast te houden aan de fictie dat bezuinigen tot groei zou leiden. Laten we onze kiezers daar vooral steeds aan herinneren.