Hervormingen zijn een onmisbaar onderdeel van de politiek en het beleid van verzorgingsstaten. Met deze constatering eindigen Kees van Kersbergen van de Universiteit van Aarhus en ik ons boek De Verzorgingsstaat (2016, AUP). Hoe de verzorgingsstaat dan hervormd moet worden, is een belangrijke politieke vraag die eigenlijk altijd wel op de politieke agenda staat. Maar echt fundamentele discussies worden hier zelden over gevoerd. En dat laatste is zeker nu – in een tijd van voortdurende sociaaleconomische en technologische veranderingen – wél nodig.
Want welke verzorgingsstaat willen ‘we’ anno 2020 en verder? In zijn conceptverkiezingsprogramma maakt GroenLinks zich hard voor een inclusieve samenleving waarin iedereen op zijn of haar manier meedoet, waarin de ongelijkheid in inkomens en kansen afneemt, en waarin mensen worden verbonden. Maar willen ‘we’ de verzorgingsstaat die GroenLinks voor ogen lijkt te hebben? En wie zijn ‘we’ eigenlijk? Aan de hand van twee belangrijke onderwerpen – kinderopvang en de verouderende bevolking – laat ik zien dat deze vragen nog niet zo makkelijk te beantwoorden zijn.
Echt andere kinderopvang
GroenLinks wil dat kinderopvang een publieke voorziening wordt die gratis toegankelijk is voor alle kinderen tussen de zes maanden en vier jaar voor drie dagen per week. En van hogere kwaliteit. Een fikse investering dus, onder meer bedoeld om ‘verheffing’ van minder kansrijke kinderen te bewerkstelligen. Willen ‘we’ dit? En wie profiteert hier (het meest) van? Stel dat deze dienst toch vooral gebruikt wordt door gezinnen met tweeverdieners, bijvoorbeeld omdat het laten opvangen van jonge kinderen als het niet echt nodig is (nog?) niet past bij de Nederlandse opvoedingscultuur. In dat geval zal de ongelijkheid door dit beleid niet af- maar juist toenemen. Door ouders te verplichten gebruik te maken van de opvang wordt dit probleem ondervangen. Maar zulke verplichte deelname staat haaks op het – ook door GroenLinks gekoesterde – idee van keuzevrijheid. Hoe dit dilemma op te lossen?
Verouderende bevolking
Dan de verouderende bevolking, die onze samenleving voor nieuwe uitdagingen stelt. In 2050 zijn er in Nederland naar schatting twee keer zoveel vijfenzestigplussers als aandeel van de beroepsbevolking dan in 2010 het geval was (OESO 2010). Heel wat minder werkenden moeten dus heel wat méér AOW-uitkeringen bekostigen. Het fiscaliseren van de AOW, zoals GroenLinks voorstelt, vangt slechts een klein deel van deze extra kosten op. Die AOW’ers leven vervolgens ook langer dan vroeger. In ons boek presenteren Kees van Kersbergen en ik cijfers waaruit blijkt dat als verzorgingsstaten de komende twintig jaar hetzelfde niveau van sociale bescherming aan de gepensioneerden willen blijven bieden, de pensioenuitgaven gemiddeld met ongeveer vijftig procent moeten stijgen. Dat komt neer op zo’n extra vijf procent van het bbp.
De verhoging van de AOW-leeftijd in Nederland (en andere Europese landen) was een manier om een deel van deze extra uitgaven op te vangen. GroenLinks was en is voorstander van deze verhoging (waar bijvoorbeeld de PVV en 50PLUS deze willen terugdraaien). GroenLinks wil de AOW nu wel (fors) verhogen en de inkomens van ouderen met geen of slechts een klein pensioen aanvullen. Gezien de huidige politieke discussies is dit begrijpelijk, maar willen ‘we’ dit betalen? En wordt hiermee het doel van minder ongelijkheid – in dit geval tussen generaties – wel bereikt?
Sterke stijging tachtigplussers
Het aantal mensen boven de tachtig jaar zal toenemen van ongeveer 700.000 in 2010 naar zo’n miljoen in 2025 en zelfs twee miljoen in 2050 (CBS 2014). De vraag naar specifieke zorg neemt hierdoor sterk toe. Om hetzelfde niveau van zorg te behouden, moeten ook de gezondheidszorguitgaven met een extra vijf procent van het bbp omhoog. Hoe blijft dit betaalbaar? Dat is echt een fundamentele vraag. GroenLinks zet in op het tegengaan van verspilling en overbehandeling en wil de kosten beteugelen door steviger grip op onder meer de farmaceutische industrie. Dat helpt wellicht iets.
Technologische ontwikkeling zorgt er echter ook voor dat er steeds méér mogelijk is en zal zijn in de zorg. Maar daar hangt wel een prijskaartje aan. Zijn ‘we’ bereid dat betalen? Moet alles wat kan ook mogelijk zijn? Of is het soms genoeg? Dit zijn hele moeilijke vragen om te beantwoorden. En helemaal als het antwoord niet mag resulteren in een situatie waarin mensen met middelen méér mogelijkheden hebben dan mensen zonder middelen. GroenLinks noemt technologische ontwikkeling – terecht – als een kans om de economie schoner en eerlijker te maken. Maar er wordt gezwegen over de veel moeilijker, soms ethische vragen waar deze technologische ontwikkeling ook mee gepaard gaat. Bijvoorbeeld in de zorg.
Het conceptverkiezingsprogramma van GroenLinks schetst een interessant en voor sommigen (maar zeker niet allen) aantrekkelijk beeld van onze verzorgingsstaat anno 2020 en verder. Maar ook al zou dit de verzorgingsstaat zijn die ‘we’ willen, moeten er eerst nog belangrijke, fundamentele discussies gevoerd worden.