Een reactie op het verkiezingsprogramma

Voor iemand die een warm voorstander is van onorthodoxe vormen van links-progressieve samenwerking zijn het barre tijden. Want wie 'Een Ander Nederland' voorstaat, is gedwongen niet één, maar liefst drie of zelfs vier verkiezingsprogramma's tot zich te nemen. Dat is een crime. Verkiezingsprogramma's zijn migraine-proza van het ergste soort. Dat geldt net zo goed voor het PvdA- en SP-programma als voor het GroenLinks-programma.

Zo heb ik drie keer moeten kijken of het echt waar was, dat het GroenLinks-verkiezingsprogramma 'Groene Kansen voor Nederland' voor het grootste deel bestaat uit een To Do List van niet minder dan 355 programmapunten. 355 bullet points achter elkaar, zonder enige samenhang, analyse, emotie, verhaal.

Gewoon vijftien pagina's lang een gortdroge opsomming van programma-statements van het type: 'Er komt toezicht op de naleving van de energielabelplicht bij verkoop of huur van gebouwen' of 'In het wild levende dieren worden in principe met rust gelaten' of 'De sterilisatie-eis bij geslachtsverandering wordt afgeschaft'. Wat ik al zei, een telefoonboek staat dichter bij een roman van Jonathan Franzen dan het gemiddelde Nederlandse verkiezingsprogramma.

Ik ben het dus helemaal met Jos van der Lans eens in een eerder commentaar op deze site. Verkiezingsprogramma's leveren het ergste soort politieke taal op dat er is. Bakken jargon en beleidsclichés worden opengetrokken, bullet points en gedachtestreepjes komen in de plaats van analyse, meeslepend verhaal, consistentie en coherentie. Dat is geen toeval.

Brief aan de Nederlandse Kiezer

Verkiezingsprogramma's vormen een heel merkwaardig genre hybride teksten. Ze zijn allemansvriend, en dus multifunctioneel en multi-inzetbaar. Waar je zou hopen dat een verkiezingsprogramma een mooie, heldere 'Brief aan de Nederlandse Kiezer' van een partij zou zijn, zie je dat de vele functies die aan een programma worden toegedicht dat in de weg staan.

Zo'n program is om te beginnen, meer dan goed is, vooral een tekst van en voor partijtijgers. Via deelname in de anonieme programmacommissie – of via vaste interne adviesgroepen en lobbies zorgen de partijtijgers ervoor dat in elk verkiezingsprogram opnieuw ongeveer dezelfde teksten worden opgenomen op het specifieke terrein van hun keuze. Of ze laten het er naderhand via afdelingen en congressen alsnog in amenderen.

Maar verkiezingsprogramma's moeten tegelijkertijd extern campagne-proof zijn, dat wil zeggen, geen 'media-risico's' bevatten voor de campagne van de partijleider en zijn/haar campagne-coterie, wanneer het er echt op aankomt . En er moeten voldoende punten in verborgen zitten voor de claim van issue-ownership in campagnetijd.

Ook moet het geschikt zijn als basis voor een eventueel regeerakkoord, en dus robuust zijn als tekst voor doorberekeningen door het CPB (dat betreft alleen de allesbepalende financiële paragraaf, die vaak geheel los van het partijcircuit wordt vervaardigd door een incrowd van de echte fijnproevers.) Ook moet het program bestand zijn tegen de quizvragen-test van Kieskompas en Kieswijzer e.d., steeds belangrijker in tijden van een totaal zwevend electoraat.

Dit even vooraf, zodat u gewaarschuwd bent. Ik ben geen groot bewonderaar van verkiezingsprogramma's, van welke partij ze ook afkomstig zijn.

Gifgroen, übergroen en Do It Yourself

Maar laat ik met wat opbeurende dingen beginnen. Wat ik erg geslaagd vind in het GroenLinks-programma zijn die kleine kadertjes, die inzetjes waarin vaak een wethouder van GroenLinks wordt geïntroduceerd met een lokaal succesverhaal. Dat levert in een vaak dorre woestijn van lelijke beleidstaal verhaaltjes van vlees en bloed op. Leuke praktische voorbeelden.

Er zijn meer dingen die me blij verrasten in het GroenLinks-program. Goed is dat GroenLinks zich eindelijk weer eens gifgroen, übergroen, presenteert. Dat is wel eens een tijdje wat fletser geweest. Waar de Duitse Grünen consistent en betrouwbaar zijn op hun groene programma, leek het soms wel of GroenLinks wegdook voor zijn eigen Groene agenda. Terwijl Progressief Nederland – de materialistisch-productivistische PvdA en SP voorop -, de drive en expertise van GroenLinks op ecologie-vlak juist hard nodig heeft. De expliciete vergroening van GroenLinks met dit programma is goed doorgekomen, en kan een belangrijke bijdrage leveren aan 'winning the argument' namens Progressief Nederland.

Aansprekend vind ik ook de Jos van der Lans/Pieter Hilhorst-passages in het programma: de 'do it yourselves-agenda' van 'samenredzaamheid', 'eigenaarschap' tegen managementlagen en de administratieplicht in de publieke sector. In programmataal: 'GroenLinks wil dat mensen samen met professionals hun eigen zorg of vangnet kunnen organiseren. Zij zijn het uitgangspunt, niet de logica van publieke instituties'.

Herverdeling van de inkomens

Ook vond ik het programma op sommige punten 'sociaal-democratischer' dan ik verwacht had. Het boek The Spirit Level kom je bijna letterlijk tegen in deze passage: 'Gelijke kansen betekent ook een herverdeling van inkomens. Dat is niet alleen goed voor lagere inkomensgroepen, maar ook voor de samenleving als geheel. Zo zijn in Zweden en Finland mensen gezonder en gelukkiger dan in ongelijke samenlevingen als Engeland en de Verenigde Staten'.

Te midden van de politieke clichétaal van zulke programma's ('Voorkomen is beter dan genezen' heet de zorgparagraaf), staan er soms toch een paar pareltjes in de tekst. Zoals: 'Niet het recht van de sterkste, maar de sterkte van het recht'. Of: 'Straffen kan dus hard nodig zijn', wat rijmt met harder bestraffen van criminaliteit, maar er niet echt staat. Of: 'we zetten mensen niet uit, maar in', over Polen en Roemenen die 'taal- en participatietrajecten aangeboden krijgen'.

Het meest boeiend voor een progressieve buitenstaander zijn de contradicties en spanningen die meer en minder evident in het programma opduiken. Zo is er een grote spanning tussen twee sentimenten. Dat van schaalverkleining, radicale democratisering, zeggenschap van individuen, die 'zelfredzaam' de regie over het eigen leven moeten voeren, tegenover de tamelijk lichtzinnige manier waarop gepleit wordt voor schaalvergroting inzake Europese integratie, globalisering e.d.. Twee totaal tegengestelde bewegingen, die nergens echt bij elkaar komen, dan wel worden geproblematiseerd.

Ingesnoerde diversiteit

Iets soortgelijks doet zich voor bij het begrip 'diversiteit'. Het programma doorademt 'trots op diversiteit', op culturele en religieuze verscheidenheid. 'Of je nu een hoofddoek en hoge hakken draagt, homo bent in Staphorst, of een dubbele nationaliteit hebt: wij kiezen voor een samenleving waarin je jezelf kunt zijn'. Tegelijk wordt alle trots en gejubel over diversiteit fors ingesnoerd: diversiteit ok, maar wel binnen de zwaar bevochten principes van 'vrijheid van meningsuiting, het recht op zelfbeschikking, non-discriminatie, de gelijkheid van man en vrouw en de scheiding van kerk en staat. Dat is wat Nederland Nederland maakt'. Dat werpt dan wel de vraag op: op welke religieuze en culturele diversiteit is men dan eigenlijk zo trots?

Hoe dit ook zij, de op zich toch wel redelijke programma-tekst in het eerste deel, mondt uit in die anti-climax van 355 programmapunten. 355 ongereflecteerde actiepunten: dat gelooft niemand. Daarvoor is het geloof in politiek veel te veel aangetast. En trouwens: burgers zouden toch weer meer zelf de regie over hun leven gaan voeren? Waarom niet wat bescheidener je gericht focussen op, zeg, tien cruciale, urgente veranderingen. Tien wissels die GroenLinks wil omzetten om Nederland echt groener te maken, mocht ze in de regering komen, met of zonder Kunduz-club. Dat vertrouw ik meer, dan 355 loze retorische beloften.