Eervolle vermelding Gaia-essaywedstrijd 2022

"Niemand gaat dood door economen", hoor ik achter me. Het is een doordeweekse ochtend in een kantoorpand in Amsterdam. Ik wend mijn blik af van mijn beeldscherm en kijk naar mijn collega. Hij vertelt dat hij een mindere dag heeft, dat kan toch? En daarbij, zo zegt hij stellig, in tegenstelling tot chirurgie gaat ons werk niet over leven en dood. Daarom is het niet zo erg dat hij vandaag suf achter zijn laptop zit. Zou het?

Economen zijn overal. Ze adviseren politieke partijen, besturen banken en bedrijven, investeren ons pensioengeld, schrijven voor de krant en publiceren wetenschappelijke artikelen. Het verhaal van de conservatieve econoom weerklinkt het sterkst. De hoofdrol in dat verhaal wordt gespeeld door de Zelfregulerende Markt, zijn favoriete gereedschap is Prijs en zijn vrienden heten Vraag en Aanbod. Het is een schone, klinische wereld. Als het een prijs heeft is het waardevol, zo luidt de ondertitel, en prijzen kunnen het beste bepaald worden in de markt waar rationele actoren met elkaar concurreren.

De prijs van een liter bloed

Dit verhaal is niet zonder kritiek gebleven. Politiek econoom Karl Polanyi schreef in 1942 dat alle menselijke relaties door het prijsmechanisme worden bepaald. Dit zie je bijvoorbeeld terug in de hiërarchie van traditionele gezinnen, waar de man een hoger salaris ontvangt dan de parttime werkende vrouw. Waar volgens Polanyi vrijwel alle menselijke activiteiten beschouwd moet worden als waardevol werk, los van de vraag of er betaling tegenover staat, is in het conservatief-economische verhaal alleen betaalde arbeid relevant. De beprijsde wereld is de wereld van de economen.

De ruimte is groot tussen de door prijzen gereguleerde markteconomie en een samenleving gemaakt voor mensen van vlees en bloed. Als je de ruimte tussen deze twee werelden betreedt, merk je op dat de kant die geregeerd wordt door prijzen besmeurd is. “Het kapitaal komt ter wereld, bloed en drek druipend uit al zijn poriën”, schreef Karl Marx in Kapitaal.

We inspecteren de bloedresten nader. Sommige sporen zijn honderden jaren oud, zo donkerbruin ingedroogd dat ze nauwelijks te onderscheiden zijn van de donkere aarde. We kunnen maar moeilijk traceren waar deze sporen vandaan komen. In de beprijsde wereld wonen namelijk geen mensen met namen maar enkel de factor arbeid. Hier stromen geen rivieren en staan geen bomen of bergen maar bestaat wel de factor ruwe materialen.

Portretfoto Valerie Schreur
Valerie Schreur

Bijna aan het zicht onttrokken, nog net te zien als je op je tenen gaat staan, zien we de onbeprijsde wereld. Hier bestaan samenlevingen waar de zelfregulerende markt niet tussen alle sociale relaties in staat. Is het een utopie, een wereld zonder marktmechanisme? Nee, laten we niet vergeten dat de beprijsde wereld pas een aantal eeuwen bestaat. Vele onbeprijsde samenlevingen hebben al bestaan, zoals David Graeber en David Wengrow in hun boek Het ontstaan van alles beschrijven.

Sommige gemeenschappen leefden afhankelijk van de seizoenen in kleinere groepen of samen op een centrale plek. Andere gemeenschappen overlegden dagelijks gezamenlijk over politieke beslissingen op basis van de behoeftes en waarden van de bewoners. Wat we van het boek van Graeber en Wengrow moeten meenemen is dat er andere manieren zijn om sociale relaties vorm te geven dan via het prijsmechanisme.

“ We kunnen kiezen of we willen zien wie er lijdt en wie niet ”

Nu speelt ons leven zich echter af in de beprijsde wereld. We kijken weer naar die ontraceerbare bloedsporen. We kunnen kiezen of we willen zien wie er lijdt en wie niet. Economen kiezen voor onzichtbaarheid, voor strategische onwetendheid, zoals filosoof Linsey McGoey het noemt. Doen alsof je het niet weet of niet kán weten is handig, want dan hoef je er ook niks aan te doen.

Vaak vindt het lijden plaats in verre buitenlanden. Soms komen er cijfers of beelden naar boven die nauwelijks meer strategisch genegeerd kunnen worden. Een voorbeeld zijn de omgekomen migrantenwerkers voor het aankomende wereldkampioenschap voetbal in Qatar. Het gaat om zesduizendvijfhonderd mensen, volgens cijfers van The Guardian van februari 2021. Dat is ongeveer 507 liter bloed per wedstrijd. Andere berichten die het nieuws halen gaan over instortende sweatshops, zelfmoorden van de mensen die elektronica maken en Oekraïense vluchtelingen die in het Westland gedwongen worden amaryllissen te oogsten. Lijden voor lage prijzen van ons vermaak, onze T-shirts, onze iPhones en onze bloemen.

De speer en de mand

Hoe komen we weg van die kille beprijsde wereld waar geen mensen wonen en waar geen bomen en bergen staan? Hoe kunnen we aanpassingen bewerkstelligen en onze wereld leefbaar maken voor iedereen? Om betere verhalen te vertellen over de samenleving – verhalen die niet door economen geschreven zijn – helpt wellicht de metafoor van de mand. Schrijfster Ursula Le Guin schreef over de mand als belangrijkste uitvinding van de mensheid – althans, belangrijker dan de alom bejubelde speer. Haar essay The carrier bag theory of fiction is een literaire kritiek over de verhalen die we vertellen.

In romans gaat het vaak over de spreekwoordelijke Held die in een woeste strijd met een speer een mammoet doodt. Dat is een killer story, een dodelijk sterk verhaal doortrokken van ‘conflict, competitie, spanning en strijd’. In die sterke verhalen ontbreekt de mand, een alledaags voorwerp. De mand staat volgens Le Guin voor wat we daadwerkelijk van belang vinden.

De speer is spannend, maar in een mand kan je voedsel bewaren, kleine kinderen met je meedragen, medicijnen opbergen of een lappendeken die je warm houdt. Met de mand kan je bij je dragen wat je nodig hebt. Dat kan anders zijn van dag tot dag, van jaar tot jaar. De mand faciliteert daarmee ons aanpassingsvermogen. De mand als vorm voor wat we belangrijk vinden, betekent dat mensen de inhoud kunnen aanpassen met als doel zo lang mogelijk en zo goed mogelijk zorg te dragen. Doe dat maar eens met een speer.

Vrouw met mand op een markt
Foto via PxHere. CC0

Als we kijken naar onze mand, nu, wat doen we daarin? Bewaren we nog wel de juiste dingen in onze manden? Veel van wat we nu belangrijk zijn gaan vinden, doordat prijzen ons sociaal bindmiddel zijn, zijn bewijzen van bezit. De vermogenden hebben beleggingsportefeuilles en investeringsfondsen, privaat beheerd dan wel via een pensioenfonds. Die portefeuilles zijn net als Le Guins mand dragers van waarde.

Er is alleen iets vreemds aan de hand. Er zou geïnvesteerd kunnen worden in duurzame doelen, in biologische landbouw en scholing wereldwijd. Maar dat gebeurt niet. Het beleggingsportfolio is net zo’n killer story geworden als de speer. Een verhaal van Helden, zoals de durfkapitalisten, de risico-investeerders, activistische aandeelhouders, die kansen zien die niemand anders ziet en die durven te pakken. De winnaars van het aandeelhouderskapitalisme. De dragers van dergelijke portefeuilles zijn betoverd door dat dodelijk sterke verhaal, worden strategisch onwetend en negeren dat het portfolio afgeeft. Er kleeft iets aan hun handen.

“ Binnen glazen wolkenkrabbers, waar mensen automatenkoffie drinken en suf zijn en ontkennen dat hun werk gaat over leven en dood, daar vindt geweld plaats ”

Prijs is het sociale bindmiddel van deze tijd, hoe we relateren tot elkaar. Wie mag voor welke prijs gebruikt worden? Wiens bloed mag vloeien uit de aktetas, uit de portefeuille, over de handen van diegene die de tas vasthoudt, en wie is dat? De moderne economie is een plek van verborgen geweld.

Binnen glazen wolkenkrabbers, waar mensen automatenkoffie drinken en suf zijn en ontkennen dat hun werk gaat over leven en dood, daar vindt geweld plaats. Het wordt tijd dat we dit erkennen in onze economische beleidsinstellingen. Geen strategische onwetendheid meer. We moeten nagaan wat ons verbindt met de naamlozen, met hen die geen Helden zijn in onze verhalen.

Het boek dichtslaan

De uitweg is ons aanpassingsvermogen. Dat wat leidt tot bloed en drek moet we niet meer eren in onze verhalen. Het boek van de zelfregulerende markt kunnen we dichtslaan. Voor het dichten van de ruimte tussen een marktsamenleving en een onbeprijsde samenleving is echter een lange adem nodig. Zo lang zelfs dat de kans bestaat dat de levenden van nu het niet meer mee gaan maken. Omdat de stappen soms klein zijn, soms slechts een amendement bij een wetsvoorstel, lijkt het alsof het einde van het kapitalisme niet in zicht komt.

Dat neemt niet weg dat blijven aanpassen de opdracht is. Pak de mand en laat de speer vallen, niet alleen in verhalen maar ook in de praktijk. Opnieuw waarderen wat van waarde is leidt tot resultaten. Het kapitalisme van nu is niet meer dat van honderd jaar geleden. De arbeiders- en vrouwenbewegingen hebben al veel verandering teweeggebracht, evenals burgerrechtenbewegingen en milieuactivisten: scholing voor kinderen, sociale vangnetten, gelijke rechten, wetgeving om klimaatverandering tegen te gaan. We passen aan en passen aan totdat het bloed van de balans is en de verhalen over de oude Helden, de speerdragers, conservatieve economen en durfkapitalisten, verfrommeld in de prullenbak liggen.

Gaia-essaywedstrijd

Dit essay kreeg een eervolle vermelding van de jury van de Gaia-essaywedstrijd 2022.