Eervolle vermelding Gaia-essaywedstrijd 2022

Weinig mensen zullen eraan twijfelen dat we moeten stoppen met het uitputten en overvragen van onze planeet. De kwestie is echter: op welke manier? In onze ogen zijn de grootste te nemen horden onze financiële en economisch structuren. De structuren die ons hebben gebracht op het punt waar we nu zijn. Zij zullen ingrijpend dienen te veranderen. Dat vraagt om wezenlijk politieke keuzes, ‘roodgroene’ keuzes, die ervoor zorgen dat bij de enorme collectieve beweging richting verduurzaming de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Dat de grote (westerse) vervuilers met hun historische ereschuld via herverdeling worden gedwongen hun eerlijke aandeel te leveren. En dat klimaatbeleid burgers ook daadwerkelijk in staat stelt tot verduurzaming en verandering van hun consumptiepatroon.

Maar de huidige koers bouwt nog steeds op versleten en inadequate leerstukken uit een ideologische denkwijze die de confrontatie met gevestigde belangen en private macht lijkt te willen vermijden. Juist daarom loopt Nederland vast in mooie woorden. Woorden die het niet alleen niet waar kán maken, maar die het ook niet waar dúrft te maken.

Markt en individu

Het roer moet radicaal om. Dat vraagt om het afschudden van de oude vormen en gedachten. Zo domineert nog steeds het idee dat het de markt is die achter het stuurwiel moet zitten – modieuze lippendienst aan kritiek op diezelfde markt daargelaten. “Als je bedrijven nu een grote zak subsidie geeft en andere financiële prikkels dan verleid je ze wel tot een fundamentele omslag naar een nieuwe economie”, luidt het mantra. Of minder vriendelijk gesteld: voed het beest van het op winst jagende kapitaal en het spuwt groene oplossingen uit. Achter die overtuiging gaat een soort ouderwetse ‘spoorwegen- en vliegtuigenromantiek’ schuil, zoals D66-oprichter Hans van Mierlo het eens stelde, een evolutionair vertrouwen in de innovatiekracht van de private sector en de lumineuze ideeën van ondernemende hemelbestormers. Naar die groen gecamoufleerde vorm van neoliberalisme – een dienstige staat faciliteert een goedwillende markt – wordt nog steeds hoopvol gekeken, ook al bewijst alleen al het kritieke punt waarop we nu zijn aanbeland dat het niet werkt.

Anderzijds zwaaien we nog steeds stichtelijk met de vinger naar de individuele consument. “Een beter milieu begint bij jezelf”, luidde het bekende jaren-90-spotje. Een hardnekkig uitgangspunt dat suggereert dat door te ‘consuminderen’ iedereen afzonderlijk verantwoordelijk is voor een soort zijden revolutie. Door die lens bekeken is er alleen een collectieve gedragsverandering nodig, de optelsom van allerlei nobele individuen die nu eindelijk eens besluiten elektrisch te gaan rijden en te stoppen met vlees eten. Of zoals de CEO van een grote oliemaatschappij het in gesprek met Nieuwsuur wat cynischer formuleerde: “Ik pomp alles op wat ik kan oppompen om aan de vraag te kunnen voldoen. Wat uiteindelijk werkt tegen klimaatverandering is minder CO2 uitstoten en de consument stoot CO2 uit.”

Windturbines in Flevoland
Windturbines in Flevoland. CC0

Zowel het romantische marktdenken als de nadruk op de individuele consument staan een roodgroen klimaatbeleid in de weg. Marktdenken ontkent de reële aanwezigheid van belangentegenstellingen, evenals de machtsvraag die als een schaduw over de relatie tussen staat en kapitaal valt. In plaats daarvan spiegelt het ons een frictieloos samensmelten voor van publieke en private belangen, daar waar in werkelijkheid private marktbelangen het meest gebaat zijn bij dat publieke beleid.

Geïndividualiseerd consument-denken veronachtzaamt bovendien de morele vraag wie nu eigenlijk de grootste verantwoordelijkheid dient te dragen voor de groene tour de force die zo noodzakelijk is. Directeur van Milieudefensie Donald Pols stelde het recent scherp: “De problemen worden geïndividualiseerd en de grootste vervuilers worden ontzien.” Dit voedt het sprookje dat het redden van de planeet een kwestie is van individuele wilskracht. Het negeert ook de historische verantwoordelijkheidsvraag: het feit dat sinds eind jaren 80 wereldwijd honderd bedrijven en hun investeerders voor 71 procent van de totale uitstoot van de broeikasgassen verantwoordelijk zijn.

Herwaardering van herverdeling

Een ‘roodgroene’ koerswijziging begint dus bij een ideologisch offensief: weg van de heilige neoliberale twee-eenheid van markt en consument. En in de richting van een uitgesproken idee van klimaatrechtvaardigheid.

Die omslag vraagt om een herwaardering van herverdeling. Gericht tegen machtig kapitaal, dé veroorzaker van de klimaatcrisis, en ten behoeve van burgers. Een roodgroen klimaatbeleid moet dus beginnen met het opnieuw op waarde schatten van de staat als instrument voor die herverdeling. De staat die – zoals de Nederlandse rechter recent nog maar eens heeft benadrukt in de Urgenda-zaak – verplicht is de veiligheid van zijn burgers te beschermen. Deze zal voor het publieke belang zijn spierballen moeten laten rollen zodat de rechter dat niet meer hoeft te doen. De staat moet er zijn voor burgers en hij moet machtigen met lef uitdagen.

Wie herverdeling zegt, zegt belastingen – hét middel van de staat om geld uit de zakken van de rijken naar de portemonnee van de middenklasse en de minderbedeelden te krijgen. Wat zijn de feiten? Jaarlijks haalt de staat 5 miljard aan energiebelasting op. Die keert hij uit als zogenaamde SDE-subsidie: Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie. Dat model is onrechtvaardig. Want het staat toe dat de grootste vervuilers – multinationals, kapitaalkrachtige bedrijven – nauwelijks de financiële last dragen waar de klimaat-kentering om vraagt. Terwijl de industrie verantwoordelijk is voor bijna de helft van de CO2-uitstoot van Nederland, betaalt deze minder dan 10 procent van de energiebelasting. Het zijn voornamelijk burgers die de portemonnee moeten trekken. Zij hoesten meer dan de helft van die energiebelasting op, ook al zijn zij door gasverbruik, elektriciteitsverbruik en benzine voor de auto slechts voor een kwart van de uitstoot verantwoordelijk. Uit een onderzoek uit 2017 van de TU Delft en de Universiteit van Amsterdam kwam zelfs een ontluisterend feit naar voren: mensen met een lager inkomen betaalden meer aan klimaatbeleid dan de rijkste tien procent.

“ We ontzien private macht, die daarom weinig moeite doet om efficiënter om te gaan met energie ”

Om het in perspectief te plaatsen: per kubieke meter gas betaalt een huishouden tien keer zoveel aan gasbelasting als een middelgroot bedrijf. ETS-bedrijven – big oil en andere grote industriële bedrijven - die verantwoordelijk zijn voor 45 procent van de CO2-uitstoot in Nederland betalen nagenoeg niks. Dat komt door ons regressieve, en in de kern dus onrechtvaardige energiebelastingstelsel: hoe meer je verbruikt, hoe minder belasting je betaalt. We ontzien private macht, die daarom ook weinig moeite doet om efficiënter om te gaan met energie, maar weten het geld van gewone mensen goed te vinden. Het verhaal wordt nog onrechtvaardiger. Want geheel volgens de neoliberale denkwijze die de staat dienstig maakt aan de markt, ontvangt het grote bedrijfsleven ook nog eens het leeuwendeel uit de subsidiepot van 5 miljard. En een huurder? Die ziet vrijwel niets terug van zijn energiebelasting.

Klimaatinkomen

Een ‘roodgroen’ klimaatbeleid begint dus bij het herijken van de manier waarop de staat gebruikt maakt van zijn macht, in dit geval het heffen van belastingen. Veel moediger dan nu het geval is moet het principe centraal worden gezet dat de vervuiler betaalt. Dat betekent dat de private sector ook naar rato moeten betalen.

Met de opbrengst van die CO2-belasting moet de staat zich wenden tot zijn burgers. Want waar bedrijven hun eerlijke deel moeten betalen, moeten burgers ook in staat worden gesteld duurzaam te leven. De staat moet zijn belastingopbrengsten uit CO2 daarom weer grotendeels uitbetalen aan mensen – en méér aan degenen met lagere inkomens. Die uitbetaling heet dan: ‘klimaatinkomen’.

Zeker, vervuilende bedrijven zullen hun producten als gevolg van die belasting ook weer duurder maken. Mensen moeten dus gecompenseerd worden voor de prijsstijgingen. Ook daar is een klimaatinkomen voor bedoeld. Het moet sociaal zijn, zeker om mensen met weinig geld te beschermen tegen prijsstijgingen van de producten van de vervuilers – benzine, gas, elektriciteit.

Wat is dan de winst? In de eerste plaats komt er een verschuiving op gang. Met een rechtvaardige CO2-belasting zullen producten met een fossiele oorsprong duurder worden dan groene producten – zeker als de staat het lef heeft om het bedrag van die belasting voorwaardelijk te maken en desnoods de duimschroef een beetje aan te draaien: elk jaar een beetje meer als bedrijven hun vergroeningsdoelen niet halen.

“ De staat klimt weer op de bok en beteugelt de markt ”

Hun klimaatinkomen kunnen burgers bovendien het beste besteden aan groene energie. Wie alleen voor fossiel kiest, houdt netto immers weinig of niks over. Wie voor groene energie kiest, investeert in isolatie of in een elektrische fiets, houdt aan de andere kant geld over: dat blijft immers onbelast. Stroom uit kolen en gas wordt duurder, wind, zon en andere duurzame energie wordt relatief goedkoper. Zo klimt de staat weer op de bok en beteugelt hij de markt, om haar vervolgens in de richting te sturen van een groener systeem – zonder moeilijke en onrechtvaardige subsidieconstructies.

Afhankelijk van de prijs van kolen, olie en gas kan de CO2-belasting die als klimaatinkomen wordt uitgekeerd natuurlijk aangepast worden. Door de oorlog in Oekraïne zijn nu bijvoorbeeld de prijzen van olie en gas abrupt omhoog geschoten. In zo’n situatie kan de staat nog altijd de belasting tijdelijk verlagen om prijsstijgingen te dempen. Het gaat immers om de totale prijs van fossiel en niet alleen de belastingprijs.

Roodgroene machtsvorming

Voorbij de technische invulling van zo’n klimaatinkomen is de winst fundamenteler: het is een maatregel waarmee de staat weer laat zien dat hij de toekomstbelangen van mensen – zeker van hen die een smalle beurs hebben – ondubbelzinnig kan beschermen en tegelijkertijd de confrontatie aandurft met de machtigen. Montesquieu zei al: Le pouvoir arrête le pouvoir, alleen macht kan macht stuiten. Die rol moet de staat met gevoel voor urgentie op zich durven nemen, want de tijd dringt. In Canada, Zwitserland en Oostenrijk wordt het klimaatinkomen al met succes toegepast. En mensen zijn er ook in een ruime meerderheid positief over.

Hoe krijgen we dit dan ook in Nederland gedaan? Hoe kan een roodgroen klimaatbeleid in Nederland werkelijkheid worden? Deze ‘hoe-vragen’ zijn van wezensbelang. Want alleen met goede argumenten of goede ideeën kom je er niet. Macht is noodzakelijk om macht te stuiten, maar macht is ook noodzakelijk om ideeën tot meer te maken dan alleen beloftes. Om uitzicht te bieden op de realisatie ervan.

In onze ogen vraagt dat om een samenkomen van de verschillende politieke krachten die nu afzonderlijk uiting geven aan die roodgroene politiek. Die gezamenlijk sterker staan en daarmee uitzicht bieden op zo’n koerswijziging. De groene politiek en de rode politiek vinden nu hun bedding bij GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Laat die partijen de handen ineenslaan. Laat hen door machtsvorming ook een reëel en hoopvol perspectief bieden op het realiseren van zoiets als een klimaatinkomen, op het vorm geven aan een klimaatbeleid dat het streven naar rechtvaardigheid en een leefbare planeet met elkaar verbindt.

Gaia-essaywedstrijd

Dit essay kreeg een eervolle vermelding van de jury van de Gaia-essaywedstrijd 2022.