Weinig mensen zullen eraan twijfelen dat we moeten stoppen met het uitputten en overvragen van onze planeet. De kwestie is echter: op welke manier? In onze ogen zijn de grootste te nemen horden onze financiële en economisch structuren. De structuren die ons hebben gebracht op het punt waar we nu zijn. Zij zullen ingrijpend dienen te veranderen. Dat vraagt om wezenlijk politieke keuzes, ‘roodgroene’ keuzes, die ervoor zorgen dat bij de enorme collectieve beweging richting verduurzaming de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Dat de grote (westerse) vervuilers met hun historische ereschuld via herverdeling worden gedwongen hun eerlijke aandeel te leveren. En dat klimaatbeleid burgers ook daadwerkelijk in staat stelt tot verduurzaming en verandering van hun consumptiepatroon.
Maar de huidige koers bouwt nog steeds op versleten en inadequate leerstukken uit een ideologische denkwijze die de confrontatie met gevestigde belangen en private macht lijkt te willen vermijden. Juist daarom loopt Nederland vast in mooie woorden. Woorden die het niet alleen niet waar kán maken, maar die het ook niet waar dúrft te maken.
Markt en individu
Het roer moet radicaal om. Dat vraagt om het afschudden van de oude vormen en gedachten. Zo domineert nog steeds het idee dat het de markt is die achter het stuurwiel moet zitten – modieuze lippendienst aan kritiek op diezelfde markt daargelaten. “Als je bedrijven nu een grote zak subsidie geeft en andere financiële prikkels dan verleid je ze wel tot een fundamentele omslag naar een nieuwe economie”, luidt het mantra. Of minder vriendelijk gesteld: voed het beest van het op winst jagende kapitaal en het spuwt groene oplossingen uit. Achter die overtuiging gaat een soort ouderwetse ‘spoorwegen- en vliegtuigenromantiek’ schuil, zoals D66-oprichter Hans van Mierlo het eens stelde, een evolutionair vertrouwen in de innovatiekracht van de private sector en de lumineuze ideeën van ondernemende hemelbestormers. Naar die groen gecamoufleerde vorm van neoliberalisme – een dienstige staat faciliteert een goedwillende markt – wordt nog steeds hoopvol gekeken, ook al bewijst alleen al het kritieke punt waarop we nu zijn aanbeland dat het niet werkt.