Ook werden er democratische manieren bedacht om te besluiten welke ondernemingen welkom zijn in de maatschappij. Hier in de stad kregen we bijvoorbeeld burgerraden op stad- en wijkniveau die besluiten aan welke voorwaarden een bedrijf en haar product of dienst moet voldoen om zich te mogen vestigen. Het werd een belangrijk criterium dat een bedrijf via een regeneratief model minstens zoveel teruggeeft aan de maatschappij en natuur als het neemt. Daarnaast werd het belangrijk dat het bedrijf een verander-strategie heeft. Dat wil zeggen dat het bedrijf veerkrachtig is en, gebaseerd op democratische principes, een product of dienst kan aanpassen wanneer de samenleving of veranderingen in een ecosysteem hierom vragen. Als we bijvoorbeeld verzadigd zijn in bouwmaterialen, omdat onze woningen duurzaam zijn, lang mee kunnen en materialen hergebruikt worden, hoeven deze niet onnodig geproduceerd te worden.
Kortom, de overheid ondersteunde de ontwikkeling van nieuwe, democratischere bedrijfsmodellen. Bedrijven werden lokaal, kleinschaliger, kwamen in het bezit van werknemers en namen vaak de vorm aan van coöperaties, die ik eerder al noemde. Meenten kwamen in handen van burgers. Maar dit was geen eindstation. Er wordt nu, anno 2053, nog steeds geëxperimenteerd met verschillende modellen en oplossingen.”
“Nou, dat had ik niet voor mogelijk gehouden! Want in mijn tijd bezitten de grote bedrijven veel kennis en het kapitaal om vernieuwing te verwezenlijken...”
“Er bestond inderdaad een soort monopolie op de kennis en creativiteit van mensen. De denkkracht van veel mensen ging op aan het nastreven van bedrijfsdoelen. Grote bedrijven concurreerden kleine initiatieven weg die niet gericht waren op groei en lieten daarmee weinig ruimte om te experimenteren. En daarin schuilde een ander gevaar. Zoals Jane Jacobs ons in The Nature of Economies op het hart drukte, kunnen innovaties onvoorziene effecten hebben op de complexe ecosystemen waarin we leven. Het is daarom gevaarlijk om alles in te zetten op een handjevol oplossingen aangedragen door grote bedrijven.
We hebben juist heel veel verschillende ideeën nodig en moeten vooral mensen de ruimte geven om die te ontwikkelen en uit te proberen. Zodra je mensen de ruimte geeft om dat zelf te organiseren, wordt een economisch systeem ook weerbaarder. ‘Zelforganisatie’ heet dat principe, zoals Donella Meadows ons al had uitgelegd. Als een specifieke innovatie niet werkt, hebben we nog tal van andere opties om op terug te vallen. Daarbij komt dat hoe meer mogelijke oplossingen en initiatieven er voor handen zijn, des te sneller we ons kunnen aanpassen aan onverwachte problemen.
Hoe meer verschillende groepen mensen dus nadenken over creatieve oplossingen, des te groter is de kans dat er ook daadwerkelijk inclusieve en duurzame oplossingen bedacht worden. Daarom moedigden we overheden aan om dit voor vrijwel iedereen mogelijk en toegankelijk te maken en om substantiële middelen beschikbaar te stellen voor het creatieve proces en de experimenten die hieruit voortkwamen. Dit leidde ertoe dat er bijvoorbeeld kleinschalige oplossingen werden bedacht voor de lokale voedselvoorziening die we nooit voor mogelijk hadden gehouden.
Een economie die wil gedijen moet veerkrachtig zijn, in de woorden van Kate Raworth. Hoe konden we dat beter regelen dan door mensen de ruimte te geven om te experimenteren en nieuwe ideeën te ontwikkelen voor wat de economie op dat moment vereist? We hebben dus instituties en beleid ontwikkeld die dit mogelijk maken en bestaande obstakels weggenomen…
Oh..., sorry, het is al laat, ik moet zo gaan.
We kregen er in elk geval veel moois voor terug. Mensen begonnen weer te geloven dat ze zich een andere toekomst voor konden stellen en dat die maakbaar was. We werken nu met elkaar aan een nieuw verhaal, de sterkste manier om een systeem te veranderen.
Zie ik je nog eens om verder te praten?”
“Heel graag”, zeg ik en ik haast me terug naar mijn eigen tijd.
Graag wil ik deze toekomstvisie gaan verspreiden. Het is tijd voor een fundamenteel ander economisch beleid, dat ruimte biedt aan mensen om te experimenteren en creatieve toekomstvisies te ontwikkelen. Alleen dan wordt de economie democratisch, duurzaam en rechtvaardig.