Daarom ben ik een groot voorstander van de burgerberaden waar Van Reybrouck voor pleit. Als ik op werkbezoek ga, dan wil ik eigenlijk niet meer praten met de georganiseerde verbanden, maar gewoon met de werknemers die ik tegenkom. Dus bij voorkeur niet met degenen die zijn geselecteerd; liever loop ik door een bedrijf of organisatie, waarbij ik mensen kan aanspreken. Dan krijg je de meest oprechte verhalen en ook de meest oprechte out-of-the-box-oplossingen, die soms tegen het belang van de organisatie ingaan. Ik denk dat het daarom belangrijk is dat burgerberaden er komen. De politiek zou daar veel meer haar nek voor moeten uitsteken – ook wij bij GroenLinks.
Kapitalisme
Hoe komen we voorbij het kapitalisme? Ik ga daar vandaag niet het definitieve antwoord op geven. Dit jaar ben ik 36 geworden en al de helft van mijn leven ben ik bezig met beantwoorden van deze vraag.
Joke Hermsen had het over de basisvaardigheden rekenen en schrijven, maar ik kom van de vrijeschool en spellen is niet mijn sterkste kant. Toch vind ik het een prachtig onderwijsconcept. Toen ik 18 jaar was gaf het mij de kans om me een jaar lang bezig te houden met een onderwerp dat mij aanging. Ik koos voor ons economisch systeem. Waarom is economische groei nodig? Waar komt geld vandaan? Waarom is er rente? Ik begon me te verdiepen – heel hoog over – in de vraag wat geld is, hoe het gecreëerd wordt, welke rol de Bijbel heeft gespeeld in de geschiedenis van ons geld enzovoorts.
Maar mijn zoektocht werd steeds praktischer. Ik kom uit Roosendaal, vlakbij de Belgische grens. Daar werd toen een industrieterrein gebouwd: Borchwerf II. Dat heette zo omdat we al een Borchwerf I hadden. En dat stond voor de helft leeg. Ik snapte maar niet waarom er dan nóg een industrieterrein gebouwd werd met nog lelijker dozen. Toen ik dat vroeg aan de gemeente – die er hard voor had gestreden om dat bedrijventerrein vooral naar Roosendaal te krijgen, opdat het maar niet naar Breda of Oudenbosch of, stel je voor, naar Essen net over de grens zou gaan, want dat zou pas echt een ramp zijn – dan was het antwoord: economische groei. Maar hoe dan, als die panden leegstaan?
Toen ik met projectontwikkelaars ging spreken, dacht ik: oh, dát is interessant. Zij legden uit dat de panden die leegstaan in waarde stijgen, want de grond wordt meer waard. Dus zelfs als ze leegstaan zijn ze economisch rendabel. Daarvoor werden dus prachtige landbouwgronden vernietigd. Een heel mooi kapelletje daar, dat belangrijk was voor de gemeenschap in Roosendaal, staat inmiddels ingebouwd tussen allemaal lelijke dozen.
Sinds die tijd houdt het me bezig: wat is nou een alternatief voor het kapitalisme? Ik heb er op school dus een heel verslag over geschreven. Dat heb ik laatst teruggevonden en het was heel schattig om te lezen, inclusief alle spelfouten.
Maar daarnaast had ik ook een kunstwerk gemaakt. Dat ben ik kwijt. Eigenlijk onmogelijk, want het was van beton en zo’n anderhalve meter hoog. Het was een groot dollarteken, goud gespoten en heel lelijk. Ik had het gemozaïekt met allemaal spiegeltjes. Daar heb ik nog lelijk mijn handen aan opengehaald. Ook kreeg ik ruzie omdat ik een spiegel kapot had gegooid om de deadline te halen.
Waarom dat dollarteken? Het was voor mij het symbool van het kapitalisme. En door die spiegeltjes zag je iedere keer dat je ernaar keek een deel van jezelf terug. Ik vond dat belangrijk omdat we bij al die hoogdravende discussies over het kapitalisme vaak doen alsof wij er zelf geen onderdeel van zijn. Dat is onzin: we zijn onderdeel van het systeem en we profiteren er ook van. We maken er misbruik van op onze manier. Het vinden van een alternatief voor het kapitalisme begint wat mij betreft bij die erkenning.
Grenzen stellen
Verandering kan, daar ben ik heel hoopvol over. David, jij sprak over de tijd net na de Tweede Wereldoorlog. Dat is een tijd geweest waarin het kapitalisme werd beteugeld. De 40-urige werkweek werd in 1961 ingevoerd. Dat was belangrijk: arbeiders werden beschermd tegen uitbuiting door werkgevers. Met 65 jaar met pensioen kunnen was belangrijk omdat ook daarmee een grens werd getrokken: je hoefde niet tot aan je dood te werken, er werd voor je gezorgd door de overheid. Dat waren manieren om het kapitalisme in te dammen. Net als de hele hoge belastingen die je moest betalen als je winst maakte. Ja, je mocht ondernemen, maar je ging ook dik betalen. Die wederkerigheid zijn we in latere decennia kwijtgeraakt.