Nu de nieuwe lente weer voor de deur staat en de kruitdampen van de verkiezingsuitslag zijn opgetrokken, zou GroenLinks er goed aan doen zich over zichzelf te buigen. Waar staat de partij voor? Wat willen GroenLinksers?

Symptomatisch voor de identiteitscrisis waarin GroenLinks verkeert zijn niet alleen meer de debatten over de politiemissie naar Kunduz, maar ook de debatten over de versoepeling van het ontslagrecht en over de vergroting van individuele keuzevrijheid en geluk. Is GroenLinks kritisch genoeg geweest over de neoliberale economie, de teloorgang van sociale rechten en de uitholling van de verzorgingsstaat?

In Wie we zijn en wat we willen. Een politieke plaatsbepaling voor GroenLinks maakt Wijnand Duyvendak nu korte metten met het lonken naar neoliberaal geïnspireerde opvattingen. Het neokapitalisme, waarin geld steeds sneller heen en weer wordt gepompt, moet beteugeld worden, aldus Duyvendak, en de verwaarlozing van het milieu gekeerd. Er zou weer een evenwichtige, sociale en groene samenleving moeten komen, die zoveel mogelijk van onderop – door initiatieven van actieve burgers – wordt bestuurd.

Vrije tijd = minder consumptie en meer groei?

Vier onderwerpen die Duyvendak aandraagt om zijn groene en sociale agenda te realiseren, liggen in het verlengde van de door hem gestelde doelen: beperken van de macht van financiële markten, banken en aandeelhouders; verminderen van inkomensverschillen; ondersteunen van actief burgerschap; en invoeren van milieubelastingen. Bij een vijfde onderwerp is dat niet het geval. Dat heet 'Geef mensen grip op hun tijd en kies voor immateriële groei'.

Naast de vier sociale en groene onderwerpen blijkt het duiveltje van de individuele keuzevrijheid weer op te duiken op het gebied van de tijdspolitiek. Dat is jammer, want de vrees dat sociale tijdsarrangementen de individuele zeggenschap over tijd bedreigen is niet terecht. Als GroenLinks weer een meer sociale koers wil varen dan in de afgelopen jaren, kan de focus beter op een sociale dan op een neoliberale tijdpolitiek liggen.

Het voorstel van Duyvendak om mensen meer zeggenschap over hun tijd te geven houdt voor hem in dat mensen meer mogelijkheden moeten krijgen om flexibel te werken, om verlof op te nemen en zoveel of weinig uren te werken als ze zelf willen. Deze tijdspolitiek zal niet alleen een meer ontspannen samenleving brengen, maar ook tot minder consumptie en meer immateriële groei leiden. Hoe meer vrije tijd, hoe beter voor het milieu, aldus Duyvendak. Wie de recente resultaten uit langer lopende tijdbestedingsstudies in Nederland bekijkt, zal zien dat er de nodige kanttekeningen zijn te plaatsen bij deze benadering.

Risico's van flexibele werktijden

Om te beginnen neemt Duyvendak ten onrechte aan dat flexibilisering van werktijd gelijk staat aan een meer ontspannen samenleving. Dat is niet zo. Flexibilisering van tijd kan bepaalde voordelen voor het individu hebben, omdat hij of zij zelf kan bepalen wanneer en waar wat te doen. Maar diezelfde flexibele tijden kunnen ook een bron van stress zijn omdat de tijden van werk, zorg, vrijetijdsbezigheden of andere verplichtingen niet meer goed op elkaar zijn afgestemd. 

Flexibele tijden hebben bovendien het grote nadeel dat mensen niet meer weten wanneer ze moeten stoppen. Hoe ambitieuzer werknemers of zzp'ers zijn, hoe groter het risico dat zij zich over de kop werken omdat ze niet van ophouden weten en doorgaan tot de klus perfect is afgerond.

Flexibele tijden dragen ook onmiskenbaar bij aan het ontstaan van een 24-uurseconomie, waarin steeds meer mensen 's nachts gaan werken en daardoor hun bioritme verwaarlozen. Dat heeft ernstige gevolgen voor de gezondheid: een onregelmatig slaap- en waakritme geeft meer kans op kanker, hart- en vaatziekten, depressie, vetzucht en diabetes, zo laat de chronobiologie (de biologie die zich bezighoudt met de biologische klok) zien.

Druk met vrije tijd

Ook de door Duyvendak voorgestelde verkorting van de arbeidsduur en het recht op deeltijdwerk lijken op het eerste gezicht een prima manier om mensen meer rust en ontspanning in hun bestaan te geven. Hoe minder je werkt, hoe relaxter het bestaan, zou je denken. Maar zo simpel is het niet.

Ten eerste hangen gevoelens van tijdsdruk niet één op één samen met hoe druk mensen het hebben. Het rapport Tijd op orde? van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2010) laat zien dat drukbezette mensen zich nauwelijks meer opgejaagd voelen dan mensen die veel minder verplichtingen hebben. Dat komt omdat sommigen het prettig vinden om het druk te hebben. Wat de één als een aangenaam volle dag ervaart, ervaart de ander als een dag waarin veel te veel werk moet worden verzet.

Ten tweede blijkt deeltijdwerk het probleem van tijdsdruk niet op te lossen, maar juist erger te maken. In Nederland hebben anderhalfverdieners, waarbij de man voltijds en de vrouw in deeltijd werkt, de meeste last van tijdsdruk, zo laten de cijfers van het SCP zien. Pas als de vrouw of man ophoudt met werken valt die tijdsdruk weg: mannen en vrouwen in kostwinnershuishoudens hebben de minste last van tijdsdruk. Ook als mannen en vrouwen beiden voltijds werken hebben ze minder last van tijdsdruk dan de anderhalfverdieners.

De enigen voor wie de stelling dat deeltijdwerk tot minder tijdsdruk leidt opgaat, zijn stellen waarvan beide partners in deeltijd werken. Maar ook zij doen het wat tijdsdruk betreft slechter dan partners met een traditioneel kostwinnersmodel. Een GroenLinks pleidooi voor meer deeltijdwerk zal in de praktijk betekenen dat vooral vrouwen minder gaan werken of zelfs stoppen met werk. Als het voorkómen van tijdsdruk daarbij het belangrijkste argument is, komt dit uiteindelijk neer op een pleidooi voor de terugkeer van het kostwinnersmodel. Niet direct een GroenLinks item, zou je zeggen.

Ten derde: de in 2012 door het SCP gepubliceerde studie A day with the Dutch toont aan dat Nederlanders tussen 20 en 70 jaar gemiddeld minder dan zeven uur per dag aan studie, betaald werk, huishouden en zorg voor kinderen besteden. Belgen zitten even laag als wij. In de rest van Europa moeten mensen gemiddeld een half tot een heel uur per dag meer werken. Nederlanders hebben bijna vijf en half uur per dag vrije tijd.

Betekent die overvloed aan vrije tijd nu dat we een ontspannen volkje zijn? Zeker niet. Want juist in de vrije tijd hebben we het druk: we zijn intensieve media-gebruikers, sporters, bezoekers van film, theater, musea en concerten, verkeersdeelnemers en reizigers. En we zijn druk met sociale contacten, vrijwilligerswerk of hulp aan buren, familie en vrienden. 

De vrijetijdsindustrie staat klaar om te zorgen dat we ons geen moment vervelen in die grote hoeveelheid vrije tijd. Meer vrije tijd geeft daarom geen garantie dat burgers het rustiger krijgen of minder zullen gaan consumeren. En met zoveel vrije tijd en zoveel mogelijkheden om van alles en nog wat te doen kost het moeite tijd te vinden voor immateriële groei.

Groene en sociale tijdspolitiek

Wil GroenLinks ook wat tijdspolitiek betreft een groene en sociale agenda uitdragen dan zou ze beter minder hard kunnen roepen om zeggenschap over de eigen tijd. Binnen een neoliberale cultuur ligt het voor de hand om tijdproblemen af te wentelen op het individu: geef hem of haar zeggenschap over de eigen tijd en tijdgebrek en stress verdwijnen als sneeuw voor de zon. De denkfout in deze neoliberale redenering is dat tijdgebrek te wijten zou zijn aan het individu. Dat is maar zeer ten dele waar.

Veel tijdproblemen ontstaan door het niet langer op elkaar afgestemd zijn van de verschillende verplichtingen waarvoor mensen staan, door onrealistische tijdsverwachtingen van werkgevers of opdrachtgevers, door niet te voorspellen tijdshindernissen of door niet in tijd te begrenzen zorgactiviteiten. Een onverwachte file, zorg voor een hulpbehoevende ouder of een ziek kind, een buikgriep of verstuikte enkel valt niet te plannen, hoeveel zeggenschap je het individu ook over de tijd geeft.

Een GroenLinkse tijdspolitiek zal daarom vooral aandacht moeten besteden aan sociale tijdspatronen: hoe kan de sociale tijd zo geordend worden dat mensen ontspannen kunnen werken, zorgen en samenleven?

Bestaat er een sociaal recht op rust, en zo ja, hoe dat recht te verdedigen? Hoe kan worden voorkomen dat mensen zich door flexibilisering van werktijden over de kop werken of nachtenlang doorwerken? Welke maatschappelijke aandacht moet er zijn voor bioritmes? Welke tijdsmaatregelen kunnen worden genomen om te voorkomen dat deeltijdwerk het gevoel van tijdsdruk vergroot? Welke sociale tijdsordeningen zijn nodig om vormen van actief burgerschap te ondersteunen? 

Met de leuze 'Geef mensen meer zeggenschap over hun tijd' kunnen bovenstaande vragen niet worden beantwoord. Daarvoor is een socialer denken nodig, ook in termen van tijd.