De aanslagen die alleen al dit jaar plaatsvonden zijn niet meer op de vingers van één hand te tellen: Brussel, Bagdad, Istanbul, Orlando en Nice. En telkens herhaalt zich als een vast ritueel de discussie over de vermeende kwalijke invloed van religie op het publieke leven. Als we religie zouden uitbannen, zou ons veel leed bespaard blijven. Dit miskent dat er behalve religieuze ook veel seculiere motieven zijn om aanslagen te plegen en oorlogen te voeren.

Geloofstradities kunnen mensen inderdaad soms tot verwerpelijke daden inspireren, maar zij inspireren mensen net zo goed tot zieken verzorgen, armen voeden en protest tegen onrecht. Geweld is onderdeel van de menselijke mogelijkheden en er zijn zowel religieuze als seculiere wegen om dit geweld aan te wakkeren dan wel in te tomen.

De misvatting inspireert veel West-Europese landen evenwel om van religie een exclusieve privézaak te maken. Kruizen moeten het klaslokaal uit, hoofddoeken afgedaan en verwijzingen naar het christendom in wetgeving geschrapt. Daarbij komen twee ontwikkelingen samen. In de eerste plaats: de toenemende onbekendheid met de christelijke historie en tradities door ontkerkelijking en achterstallig onderhoud in ons geschiedenisonderwijs.

Er is steeds minder begrip voor wat een geloofsovertuiging voor veel mensen betekent. Die onbekendheid maakt velen in de tweede plaats bevreesd voor een godsdienst die weliswaar nu wijder verbreid is dan vroeger, maar die toch al lang geleden naar Europa is gekomen en zelfs heeft bijgedragen aan de vorming van Europese waarden.

Ongemak

De onwetendheid over de geschiedenis van het christendom leidt ertoe dat voor het terugdringen van godsdienst uit de publieke sfeer ten onrechte wordt teruggegrepen naar het aloude beginsel van de scheiding tussen kerk en staat. Lang geleden werd dit principe met grote steun van de diverse kerken geïntroduceerd omdat het garandeerde dat politiek en overheid zich niet zouden bemoeien met religieuze instituties. Nu wordt het beginsel aangeroepen om te kunnen verkondigen dat religieus geïnspireerde argumenten niet in het maatschappelijke of politieke debat thuishoren.

Verzoeken van pastoors, dominees en imams om in asielzoekerscentra pastorale zorg te mogen verlenen aan getraumatiseerde vluchtelingen zorgen bij het COA voor ongemak, verlegenheid en soms zelfs weigering.

En navraag bij verenigingen of clubs die op een godsdienstige leest zijn geschoeid leert ons dat veel gemeentebestuurders menen dat de genoemde scheiding van kerk en staat hen verbiedt subsidie te geven aan religieuze organisaties die huiswerkbegeleiding geven, een muziekuitvoering willen organiseren of een interreligieuze dialoog willen opzetten, alleen omdat zij het predicaat 'christelijk' of 'islamitisch' dragen.

Open en bloot

Angst voor terreur brengt ons er toe het religieuze weg te drukken, maar het beste antwoord is juist om mensen met hun geloofsovertuigingen ruimte te geven. Wanneer we weten dat een kleine minderheid hun heilige boek aanroept om terroristische aanslagen te rechtvaardigen en een grote meerderheid juist stelt dat hun geloofsovertuiging zulke wandaden veroordeelt, kunnen we het beste religie open en bloot op tafel leggen. Laat mensen uitspreken wat hen drijft en inspireert en door welke waarden zij zich laten leiden.

Daarbij helpt het als we dat debat niet beperken tot de krochten en uithoeken van het internet. Politiek en overheid zullen de publieke ruimte tot een veilige omgeving voor alle gelovigen moeten maken, of zij nu christen, jood, moslim, ietsist of atheïst zijn. Daarbij is samenwerking met kerkelijke en maatschappelijke organisaties bittere noodzaak, ongeacht van welke denominatie. De scheiding van kerk en staat vormt daarin zeker geen belemmering.

Dit artikel verscheen op 22 augustus in NRC Handelsblad.