It's the food my friend deel 4

In het vierde debat van ‘It’s the food my friend’ over bacteriën in de voedselkringloop kreeg ik antwoord op bovengestelde vraag. Het debat was een interessant samenspel tussen Wim van Putten, hoogleraar dierwetenschappen aan de universiteit van Wageningen, en Huub Savelkoul, hoogleraar plantenwetenschappen aan dezelfde universiteit.

Small matter

Bacteriën zijn behoorlijk actief in het menselijk lichaam. Ze helpen ons voornamelijk in ons verteringsstelsel, waar ze voedsel afbreken zodat wij voedingsstoffen kunnen opnemen. Wim van Putten vertelde over de samenwerking tussen bacteriën en het menselijk lichaam. Over het algemeen wordt aangenomen dat het menselijk lichaam voor het merendeel uit lichaamseigen cellen bestaat. Procentueel gezien klopt dit niet. Maar tien procent van alle cellen in het menselijk lichaam is lichaamseigen. De overige negentig procent zijn bacteriën! Echter, bacteriën zijn een stuk kleiner dan menselijke cellen. Alle bacteriën bij elkaar wegen maar anderhalve kilogram. Zeventig procent van deze bacteriën bevinden zich in onze darmen.

Huub Savelkoul bouwde verder op het verhaal van Van Putten en liet het belang van bacteriën voor de bodem zien. Bekend is dat bacteriën ervoor zorgen dat compost weer vruchtbare aarde wordt. Er zijn ruim vijfduizend soorten bacteriën aanwezig in een handvol aarde. Al deze bacteriën hebben een specifieke functie in de bodem. Ze zorgen voor de vertering van dode planten en dieren en geven structuur aan de bodem. Bacteriën zijn een bepalende factor voor de vruchtbaarheid van de bodem en de soorten planten die erop kunnen groeien.

Een brandende vraag die veel mensen hebben bij biologische landbouw is: levert biologische landbouw meer of minder op dan intensieve landbouw die gebruikt maakt van bestrijdingsmiddelen en groeibevorderende middelen? Intensieve landbouw zorgt ervoor dat bacteriën gedood worden en dat essentiële nutriënten wegspoelen uit de bodem, omdat ze niet worden vastgehouden door micro-organismen.

Savelkoul liet zien dat een stuk landbouwgrond dat voorheen is gebruikt als intensieve landbouwgrond, dertien jaar nodig heeft om de flora aan micro-organismen te herstellen. Hierna is het bacteriële bodemleven hersteld en levert de grond net zoveel op als intensieve-landbouwgrond. De hoeveelheid voedingstoffen in de bodem heeft dan hetzelfde niveau bereikt als dat van een bodem die bewerkt wordt volgens intensieve landbouwmethodes. Biologische landbouw kan dus het productiviteitniveau van intensieve landbouw bereiken wanneer het bacteriële bodemleven weer hersteld is!

Big business

Het is voor veel boeren niet mogelijk om een stuk land dertien jaar lang braak te laten liggen vanwege de grote druk om te produceren. Ook hiervoor heeft Savelkoul een oplossing: bodemtransplantatie. Vruchtbare biologische aarde kan worden uitgereden over akkers die gebruikt zijn voor intensieve landbouw. Dit versnelt het herstel van de bacteriële samenstelling van de aarde. Niet alleen in de landbouw gebeurt dit, maar ook bij herstel van natuur. Landbouwgrond die is teruggegeven aan de natuur herstelt sneller wanneer aarde met een gezonde bacteriebalans daarover wordt uitgereden.

Er zijn al bedrijven die op industriële schaal micro-organismen produceren voor boerenbedrijven. Deze bedrijven specialiseren zich in het ontwikkelen van natuurlijke bestrijdings- en bestuivingsmiddelen in de vorm van micro-organismen, die een vervanging zijn voor conventionele productieverhogende middelen. Deze micro-organismen maken het mogelijk om het gebruik van schadelijke chemicaliën te verminderen. De bodem wordt hierdoor net zo vruchtbaar als bodem die wordt gebruikt voor intensieve landbouw, maar daarnaast is deze landbouw duurzamer omdat de aarde minder wordt uitgeput. Voedingsstoffen gaan op deze bodem niet verloren.

Het belangrijkste inzicht dat het debat opleverde was dat bodemkwaliteit een sterk argument is voor biologische landbouw. Bacteriën spelen hierin een sleutelrol omdat zij de structuur van de bodem bepalen. Daarnaast bracht dit debat mij het besef dat deze kennis niet alleen zit bij universiteiten, maar dat het bedrijfsleven deze kennis al gebruikt om op grote schaal de landbouw duurzamer te maken. Universiteiten en bedrijven kunnen de transitie naar een duurzaam voedselsysteem door samenwerking versnellen.