Toen het ging om de vraag ‘je mag zijn wie je bent’, was de relatie tussen emancipatie en anti-discriminatie aan de ene kant en vraagstukken van oorlog en vrede en van verdelingsvraagstukken aan de andere kant nog te leggen. Zelfbeschikking was de sleutel naar bevrijding uit koloniale en postkoloniale onderdrukking, maar net zo goed de sleutel voor vrouwenbevrijding uit knellende privérelaties.
Inmiddels is de vraag, of beter gezegd de stelling, geëvolueerd naar: je mag zijn wie je wil zijn. Je hebt een keuze. Je mag dromen. Je mag je nagels lakken - of niet. Je mag in het midden laten of je man of vrouw, beide of geen van beide bent. Je hebt er moed voor nodig, dat wel, maar dan is er ruimte en vooruitgang.
Nooit eerder hoorde en las ik zoveel mensen zeggen dat ‘je moet durven dromen’. De één doet dat door met een raket naar de ruimte te gaan, de ander door aan de Olympische Spelen mee te doen, de derde door het huis van zijn dromen te bouwen ( al lijkt dat inmiddels de meest onrealistische droom). En de vierde droomt ervan zich niet in een hokje te laten plaatsen.
Het vraagstuk rondom mondiale zelfbeschikking heeft inmiddels het karakter gekregen van twijfel over het voortbestaan op zich van de wereld en de mensheid. De mensheid richt de wereld te gronde, het is vijf voor twaalf, klimaatmaatregelen komen te laat en te traag.