In het startdocument voor onze discussie over militaire interventies formuleren Marjolein Meijer en Jasper Blom criteria waaraan een militaire interventie moet voldoen, wil deze op steun van GroenLinks rekenen. Is de voorgenomen interventie rechtvaardig en proportioneel? Is militair ingrijpen echt het laatste redmiddel? Kan de missie rekenen op voldoende nationaal en internationaal draagvlak? 

In het startdocument wordt ook slagingskans genoemd als één van de criteria waaraan moet worden voldaan. In dit betoog ga ik vooral in op dit criterium en op de impact van de manier waarop het politieke debat wordt gevoerd op de slagingskans van missies. De effectiviteit van een militaire interventie kan negatief worden beïnvloed door de vorm en inhoud van het politieke debat. GroenLinks moet in het debat daarom taalspelletjes vermijden en geen compromissen sluiten die de slagingskans van de missie in gevaar brengen.

Wederopbouwmissie of gevechtsmissie?

In Nederland wordt de beslissing om deel te nemen aan militaire operaties genomen via het politieke debat in de Tweede Kamer. In dit debat worden vaak, om het noodzakelijke draagvlak te realiseren, compromissen gesloten ten aanzien van het mandaat, de geweldsinstructies en de inzet van een missie, de mankracht en middelen die beschikbaar zijn en de duur van de missie. Semantiek speelt een belangrijke rol in deze debatten: het is makkelijker om steun te verlenen aan een 'wederopbouwmissie' dan aan een 'gevechtsmissie'.

Dergelijke compromissen en verhullend taalgebruik hebben echter grote operationele gevolgen. De missie zoals deze in het politieke debat wordt geconstrueerd komt vaak niet overeen met de eisen van de operationele werkelijkheid. In het verleden heeft het politieke debat, mede door de kritische bijdragen van GroenLinks, geleid tot verwaterde mandaten, te beperkte geweldinstructies en gebrekkige middelen. Dit alles met grote gevolgen voor de effectiviteit van missies.

GroenLinks moet in haar bijdrage aan dit debat oog houden voor de uiteindelijke militaire praktijk en vermijden dat militairen moeten werken met te beperkte middelen en een ambigu mandaat.

Luister naar militaire experts

De middelen die militairen gedurende een missie tot hun beschikking hebben, hebben een enorme impact op hun handelen en op de effectiviteit van de missie. De geschiedenis leert dat militairen in missies zonder voldoende materieel en middelen – van wapens en munitie tot voedsel en medicijnen – hun taken niet goed kunnen uitvoeren en niet adequaat kunnen reageren op veranderende omstandigheden in het missiegebied. Hierbij wordt de inschatting van de krijgsmacht vaak genegeerd. Dit hebben onder andere de VN-missies in Rwanda en Bosnië in de jaren negentig pijnlijk duidelijk gemaakt.

Voorafgaand aan zijn missie in Rwanda maakte generaal Roméo Dallaire een berekening van de mankracht en middelen die hij daarvoor nodig had. Hij vroeg om 5.500 manschappen maar hij kreeg hier minder dan de helft van. Zijn professionele inschatting werd niet overgenomen.

De gevolgen voor deze missie, voor de lokale bevolking én voor de militairen waren desastreus. Met name bij optreden in internationale verbanden is dit een probleem waaraan meer aandacht moet worden besteed in het politieke debat over deelname aan militaire interventies. Militaire deskundigen en specialisten hebben inzicht in de operationele vereisten van een missie. Hun inschattingen van de voorwaarden waaronder een missie een succes kan worden, moeten zwaar wegen in de politieke besluitvorming.

Daarnaast speelt het mandaat en de geweldsinstructies van een militaire operatie een belangrijke rol voor het succes van een missie. Wat zijn de doelen van de missie? Wat moeten en mogen militairen doen tijdens hun missie? Wanneer mogen ze geweld gebruiken? Een missie met een ongeschikt mandaat kan onverwachte, negatieve gevolgen hebben voor de regio waarbinnen de missie plaatsvindt, de lokale bevolking en het succes van de missie.

Daarnaast raakt het ook de militairen die betrokken zijn bij deze missie. Militairen die zeer gemotiveerd zijn voor hun taak, maar door een ambigu mandaat niet precies weten wat ze moeten en mogen doen en niet over de juiste middelen beschikken om hun taken uit te voeren, raken gedemotiveerd en soms zelfs getraumatiseerd. Ze zullen eerder immoreel en agressief gedrag vertonen (tijdens en na de missie) en hebben vaker het gevoel dat ze gefaald hebben. Sommige militairen hebben nog jarenlang last van hun ervaringen.

Deze factoren – de middelen waarmee militairen het veld in worden gestuurd en het mandaat en de geweldsinstructies die ze daarbij hebben – moeten serieus worden meegenomen in de besluitvorming van GroenLinks en haar achterban rondom militaire operaties. 

GroenLinks moet zich niet alleen hard maken voor missies die rechtvaardig en proportioneel zijn en waarbij wordt gewerkt aan duurzame oplossingen. We moeten ook zorg dragen voor interventies die operationeel realistisch zijn en waarin militairen beschikken over voldoende middelen, een helder mandaat en passende geweldsinstructies.