Nederland heeft sinds het einde van de Koude Oorlog enkele decennia mogen genieten van relatieve stabiliteit en veiligheid. Dit vertaalde zich in een dalend budget voor defensie. Immers, de kans op oorlog was minimaal. Het vredesdividend kon mooi besteed worden aan andere zaken waarvan de kosten steeds verder opliepen, zoals bijvoorbeeld zorg en onderwijs. Het budget voor defensie bedraagt op dit moment 8 miljard euro, zo’n 1,14 procent van het bbp. Dat is historisch laag.

De bezuinigingen hebben tot gevolg gehad dat onze krijgsmacht in beroerde staat verkeert. Het is nu zelfs zo erg dat de Algemene Rekenkamer niet al te lang geleden concludeerde dat de krijgsmacht slechts 59 procent van de operationele doelen kan verwezenlijken. Minister Hennis van Defensie moest in het Rijksjaarverslag toegeven dat de krijgsmacht niet meer volledig kan voldoen aan haar meest fundamentele inzetbaarheidsdoelstelling, namelijk het beschermen van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied. (Het eigen grondgebied kan misschien nog net verdedigd worden, maar steun aan de NAVO-bondgenoten kan niet gegarandeerd worden.)

Ook de NAVO concludeerde enkele maanden geleden al dat de kwaliteit van de Nederlandse krijgsmacht niet langer het gebrek aan kwantiteit opheft. Hiermee zijn de bezuinigingen te ver doorgeschoten, zeker nu blijkt dat we ons misschien toch niet in zo’n stabiele en veilige positie bevinden als lange tijd werd gedacht.

De potentiële dreigingen voor de veiligheid in Nederland hebben zich vermenigvuldigd. Naast de terugkeer van Rusland als ‘traditionele’ potentiële tegenstander - waarmee ik niet wil zeggen dat oorlog met Rusland onvermijdelijk is, maar enkel wil aangeven dat het ook niet definitief uit te sluiten valt - hebben we ook te maken met een groeiend aantal terroristische aanslagen in Europa en nieuwe dreigingen als gevolg van bijvoorbeeld klimaatverandering en cyberaanvallen.

Om nog maar te zwijgen van de uitdagingen die een ring van instabiliteit aan de Europese grenzen met zich meebrengt. Defensie moet steeds meer taken uitvoeren met een steeds kleiner budget. Dit houdt natuurlijk ergens een keer op en dat moment is nu bereikt; de rek is eruit. Het wordt hoog tijd het tij te keren en het defensiebudget te verhogen.

Humanitaire interventie

De Nederlandse krijgsmacht heeft drie kerntaken: bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief het Caribisch deel van het Koninkrijk; bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit; ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. Zoals hierboven al vermeld kan aan de eerste kerntaak al niet meer gegarandeerd worden voldaan. Tevens is het maar de vraag wat Nederland nog kan bijdragen aan de andere twee kerntaken. Zo moest onlangs de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali worden teruggeschroefd.

Onafhankelijk van wat we als GroenLinksers vinden van specifieke internationale missies, lijkt het me dat de Nederlandse krijgsmacht in principe wel in staat zou moeten zijn hier een bijdrage aan te leveren. De omstandigheden bepalen of een militaire interventie gerechtvaardigd is of niet, maar wanneer er besloten wordt dat militaire interventie noodzakelijk is – bijvoorbeeld in het geval van genocide of grove mensenrechtenschendingen – zou Nederland hieraan moeten kunnen bijdragen.

‘Nooit meer!’, werd er na Rwanda en Srebrenica om het hardst geroepen. Zou een dergelijke situatie zich opnieuw voordoen, dan zouden we toch willen dat Nederland in staat is om bij te dragen aan een humanitaire interventie? In plaats van dat we bij gebrek aan capaciteiten vooral luid verkondigen dat een ander land iets zou moeten doen? De dag waarop een dergelijk militair ingrijpen noodzakelijk is, zou zomaar eens dichtbij kunnen zijn (en misschien is die er al, maar weigeren we dat toe te geven). Kijk bijvoorbeeld naar de huidige situatie in Zuid-Sudan, Myanmar of Syrië.

Europa geen excuus

Nu weet ik dat het GroenLinks-standpunt over defensie is dat er meer samenwerking binnen Europa moet komen, mede omdat er dan fors bespaard zou kunnen worden op de kosten. Ik ben het hier volledig mee eens. Voor onze veiligheid zijn we binnen Europa sowieso op elkaar aangewezen; geen enkel Europees land kan het alleen af. Dit geldt zelfs voor de enige twee landen die nog wel in het volledige militaire spectrum kunnen opereren, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

De noodzaak voor defensiesamenwerking is er dus toch al. Als je daarbij bedenkt dat de Europese NAVO-landen in 2016 gezamenlijk meer dan tweehonderd miljard euro uitgeven aan defensie en vervolgens beziet wat de slagkracht is die we voor dit immense bedrag terugkrijgen, dan is de conclusie snel getrokken dat het allemaal efficiënter zou moeten kunnen door ons op Europees niveau (al dan niet binnen de NAVO-structuur) beter te organiseren. De (dreigende) Brexit heeft in ieder geval al een impuls gegeven aan het huidige debat over intensievere Europese defensiesamenwerking.

Echter, dit is geen excuus om niet te investeren in de Nederlandse krijgsmacht. Zoals wel vaker het geval is, gaat ook in dit geval de kost voor de baat uit. Serieuze Europese defensiesamenwerking vereist ook investeringen. Die zullen zich pas later uitbetalen. Daarnaast zullen onze Europese partners van een welgesteld land als Nederland een proportionele bijdrage verwachten. Met 1,14 procent van het bbp voor defensie zitten we ruim onder het Europees NAVO-gemiddelde van 1,43 procent en komen we niet in de buurt van de NAVO-afspraak van twee procent van het bbp.

Om het Europese gemiddelde te benaderen, zou er minimaal twee miljard euro extra naar defensie moeten. Nu is het helemaal niet mijn bedoeling te stellen dat dit bedrag blind moet worden overgemaakt, zonder kritisch te kijken naar wáár het geld precies aan besteed zou moeten worden. Het is uiteraard cruciaal dat aan een verhoogd defensiebudget een langetermijnvisie gekoppeld wordt. Een visie waarin duurzame vrede en veiligheid voorop staan.