Het rechtse kabinet van Donald Tusk is stuitend consequent geweest wat betreft klimaat en energie. Polen hield Europees klimaatbeleid tegen, loopt achter met het invoeren van Brusselse regelgeving omtrent energiebesparing en is een sta-in-de-weg voor mondiale afspraken op klimaatgebied. Klimaatgepraat stuit in Polen op dovemansoren.
De flanken vinden elkaar
Er zit aan dat onafgebroken conservatisme ook een zonnezijde. De milieubeweging heeft ingezien dat er door de sterke steenkoolsector gesprekken bij de overheid niets te halen valt op het gebied van klimaat. Dus wenden de groenen zich tot… de mijnbouwers. Een treffend voorbeeld is de Zwart-Groene Ronde Tafel, in maart 2012 georganiseerd door het Zielony Instytut (Groeninstituut) en de Poolse handelsunie voor mijnbouwers (ZZG). Deskundigen van beide zijden spraken over het Poolse klimaatbeleid en zagen meer verwantschap dan ze verwachtten.
Een samenspel van milieubeweging en mijnbouw kan meer zijn dan slechts een compromis halverwege de schijnbare extremen. Niet door naar het midden te kijken kunnen beide partijen elkaar vinden, maar door beide juist sterker en radicaler stelling te nemen. Een gemeenschappelijke deler is er namelijk zeker: de afkeer van ongebreideld neoliberalisme en een roep om democratisering van hulpbronnen. Hier is wel een sterke, intellectuele inspanning nodig aan beide zijden. Ik benoem drie hardnekkige dogma’s die afgebroken moeten worden om van dit verbond een succes te maken.
Mijnbouw gaat om meer dan banen
Werkgelegenheid is een belangrijk thema in klimaatbeleid. Tegenstanders van de Europese klimaatagenda vrezen dat met verplichte CO2-besparingen tienduizenden kompels werkloos zullen geraken. Voorstanders reageren enthousiast dat er zo juist ‘groene banen’ worden gecreëerd. Bovendien is Polen een netto kolenimporteur, dus werken aan groene energie zou juist budgettair aantrekkelijk zijn en daarmee kunnen in andere sectoren banen worden gemaakt.
De groenen ontkennen niet dat de mijnbouw een banenrijke sector is, maar voor de rest zien ze louter kwaden in de koolmijn. Longschade, arbeidsongevallen, landschapsverwoesting, milieuvervuiling: het is allemaal niet fraai wat er met de kolen meekomt. Het zijn terechte constateringen, maar de groenen hebben daarbij geen oog voor wat de mijnbouw bereikt heeft.
Voor de mijnbouwers is hun werk hun trots en identiteit. Het is een vak dat mensen samenbrengt en waarin ze verantwoordelijkheid delen voor elkaar en elkaars veiligheid. Niet lang geleden was steenkool de aanjager van de emancipatie van de arbeider, die ze stuk voor stuk optilde naar een hogere status en van een middel voorzag om zich te verenigen. De cruciale strijd om stemrecht, volksverzekeringen en arbeidsvoorwaarden was de hunne. Wij, de Polen, zijn allen kinderen van de steenkoolbeschaving, en moeten ervoor waken ons ertegen af te zetten.
Aan de andere kant zijn er goede redenen om deze steenkoolbeschaving tot de geschiedenis te doen behoren. Zonder twijfel is verdergaande afhankelijkheid van kool een bedreiging voor onze toekomst. Maar de mijnbouw zwartmaken draagt niet bij aan de oplossing. Als we een vergroening willen bereiken, moeten we onze dankbaarheid en trots kunnen tonen en de Polen de kans geven het steenkooltijdperk achter zich te laten.
Hernieuwbare energie = democratie?
Het democratiseren van de economie is één van de belangrijkste redenen die gegeven wordt om over te stappen op groene energieproductie. Met zon en wind kun je decentraal energie opwekken, waardoor consument en producent naar elkaar toe groeien en grote bedrijven macht verliezen.
Maar hoe aanlokkelijk dit ook klinkt, de ‘energiedemocratie’ is ook riskant. De technologie wordt gezien als een wondermiddel, op dezelfde manier als waarop het internet en de ‘netwerkdemocratie’ in de negentiger jaren werden onthaald. Toen was ’t het wereldwijde web dat echte democratie het dagelijks leven moest binnenhalen. Via internet was eindelijk absolute vrijheid van meningsuiting in zicht. Men dacht dat censuur op het web schier onmogelijk zou zijn.
We hebben gemerkt dat de werkelijkheid weerbarstig is. Tegenwoordig zien we dagelijks dat communicatietechnologie zowel nieuwe kansen als nieuwe bedreigingen oplevert. Censuur is aan de orde van de dag. Onze persoonsgegevens zijn geld in de ogen van bedrijven, zodat je je niet vrij op het web kan begeven zonder je identiteit prijs te geven en riskeert het slachtoffer te worden van meer of minder goed bedoelde bejegeningen. Dan hebben we het nog niet over de recente schandalen rondom het schaamteloos afluistergedrag van overheden en veiligheidsdiensten.
Bij energieopwekking kunnen we hetzelfde verwachten. Enthousiaste pioniers hebben hun hoop op ‘smart grids’ gevestigd: netwerken die vraag en aanbod op elkaar afstemmen, zodat kleine bronnen zo efficiënt mogelijk energie kunnen leveren voor de gemeenschap als geheel. Degenen die investeren in een dak vol zonnepanelen, zullen de meter zien teruglopen en zien de scheidslijn tussen consument en producent vervagen.
Maar smart grids en energiedecentralisatie geven ons slechts een kans op, en geen garantie voor, meer democratie. Energienetwerken kunnen zowel de belofte van zelfbeschikking behelzen, als een versterking van de controlestaat of de macht van het grootbedrijf betekenen. Het hangt allemaal af van de invloed die mensen – werknemers, consumenten, kleine ondernemers – nu voor zich weten te verzekeren tegenover de staat en corporaties.
Verbreed het Europees klimaatbeleid
Terug naar Polen. In een steenkooleconomie is de onderhandelkracht van mijnbouwers aanzienlijk, en wenden die aan ten gunste van de arbeidsmarkt als geheel. Welke bronnen van politieke invloed heeft het volk in het tijdperk van decentrale energie? Wat zijn de doelen en strijdtonelen van de milieubeweging als de energiedemocratie tot dezelfde wasdom is gekomen als de netwerkdemocratie?
Mensen met een groen hart zijn vaak voorstander van Europees klimaatbeleid. De Brusselse benadering laat echter veel te wensen over. Brussel heeft een technocratische visie op ecologische vraagstukken, waarin de verwevenheid met sociale rechtvaardigheid niet wordt gezien. Dat kan en moet anders. Democratie en emancipatie zouden geen terloopse verfraaiingen moeten zijn van het energiedebat, maar moeten er integraal deel van uitmaken.
Het voorkomen van verslechterde toegang tot brandstoffen en energie moet deel gaan uitmaken van het klimaatbeleid. Voor economische regio’s die noodgedwongen van de mijnbouw afstappen is een Europese investeringsagenda nodig, met oog voor het lot van arbeiders die het roet afkloppen en op de bank belanden. Tegelijk zal de aangewakkerde aandacht voor privacy en vrijheid op internet nu al moeten worden aangewend, om deze kwesties ook in de energiedemocratie een goede plek te geven.
Bovenstaande is slechts een verkenning van de thema’s die mijns inziens een rol moeten en zullen krijgen in de ontluikende energierevolutie. Dit betoog is geen poging om de hoop op meer democratie de kop in te drukken, maar een pleidooi om de keerzijden van deze veelbelovende ontwikkeling te anticiperen. We moeten leren van de sociale verworvenheden van de oude energiesector, en anderzijds van de harde realiteit die volgde op de als democratisch walhalla onthaalde netwerksamenleving. Zowel op gebied van milieu als sociale zekerheid heeft de bevolking nog veel voor zich te winnen. Samen staan we daarbij het sterkst.
Dit artikel werd in het Engels gepubliceerd in het Green European Journal.