Dachten veel economen voor de crisis de economie wetmatig te kunnen ontleden, tegenwoordig beschouwen meer en meer economen haar als een complex systeem, waarbinnen de verschillende onderdelen samenhangen en elkaar via ingewikkelde feedbackmechanismen beïnvloeden. Zo’n systeem kan enige tijd in evenwicht lijken, totdat de onderliggende dynamiek aan de oppervlakte komt en de economische werkelijkheid er op eens heel anders uit komt te zien. In een dergelijk systeem is een maximalisatiestrategie risicovol omdat zij met zich meebrengt dat onderdelen van het systeem perfect op elkaar af worden gestemd en redundantie verdwijnt.
In geval van systeemschokken zijn ontkoppeling en diversiteit echter juist eigenschappen die de veerkracht van het systeem vergroten. Deze mechanismen komen overeen met de drie elementen die Dirk Holemans noemt in deze Helling als wezenlijk voor veerkracht: feedback, modulariteit (ontkoppeling) en diversiteit. In de economie betekent veerkracht in de kern hetzelfde als in de ecologie; het gaat om het economisch systeem in plaats van het ecologisch systeem.
Het is bij de groei van welvaart dus zaak om ook te kijken naar de kwetsbaarheid ervan. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stond in haar rapport Naar een lerende economie daarom bijvoorbeeld niet alleen stil bij het verdienvermogen van de Nederlandse economie, maar ook bij de veerkracht ervan.
Medezeggenschap
Ook op bedrijfsniveau gaat de aandacht niet meer uitsluitend uit naar winstmaximalisatie: er is nu ook aandacht voor de vraag hoe organisaties hun kwetsbaarheid voor onverwachte schokken kunnen verkleinen. Waar het in de macro-economie, net als in de systeemecologie, gaat over veerkracht van het systeem, kijken bedrijfseconomen dus naar hoe actoren binnen dit systeem hun veerkracht kunnen vergroten als het economisch systeem getroffen wordt. Ecologen hebben doorgaans beperkt aandacht voor de actoren in het systeem, omdat dieren en planten hun gedrag niet bewust kunnen veranderen.
Het onderzoek naar de actoren in de economie (werknemers en werkgevers) staat nog in de kinderschoenen, maar interessant is dat de eerste resultaten klassieke GroenLinkse thema’s als medezeggenschap en duurzaamheid in de schijnwerpers komen omdat zij de veerkracht van bedrijven blijken te vergroten. Traditioneel stonden bedrijfseconomen stonden sceptisch tegenover onderwerpen als medezeggenschap en duurzaamheid: velen waren het eens met vrije-markt-ideoloog Milton Friedman, die beweerde dat de enige maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven bestond uit het maximaliseren van aandeelhouderswaarde.
Hoge winsten zouden immers garant staan voor werkgelegenheid, groei en hoge belastinginkomsten. Ieder ander doel dan maximalisatie van winstgevendheid en aandeelhouderswaarde leidt de aandacht van managers slechts af, met minder economische groei als gevolg en, dus, minder middelen om maatschappelijke problemen aan te pakken. Volgens deze visie moeten bedrijven zo min mogelijk belast worden met maatregelen ter bevordering van duurzaamheid, laat staan de emancipatie van de arbeid.
Economen (met name ook uit Amerika) staan om die reden veelal sceptisch tegenover de relatief grote invloed die Europese werknemers hebben in bedrijven als gevolg van regelingen voor medezeggenschap. In Nederland zijn bedrijven met minimaal vijftig werknemers bijvoorbeeld verplicht om een ondernemingsraad in te stellen, terwijl er in andere Europese landen, zoals Duitsland, zelfs een verplichting tot werknemersvertegenwoordiging in de Raad van Commissarissen bestaat. Zulke medezeggenschap is in de eerste plaats tot stand gekomen als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen.
De Nederlandse Wet op de Ondernemingsraden (WOR) die in 1950 in werking trad kan bijvoorbeeld niet los gezien worden van de naoorlogse opbouw van de verzorgingsstaat. In Duitsland speelde daarnaast mee dat men de macht van een aantal grote industriëlen die met de nazi’s hadden gecollaboreerd wilde beperken door middel van het aanstellen van werknemersvertegenwoordigers in hun Raden van Commissarissen.
Klagen
Hoewel er dus zowel ideologische als pragmatische argumenten waren voor de invoering van medezeggenschap, vreesden veel economen dat bedrijfseconomische overwegingen in de verdrukking zouden komen wanneer werknemers invloed hebben op strategische beslissingen. De besluitvorming wordt immers trager en werknemers kunnen mogelijk herstructureringen blokkeren. Ook werd gevreesd dat de sterkere onderhandelingspositie van werknemers nadelig kan zijn voor de belangen van aandeelhouders omdat werknemers relatief risicomijdend zijn.
Aandeelhouders kunnen meer risico accepteren, aangezien zij hun beleggingen over een groter aantal bedrijven kunnen spreiden. Uit de financieringstheorie is bekend dat meer risico samengaat met meer rendement. Werknemers kunnen daarentegen het risico om hun baan te verliezen nauwelijks spreiden, waardoor zij belang hebben bij minder riskante ondernemingsstrategieën. Ze willen vooral continuïteit van hun bedrijf en hun baan.
Maar omdat minder risico ook minder winst betekent, zou medezeggenschap dus de aandeelhouders benadelen. Er is echter weinig empirisch bewijs voor de stelling dat bedrijfseconomische belangen worden geschaad door medezeggenschap. Sommige ondernemers willen graag klagen over een opgetuigde papieren vergadermachine, maar uitgebreid onderzoek naar de economische effecten van ondernemingsraden laat vrijwel geen negatieve effecten zien.
Ook de studies naar de economische effecten van werknemersvertegenwoordiging in de Raad van Commissarissen laten een genuanceerder beeld zien: de vergroting van de werknemersvertegenwoordiging van een derde naar de helft van de zetels in de Raden van Commissarissen in grote Duitse ondernemingen heeft bijvoorbeeld weliswaar negatieve effecten gehad op de beurswaarde van deze bedrijven, maar zij had tegelijkertijd positieve effecten op de arbeidsproductiviteit. Dit suggereert dat aandeelhouders een lagere winstgevendheid verwachten, terwijl er in feite meer waarde wordt gecreëerd.
Zeepbel
Een mogelijke verklaring voor het veelal positieve affect op arbeidsproductiviteit is dat medezeggenschap de kwaliteit van de arbeidsverhoudingen bevordert, wat innovaties kan bevorderen doordat de kennis op de werkvloer beter wordt benut. Uit mijn eigen onderzoek (2015) blijkt bovendien dat werknemersvertegenwoordigers in de Raad van Commissarissen de veerkracht van bedrijven kunnen vergroten.
In een studie naar bedrijven met medezeggenschap vond ik dat zij in de aanloop naar de crisis van 2008 weliswaar door beleggers lager gewaardeerd werden dan (vergelijkbare) bedrijven zonder medezeggenschap, maar ook dat zij na de Lehman-crash door diezelfde beleggers juist significant gunstiger (dan wel minder slecht) gewaardeerd werden in vergelijking tot (vergelijkbare) bedrijven zonder medezeggenschap.