Maar met elkaar hadden ze nog nooit om tafel gezeten. Het dertigjarig bestaan vormde daarvoor een mooie aanleiding. Onder leiding van redacteur-van-het-eerste-uur Jos van der Lans vertellen ze over hun betrokkenheid bij een bijzonder politiek tijdschrift.

Dit jaar bestaat de Helling, een uitgave van het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks, dertig jaar. De Helling kwam voort uit drie zieltogende bladen van de wetenschappelijke bureaus van respectievelijk CPN (Komma), PSP (Socialistisch Perspectief) en PPR (Radicale Notities). Het kwartaaltijdschrift was een soort pre-geboorte van GroenLinks, drie jaar later besloten de drie kleine linkse partijen samen te gaan en was GroenLinks een feit.

De makers van de Helling hebben vanaf het begin een onafhankelijke koers gevolgd: zij wilden in de linkse politieke biotoop een vrijplaats creëren voor debat en opinievorming, daarbij niet gehinderd door linkse taboes en onwrikbare partijstandpunten. Die vrijzinnigheid werd door toonaangevende partijtijgers en bestuursleden niet altijd even hoog gewaardeerd. Regelmatig wierpen zij de vraag op wat de partij er precies mee opschoot.

Tegelijkertijd was de Helling al die jaren een kweekvijver voor politiek talent. Bekende GroenLinksers als Joost Lagendijk, Alexander de Roo, Jos van der Lans, Femke Halsema, Kees Vendrik en Maarten van Poelgeest scherpten er hun geest voordat zij aan het grote politieke werk begonnen. De eerste aanzet tot de vrijzinnig culturele koers van Femke Halsema was in de Helling te lezen, alsmede de kritiek erop.

Alsof het afgesproken werk is hebben de drie hoofdredacteuren zich ieder precies tien jaar ingezet voor de Helling. Jos van der Lans, een van de redacteuren van het eerste uur en sindsdien aanhoudend betrokken bij het tijdschrift, bevraagt de drie oud-hoofdredacteuren Henk Krijnen, Jelle van der Meer en Erica Meijers, over hun tijd, de heersende ambities, de cultuur in de redactie, de onderwerpen die ze in het blad aansneden en de problemen die ze tegenkwamen.

Ontstaan

Op tafel liggen dertig jaargangen van de Helling. Wie daar doorheen bladert ziet een onvoorstelbare rijkdom aan kennis. Geen onderwerp of het kwam aan de orde. Het is een kleurrijk geheel: in een oogopslag wordt duidelijk dat het blad altijd veel aandacht besteedde aan de vormgeving. Jos van der Lans, gastheer en gespreksleider opent het gesprek: “Henk, kun je vertellen hoe het begon, hoe was de eerste vergadering?"

“De eerste vergadering ging eigenlijk helemaal niet over de Helling”, herinnert Krijnen zich. “In het midden van de jaren tachtig hadden de wetenschappelijke bureaus van klein-links, zoals wij toen werden genoemd, regelmatig werkoverleg. Bedenk: we zaten electoraal in een neergaande lijn, maar de bureaus waren nog springlevend. Wij trokken ons niets aan van die scheidslijnen tussen partijen. In dit overleg is het idee naar voren gekomen om te beginnen met een politiek-wetenschappelijk tijdschrift. Geen fusie of iets dergelijks, maar een nieuw, onafhankelijk magazine, een platform voor linkse ideeënvorming en een vliegwiel voor verdere samenwerking.”

“Waren die drie partijen het wel meteen met elkaar eens?”, vraagt Van der Lans. “Was er geen behoefte om piketpaaltjes te slaan?”
“Nee hoor, we kwamen meteen in een positieve dynamiek terecht, ook omdat we vanaf het begin de deuren wijd openzetten. Om de uitgave van het nieuwe blad mogelijk te maken, richtten we een aparte stichting op, de Stichting Tijdschrift voor Linkse Politiek. Politiek en inhoudelijk gesproken hadden we zodoende veel armslag. Financieel wat minder, we wisten net de drie jaar tot aan de oprichting van GroenLinks te overleven.

"De redacteuren waren grotendeels niet-partijgebonden, denk aan mensen als Antoine Verbij en Marianne van den Boomen, respectievelijk de latere adjunct-hoofdredacteur en eindredacteur van De Groene. Beiden zijn helaas kort geleden overleden. Maar ook Wout Buitelaar (hoogleraar arbeidsorganisatie), Els Diekerhof (directeur school voor de journalistiek), Paul Kuypers (directeur De Balie), Florian Diepenbrock (theaterdirecteur en voorzitter van de Kunstenbond FNV) en Chris Keulemans (cultuurorganisator en publicist). Allemaal ambitieuze mensen, met vaak posities in de academische en journalistieke wereld. Die rijpheid namen we mee in de redactie en dat heeft het blad goed gedaan.”

“Het moeilijkste was nog het vinden van een naam,” vertelt Krijnen. “Volgens mij was Antoine Verbij de bedenker ervan. Ik vond het wel wat tobberig en zwaarmoedig: alles op de helling zetten. Maar we wilden een ander soort linkse politiek en daarvoor had het woord helling ook een positieve connotatie: denkbeelden tegen het licht houden, kritisch toetsen. Die rol zagen wij voor ons weggelegd.”

Linkse ideeënvorming

“Onze ambitie reikte verder dan die drie kleine partijen waar we uit voortkwamen”, memoreert Krijnen. “We wilden echt werken aan een soort linkse doorbraak, in de brede betekenis van het woord, waarvan de hergroepering binnen klein-links slechts een onderdeel was. Wij wilden een platform voor linkse intellectuelen zijn, die zich ook op een of andere wijze aan politiek wilde verbinden.

"Links had nieuw bloed nodig, anders was er geen toekomst, zo dachten we in 1987. Wij verlangden hartstochtelijk naar een pittig en scherp debat zonder vooringenomenheid en partijpolitieke correctheid over inhoud en toekomst van linkse politiek. Voor ons stond politiek engagement geenszins op gespannen voet met intellectuele onafhankelijkheid en met journalistiek vakmanschap. Sterker, we wilden dat juist met nieuw elan en een open vizier bij elkaar brengen.”

Dat leverde niet direct eenvoudige kost op. Wie nu de eerste jaargangen nog eens doorbladert treft ellenlange essays aan met even weidse als wijdlopende gedachten. “Ik denk dat ik het leesbaarder heb gemaakt,” zo neemt Jelle van der Meer het stokje van Krijnen over. Hij trad aan in 1997. “Een grotere toegankelijkheid was in ieder geval mijn streven. Ik wilde een blad maken waar nagedacht werd over hoe de dingen werken en wat er speelt en dan vooral de culturele onderstromen blootleggen.

"Voor mij was het stimuleren van een linkse doorbraak niet leidend. Mij ging het eerder om het linkse denken te prikkelen. In de politiek moet je altijd dingen zeker weten, maar bij ‘zeker weten’ gaan de luiken vaak dicht, is er geen ruimte meer voor twijfel. Ik wilde de luiken openhouden, ruimte voor twijfel maken. Verder heb ik in mijn periode veel tijd gestoken in het werven van abonnees. Uiteindelijk zaten we boven de 2000. Daar mochten we trots op zijn, tenslotte zit daarin je legitimatie: het aantal lezers.”

“ Links was en is zoekende, in die zin is er niet zo veel veranderd ”

“Ik heb het wel echt als mijn taak gezien om bij te dragen aan linkse ideeënvorming”, vervolgt Erica Meijers, die in 2007 Van der Meer opvolgde. “Ik had veel affiniteit met de oorspronkelijke missie van de Helling. Links was en is zoekende, in die zin is er niet zo veel veranderd. De vraag hoe je het groene dossier met links verbindt is er wel bijgekomen.

"En ik heb op een gegeven moment de ondertitel veranderd in kwartaalblad voor politiek en cultuur, omdat de betekenis van het woord ‘links’ steeds meer omstreden raakte in de partij. Met het wetenschappelijk bureau van GroenLinks als uitgever leek me de toevoeging ‘links’ bovendien overbodig. Daarnaast heb ik de aandacht voor cultuur uit de eerste tijd van de Helling bewust toegespitst op politiek betrokken kunst, die de laatste jaren weer erg is toegenomen.”

Individuele intellectuelen

Van der Lans vraagt het drietal over de cultuur binnen de redacties die zij hebben aangevoerd. “De redacties uit mijn tijd hadden twee gezichten,” begint Krijnen. “Aan de ene kant bestonden zij uit een verzameling individualisten. Het waren allemaal mensen die het spannend vonden om op onafhankelijke basis allerlei meningen te spuien en deze met elkaar te confronteren.

"Tegelijkertijd waren wij ook teamspelers, met een constructieve en resultaatgerichte instelling. We maakten het blad echt samen en vonden het aangenaam om dat te doen. Aan het eind van elke redactievergadering maakten we de balans op: is er een goed nummer in aantocht? Als het nodig was, stuurden we bij.”

“ Het ging ons om een vrije uitwisseling van gedachten, om een productieve botsing van meningen  ”

Van der Meer: “Ik heb de redactie natuurlijk van Henk geërfd – inderdaad een club van individuele intellectuelen.” Met een grote grijns: “Ik moet eerlijk bekennen dat de eerste twee jaren het huilen me soms nader stond dan het lachen bij die redactievergaderingen. Het was zo chaotisch, zo eigenwijs, zo níet gericht op het maken van een blad. Discussiëren en met elkaar van mening verschillen is ontzettend leuk, maar als je een onderwerp hebt gevonden waarover je interessant van mening kan verschillen wil ik weten hoe je daar een verhaal van maakt en wie dat gaat schrijven. Aan het eind van de avond zat ik met lege handen.

"Het voordeel: ik had zelf veel vrijheid. Ik moest op alle thema’s bij zijn, ik werd enorm geschoold in die tijd – tien jaar de Helling staat gelijk aan drie universitaire studies. De redactie was altijd verbaasd over het nummer dat ze in de bus kregen: hebben wij dit bedacht? Ik denk ook dat de redactie iets van karakter veranderde. Er kwamen redacteuren in die dichter bij mijn aanpak staan: eerder zoekers dan weters, eerder wetenschappers dan politici.”

“Kwam jij ook wanhopig thuis?”, vraagt Van der Lans aan Erica Meijers. “Nee hoor,” antwoordt ze direct, “ik vond het hartstikke leuk. De redactie voelde als mijn thuisbasis. Ik heb altijd enorm genoten van de creatieve chaos van het brainstormen. Die is onmisbaar als je een blad wilt maken dat hout snijdt. Daarna was het dan aan mij om eruit te pikken wat relevant was voor het nummer.”

Tijden van overvloed

“Met welke thema’s waren jullie vooral bezig?”, vraagt Van der Lans. Krijnen: “Wij verkenden stelselmatig allerhande nieuwe maatschappelijke trends en ontwikkelingen met de gedachte dat trefzekere analyses een bijdrage zouden leveren aan het verrijken van politieke concepten. Je vindt dus in mijn tien jaar de nodige verhalen over de informatiemaatschappij, over individualisering, over diversiteit en emancipatie.

“ De redactie toog integraal naar Berlijn toen de Muur viel ”

"De redactie toog integraal naar Berlijn toen de Muur viel om er ter plekke een heel nummer te schrijven over wat de val betekende voor een stad als Berlijn. Er bestond een lichte allergie voor de binnenkant van de publieke sector, van organisaties en van bedrijven en politieke partijen: hoe dat allemaal werd gerund interesseerde ons wat minder. In mijn ogen hebben we op dat vlak wat ondergepresteerd.”

“Mijn periode valt echt in twee delen uiteen”, zegt Van der Meer. “Zo ongeveer de eerste vijf jaar waren we vaak enorm aan het zoeken naar wat nu eigenlijk de kwesties waren. De urgentie ontbrak. Er was wel debat in de politiek, maar niet op het scherpst van de snede: de verschillen waren technocratisch, nauwelijks ideologisch. In 2000 maakten we daar een nummer over: ‘Links in tijden van overvloed’, met de vraag wat het nog betekent links te zijn ten tijde van Paars. Je zag dat overigens ook buiten Nederland. Toen kwam 11 september en in Nederland de moord op Fortuyn en was alles in een keer anders. Opeens deed alles er toe. Alles stond op scherp en alles was spannend. Vanaf dat moment was het veel makkelijker om nummers te maken. Identiteit, gemeenschap, nationalisme, immigratie en integratie, dat waren opeens thema’s van levensbelang.

“Kreeg je niet het verwijt dat de Helling een typisch grachtengordelblad was, een elitair onderonsje?”, vraagt Van der Lans. “Nee, dat niet”, antwoordt Van der Meer. “Wel was er soms kritiek dat we te veel afstand hielden van Haagse politiek en beleid, maar dat was een bewuste keuze: geen beleidsverhalen, maar zoeken naar de sociaal-culturele onderstroom, proberen te begrijpen waarom het werkt zoals het werkt.”

Meijers: “Wij hadden nooit moeite om onderwerpen te bedenken. Integendeel, de lijst was altijd lang. Met een aantal discussies heb ik mij meer bemoeid dan met andere. Met kunst en cultuur, en met technologie en digitalisering. Over technologie werd in de eerste jaargangen wel gesproken, maar daarna heel lang niet meer. Wij hebben het weer op de politieke agenda willen plaatsen, want technologie is niet neutraal. Ook zijn we het hele complex van circulaire economie en commons gaan volgen, met nummers over ‘gemeengoed’ en ‘eigen verantwoordelijkheid'.

Daarnaast gaven we veel aandacht aan diversiteit en identiteit. Dan heb je het over religie, racisme, populisme en nationalisme. Dit is natuurlijk steeds belangrijker geworden de laatste jaren. Ook democratisering en Europa waren terugkerende thema’s. Als theoloog heb ik zelf op het punt van religie wat stenen in de vijver van de partij proberen te gooien, ook internationaal. De koudwatervrees om het daarover te hebben is erg groot. Wat je ziet is dat discussies in de partij niet gevoerd worden omdat er heel weinig moslims in de partij zijn. De discussies over rituele slacht en emancipatie van moslimmeiden zouden dan anders gevoerd zijn. Je mist actuele debatten omdat de mensen om wie het gaat niet zelf meediscussiëren in de partij. Dat is een groot probleem.”

“Zie je dan nog iets van al deze thema’s terugkomen in de inhoud van het partijprogramma?” “Dat is moeilijk te controleren, behalve dat er wel uit de Helling geciteerd wordt in moties op congressen”, zegt Meijers. “Ik heb regelmatig samengewerkt met politici. Zo hebben we een special gemaakt over Amsterdam-Noord en is de redactie eens afgereisd naar Rotterdam-Zuid, Daar waren lokale raadsleden bij betrokken. Met de Eerste Kamer hebben we conferenties georganiseerd rond nummers over religie en voedsel, met de Tweede Kamer een nummer over sociale ongelijkheid en met de partij over humanitaire interventie. Dat was vaak moeilijk, omdat de politieke en journalistieke benadering nogal eens botsen.

Tijdens de financiële crisis van 2008 hebben we de politieke consequenties proberen te doordenken van de vraag of we in een nieuwe fase van het kapitalisme zijn beland, of in de ineenstorting ervan. Door aandacht te geven aan nieuwe bewegingen en met hen nummers te maken, hebben we als Helling geprobeerd de sociale basis van GroenLinks te versterken.”

Positie binnen partij

Een onafhankelijke redactie die met steun van partijgeld zijn eigen gang gaat, is dat geen bron van conflicten? Ligt het niet in de aard van een politieke partij om greep op de gelederen te houden, juist ook bij zogenaamde onafhankelijke tijdschriften?

Henk Krijnen en Jelle van der Meer reageren mild op dit onderwerp. Krijnen: “Wij begonnen in de periode dat GroenLinks zichzelf nog moest uitvinden, dus er was veel ruimte en bereidwilligheid om ons die ruimte te geven.” Van der Meer: “In mijn tijd is het bureau organisatorisch onder de partij gekomen, maar we konden toch probleemloos onze eigen koers bepalen.”

Anders ligt het voor Erica Meijers, die meerdere malen de noodklok moest luiden om de onafhankelijkheid overeind te houden. Meijers: “Toen het wetenschappelijke bureau in 2010 een eigen website zou krijgen, wilde de directeur de Helling opheffen, vanuit de gedachte dat digitaal de toekomst was. De redactie wilde wel praten over een nieuwe relatie tussen papier en digitaal, maar niet het hele abonneebestand in het putje gooien. Uiteindelijk is het blad gered door oud-redactieleden, waaronder Kees Vendrik. Zij dienden een motie in op het congres dat het afzonderlijke blad behouden moest blijven vanwege de verdienste voor de partij. De motie werd massaal ondersteund, misschien ook omdat het het afscheidscongres was van Vendrik.”

“Afgelopen jaar was er opnieuw strijd”, vervolgt Erica Meijers. “Dit keer ging het om het afschaffen van het redactiestatuut, dat nog uit de beginjaren stamt. De directeur van het wetenschappelijk bureau wilde de statuten van het bureau wijzigen en daarin de verwijzing naar de Helling als een onafhankelijk blad schrappen, waarmee het redactiestatuut automatisch ongeldig zou worden. De wens van de directeur om de inhoud van de Helling meer aan te passen aan zijn missie om de partij tot een puur groene partij te maken, speelde hierin een rol. Hij wilde daarbij niet steeds met de redactie hoeven te onderhandelen.

Dat dit proces ook na zijn vertrek werd doorgezet, had te maken met het feit dat de partij steeds minder belang is gaan hechten aan intellectuele gedachtevorming buiten de controle van de partijtop. Het imago dat de Helling ver van de partij zou afstaan heeft daarmee te maken. De partij wordt steeds meer een verkiezingsmachine, alles draait om het inpluggen van de partij in de kiezersmarkt. Maar goed, we hebben uiteindelijk een nieuw redactiestatuut opgesteld waarin de betrokkenheid van de Helling bij GroenLinks en het wetenschappelijk bureau explicieter is vastgelegd. Maar de redactie nog altijd degene is die de inhoud bepaalt.”

Toekomstperspectief

“Is een blad als de Helling op termijn houdbaar?”, vraagt Van der Lans tenslotte. Krijnen: “Natuurlijk moet je onder ogen zien dat je als intellectueel/vrijzinnig blad kwetsbaar bent voor het verwijt van een grachtengordelmentaliteit, voor de suggestie dat je een luxe clubje van vrijgestelden vormt. Daar zal je tegenin moeten brengen dat een onafhankelijk platform geen franje is, maar juist bittere noodzaak als het om het progressieve politiek gaat, om elke vorm van politiek trouwens.”

Van der Meer vindt het een mooie vraag om in de Helling aan de orde te stellen: “De Helling bedrijft geen politiek, ze wint geen zieltjes en geeft geen definitieve antwoorden, ze stelt vragen. Een van die vragen is of een hedendaagse politieke partij daar behoefte aan heeft.”

Meijers: “Als je de dertig jaar overziet, zie je dat de kritisch-onafhankelijke geest die nu in de Helling waait, ondanks alle breuken en veranderingen, nog steeds hetzelfde is als in het begin. Ik zou er als partij trots op zijn dat er zo’n traditie bestaat van kritisch denken. Juist een partij als GroenLinks moet dat koesteren.”

Even voorstellen: de drie hoofdredacteuren

1987 – 1997
Henk Krijnen (1952, ­politicoloog) was bij de oprichting van de ­Helling in dienst van het Instituut voor Politiek en Sociaal Onderzoek, het wetenschappelijk bureau van de CPN, en eindredacteur van Komma. Maar het was een aflopende zaak. Na het verkiezingsechec van 1986 (de CPN verdween uit de Kamer) stortte hij zich op de Helling. Hij werkte op de universiteit en bij verschillende kennisinstituten. Tegenwoordig is hij freelance-adviseur.

1997 – 2007
Jelle van der Meer (1957) is en was freelance journalist, werkte eerst voor dagbladen, daarna voor weekbladen en tenslotte voor maandbladen. Als laatste vóór de Helling was hij hoofdredacteur van het blad Milieudefensie. Tegenwoordig werkt hij als journalistiek onderzoeker en is auteur van boeken over onder andere migratie, strafrecht en onderwijs.

2007 – 2017
Erica Meijers (1966, theoloog) werkte als journalist onder meer voor de IKON. In 2005 trad zij in dienst van GroenLinks als eind/hoofdredacteur van het GroenLinks Magazine. In 2007 stapte ze over naar de Helling. Het hoofdredacteurschap combineerde ze met andere werkzaamheden voor het wetenschappelijk bureau. Na tien jaar treedt ze dit najaar in dienst van de Protestantse Theologische Universiteit.