Hoe is dat nu, een gewetensvol instituut als de Helling te zijn in het huidige politieke getij? Over electoraat, echtheid en één dag Trump-getwitter.

Geloofwaardige samenwerking

Het mooie blad dat de Helling is, dat Erica Meijers van de Helling maakte, kan niet verhullen dat links Nederland er een zooitje van maakte. Met varianten van zelfgenoegzaamheid trekken de progressieve partijen nu minder kiezers dan ooit – de PvdA en de eeuwige regeringsdeelname en bijbehorende arrogantie, de SP en de eeuwige oppositie (plus het Ossche verlangen naar de dood van de PvdA), GroenLinks en het eeuwige elitisme van de binnenstadbewoners. De linkse kiezer heeft daardoor maar liefst drie opties op een lijsttrekker die het allerbeste weet, hoe emancipatie tot stand komt. Oh, wat een verrassing dat ie bedankt.

En dus staat links er beroerder voor dan ooit. De uitweg is natuurlijk geloofwaardige samenwerking. Niet voor niets sleurt tenminste een deel van de linkse denktanks al jaren aan het thema. Maar het is niet anders, het tij daarvoor verloopt met leiderswisselingen. Denktanks kunnen hoog of laag springen, maar of hun mooie plannetjes landen of niet hangt vooral af van timing – de top van een politieke partij die vindt dat ze lekker bezig is, heeft een broertje dood aan welk advies ook.

“ Het langetermijnwerk dat er in het schrijven van gedeelde plannen zit, hoeft zeker niet voor niets te zijn ”

Komt tijd, komen nieuwe kansen. Het langetermijnwerk dat er in het schrijven van gedeelde plannen zit, hoeft zeker niet voor niets te zijn. Wie weet hoe straks de drie clubs er voor staan als de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 achter de rug zijn? Wie weet of Klaver, Asscher en Roemer die overleven?

Stel nu eens dat er dan toch weer poppetjes schuiven, dan zou het een mooie kans zijn opnieuw een agenda van een tegen globalisering bestande verzorgingsstaat te combineren met een duurzaamheidspolitiek die gewone mensen niet afschrikt door verhalen over eigen verantwoordelijkheid voor afvalscheiding of zonnepanelen.

Het vergt behoedzaamheid en tijd – ijdele adviseurs als Ronald Plasterk die daags na de voor de PvdA desastreus verlopen verkiezingen in de krant schreef dat Asscher met de pet in de hand naar Klaver moest – en die daarmee het opportunisme een slechte naam gaf – kunnen maar beter thuis blijven.

Er moet wel iets van verantwoordelijkheidsgevoel zichtbaar worden in het proces, zodat de intuïtie van de oude achterban dat links hen verraden heeft niet nog eens bevestigd wordt. Maar het alternatief is treurig: van verkiezing tot verkiezing hopen dat een van de concurrenten weer even door de hoeven gaat – gedrieën op een ijsschots naar de zomer.

Menno Hurenkamp is hoofdredacteur van S&D, het tijdschrift van de Wiardi Beckman Stichting.

Visie en verantwoordelijkheid

De grootste tekortkoming van onze democratie is dat toekomstige generaties geen stemrecht hebben. Dat brengt een verantwoordelijkheid met zich mee om hun belangen zo goed mogelijk mee te wegen in ons denken en handelen. Die plicht rust bij uitstek op progressieve partijen, die toekomstbewaking als basis hebben.

Met die stelling introduceer ik bij presentaties over het D66-gedachtegoed vaak een van onze vijf sociaal-liberale richtingwijzers: Streef naar een duurzame en harmonieuze samenleving. Progressieve politiek vraagt om het telkens verbreden van de eigen horizon. En deze richtingwijzer, dit uitgangspunt, benadrukt voor mij het belang om ons te verbeelden wat er voorbij de horizon van ons eigen leven ligt en de gevolgen van onze beslissingen voorbij ons onmiddellijke eigenbelang.

Een aantal factoren maakt dat dit een steeds grotere uitdaging voor politieke partijen is. Elk jaar een stembusgang, elke week een peiling, elke dag een hype met elke keer een winst-en-verliesrekening; allemaal ontwikkelingen die de marges versmallen van wat als ‘geslaagde politiek’ wordt gezien en die prikkels vormen voor partijen om de blik te richten op de korte termijn. De grotere volatiliteit van kiezers versterkt die neiging verder. De zekerheid van een vaste aanhang biedt – in theorie, althans – meer ruimte voor bespiegelingen op een verdere toekomst

“ Te midden van die verleidingen is het voor partijen een uitdaging om de ‘lange termijn’ in het vizier te houden ”

Te midden van die verleidingen is het voor partijen een uitdaging om de ‘lange termijn’ in het vizier te houden. De paradox is echter dat die lange termijn steeds korter lijkt te worden, naarmate verandering sneller gaat. De klimaatcrisis is daar een goed voorbeeld van. Terwijl deze voor menigeen een decennium geleden nog abstract en ver weg leek, zijn het bewijs en de gevolgen tegenwoordig onontkoombaar en direct voelbaar.

Ook bij thema’s als big data en robotisering die om een toekomstvisie vragen, lijkt de doorlooptijd van ‘ver achter de horizon’ tot ‘pal voor onze neus’ niet erg lang. Je zou kunnen zeggen dat de veronachtzaming van de ‘lange termijn’ door politieke partijen daarmee zichzelf oplost. Maar dat is te gemakkelijk gedacht. Er blijven voldoende langetermijnonderwerpen die onze aandacht verdienen, zoals de oplopende zorgkosten en de groeiende machtspositie van China.

Voor de meeste langetermijnonderwerpen geldt ook dat hoe langer we wachten, hoe minder tijd resteert om na te denken over de beste manier om ermee om te gaan en hoe ingrijpender de uiteindelijke actie.

De angst voor een electorale afstraffing mag dan verklaarbaar zijn, deze mag er nooit toe leiden dat we de lange termijn verwaarlozen. Uiteindelijk is dat niet alleen bad policy, maar ook bad politics. Geloofwaardige toekomstbewaking vraagt van progressieve partijen immers om langetermijnissues niet alleen te agenderen met een wervend en effectief handelingsperspectief, maar ook verantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering daarvan.

Joost Sneller is directeur van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66.

Graven en schuren

O ironie. Een verzoek om te schrijven over het belang van het werk van een politiek-wetenschappelijk bureau, in een lengte van pakweg één dag Trump-getwitter. Omdat we anders de aandacht van politici niet kunnen vasthouden?

Is dit tekenend voor de uit elkaar drijvende werelden van politiek en wetenschap? De hype tegenover de verdiepende achtergrond, de korte termijn tegenover een termijn die in ieder geval voorbij de volgende verkiezingen ligt. Maar ook de opwellende emotie tegenover de grondige analyse. En, last but not least, politiek pragmatisme tegenover een samenhangende politiek gestoeld op beginselen?

Voor zover het voorgaande adequaat de gescheiden werelden van politiek en wetenschap beschrijft, en daarmee een kloof tussen beide werelden tezamen met onbekendheid of zelfs onbegrip van elkaars denkwijzen blootlegt, ontstaat er enig zicht op de paradoxale situatie waarin politiek-wetenschappelijke bureaus zich bevinden.

Hun toegevoegde waarde wordt steeds groter, maar degenen die zich het eerst aangesproken zouden moeten voelen – de politici – onderkennen dit lang niet altijd. Politici ervaren het werk van de verwante bureaus nogal eens als te abstract, te theoretisch, Prinzipienreiterei. Wat heb je daaraan? En zijn die bureaus niet ronduit lastig, als je net moeizaam een compromis hebt gevonden? Dan willen die bureaus dat nog eens aan de beginselen toetsen.

“ Als politici in de drukte van alledag niet aan bezinning op de eigen beginselen toekomen, kunnen zij het wel degelijk op prijs stellen als dat werk wel gebeurt ”

Gelukkig zijn niet alle politici zo. En ook als zij in de drukte van alledag niet aan bezinning op de eigen beginselen toekomen, kunnen zij het wel degelijk op prijs stellen als dat werk wel gebeurt. Sterker nog, ik krijg bijvoorbeeld geregeld van lokale politici het verzoek met hen te brainstormen over hoe liberaal lokale politiek kan zijn. Tot nog toe worden zulke sessies aan beide zijden als bevredigend ervaren.

Je bent er voorts als politiek-wetenschappelijk bureau niet alleen maar voor politici. Je bent er voor alle leden, en verder voor iedereen die wil nadenken over hoe politiek en samenleving beter kunnen worden. Onder de gewone leden van een partij zitten wellicht politici-in-de-dop, die uit bijeenkomsten of publicaties van de denktank ideeën ‘meenemen’ of ten minste een besef van het belang van beginselvaste verdieping.

Een van mijn voorgangers bij de TeldersStichting, Joris Voorhoeve, als politicus overigens minder honkvast, verwoordde het effect van de werkzaamheden van een politiek-wetenschappelijk bureau eens fraai: "Je zaait bepaalde gedachten en vroeg of laat komen die ergens tot bloei. Soms merken mensen iets op zonder te weten waar ze die gedachten hebben opgedaan of gehoord. En dan ervaren ze het als hun eigen briljante inzicht."

Essentieel is daarbij dat het politiek-wetenschappelijk bureau onafhankelijk van de gevestigde opvattingen in de verwante partij en haar Kamerfracties moet kunnen opereren. Veeljarig voorzitter van het curatorium (bestuur) van de TeldersStichting, Harry Langman, zei terecht dat het wetenschappelijk bureau er niet was om ‘de reeds door de partij getrokken conclusies alsnog door de medewerkers [te] onderbouwen’.

Oorspronkelijke gedachtenvorming zal schuren. Maar een politieke partij die het vrije debat, en dus diversiteit aan meningen schuwt heeft de samenleving niets te bieden en zal zelf ten dode zijn opgeschreven.

Patrick van Schie is directeur van de TeldersStichting, de liberale denktank van Nederland.

Zoektocht naar echtheid

Ons land is gefeliciteerd met het dertigjarig jubileum van de Helling. En ik realiseer me dat zulke felicitaties enige toelichting behoeven in onze tijd. Want vandaag de dag zegt zeker de helft van de Nederlandse bevolking geen vertrouwen te hebben in politici. Principeloze en van de samenleving losgezongen baantjesjagers zijn het. Rechters en politieagenten, journalisten en ondernemers, ze genieten allemaal aanzienlijk meer aanzien.

In de politiek missen we ‘echte’ mensen, met een ‘echt’ verhaal. Slechts een op de vijftig kiesgerechtigden wil zich via partijlidmaatschap verbinden met de politiek. Voor mensen met gewoon een eigen mening en geen politieke ambities is die stap groot. Volgens sommigen is de politiek in een georkestreerde machinerie veranderd, door interne institutionalisering en de externe druk van een mediacratie. Maar het is de vraag of de politiek nou zozeer is veranderd of de samenleving dat is.

“ In de politiek missen we ‘echte’ mensen, met een ‘echt’ verhaal ”

Wat het vroeger allemaal zoveel beter? Het fenomeen van een politieke partij – zoals we dat kennen sinds het einde van de negentiende eeuw – komt met partijdiscipline. Het is, ook hier, maar de vraag of die discipline nou zo veel sterker is geworden, of het verzet daartegen.

Ik denk dat veeleer het laatste het geval is, in de ‘autonomisering’ van onze tijd. Zien we die niet ook in de politiek steeds vaker terug? Misschien niet zozeer bij partijen, maar zeker wel bij hun politici. Alleen al onder kabinet Rutte-II splitsten acht parlementariërs zich af van hun partij. In het overgrote deel van de gevallen ging het meningsverschil over migratie en integratie, het grote vraagstuk van onze tijd. Dat doet denken aan de grote politieke polarisatie rond de sociale kwestie en de invoering van het algemeen kiesrecht een eeuw geleden.

Ook het optreden van wetenschappelijke instituten past in dit beeld. Ooit dienden zij vooral als voertuigen van partijideologen. Na de democratisering van de jaren zestig en de wettelijke verankering van hun onafhankelijke bestaan in de jaren zeventig, zijn zij steeds vaker een podium van partijdebat geworden.

De Helling vormt mijns inziens geen uitzondering. Persoonlijk leerde ik het tijdschrift kennen via het werk van afzwaaiend hoofdredacteur Erica Meijers. In 2011 – ik werkte toen nog als historicus aan de Vrije Universiteit – haalde Meijers hard uit naar de onverdraagzaamheid van links ten aanzien van religie.

Nadat ik in 2013 zelf directeur werd van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie maakte ik Meijers ook zelf mee in debatten. Ik werd getroffen door haar ontspannen en oprechte houding – en als ik het goed heb waargenomen gold dat evenzeer voor het publiek. Een echte GroenLinkser zonder zich in een GroenLinks keurslijf te laten dwingen.

Als vrijplaatsen van oprechte politieke zoektochten zijn de wetenschappelijke bureaus van partijen te koesteren. Hoe kritisch we ook zijn op de risico’s van individualisering en dunne loyaliteit van onze tijd, de zoektocht naar echtheid is iets om te koesteren. Politieke partijen hebben er eerder meer dan minder van nodig. Daarom: hiep hiep hoera voor de Helling. En nog vele oprechte jaren toegewenst.

Wouter Beekers is directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.