Naar aanleiding van het feit dat John F. Kennedey zestig jaar geleden zijn Profiles in Courage publiceerde, sprak Jesse Klaver op 19 mei van dit jaar in De Wereld Draait Door over politici die hem geïnspireerd hebben. Hij noemde onder andere Sicco Mansholt (1908 – 1995), minister van Landbouw van 1945 tot 1958 en Eurocommissaris tot 1973.
Volgens Klaver had Mansholt moed getoond door zijn eigen fouten onder ogen te zien. Klaver: ”Mansholt kwam tijdens zijn eigen periode tot inkeer.” Hij doelde daarmee op de grote omslag in het beleid van Sicco Mansholt. Gedurende zijn hele politieke loopbaan had deze gepleit voor intensivering van de landbouw ten behoeve van de voedselzekerheid binnen Nederland en Europa.
De laatste twee jaar van zijn bewind ontdekte hij echter dat zijn beleid desastreus was geweest voor het milieu, de bodemvruchtbaarheid en zelfs de voedselzekerheid. Een ander gevolg van het door hem ingezette Europese landbouwbeleid was de ontregeling van de landbouwmarkt in zowel Europa als de Derde Wereld.
Zijn laatste jaren als eurocommissaris deed Mansholt er alles aan om zijn fouten te herstellen door middel van hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in Europa. Juist deze omslag van een van de belangrijkste bewindspersonen in de geschiedenis van de Europese Unie heeft ervoor gezorgd dat het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) duurzamer is geworden.
Superkoopman
‘Nooit meer honger’, was het motto van Mansholt gedurende zijn hele politieke loopbaan. Dit motto kwam tot stand onder invloed van de hongerwinter van 1944, die hij zelf als 37-jarige had meegemaakt en die diepe indruk op hem maakte. Mansholt was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief geweest voor verzetsbeweging Natura, die betrokken was bij de illegale voedseldistributie.
Binnen dit netwerk coördineerde hij de bevoorradingslijnen vanaf het platteland naar de steden. Door zijn grote bijdrage aan dit netwerk werd hij na de oorlog gevraagd om minister van Landbouw te worden. Mansholt stemde hiermee in, op voorwaarde dat hij het ambt maar twee jaar hoefde te bekleden. Daar kwam weinig van terecht: de noodzaak om de voedselzekerheid veilig te stellen bleef bestaan.
Mansholt vertelde later dat hij zich in zijn eerste jaren als minister een superkoopman voelde. Hij hield zich vooral bezig met het kopen van voedsel op de wereldmarkt. Een land was volgens Mansholt alleen soeverein als het zelf voor zijn voedsel kon zorgen. Mansholt haalde vele containers voedsel en productiemiddelen voor landbouwgewassen het land binnen.
Tegelijkertijd investeerde hij flink in de landbouw. Mede door de Marshallhulp konden er veel landbouwmachines zoals tractoren worden geïmporteerd. Mechanisatie door diepte-investeringen (investeringen waardoor de productie van een bedrijf stijgt zonder dat de omvang van het bedrijf toeneemt) was volgens Mansholt het middel om de landbouw te moderniseren en te laten groeien. Hoewel de minister lid was van de Partij van de Arbeid, deed hij zijn best de factor arbeid zoveel mogelijk te beperken: wat hem betreft stond die de voedselzekerheid in de weg.
Mansholt zag de landarbeiders niet als betrouwbare werkkrachten; het risico van staking en ondermijning van zijn plannen achtte hij te groot. Deze positie kwam hem bij zijn eigen achterban regelmatig op het verwijt van verraad te staan. Maar Mansholt gaf niet toe. Zoveel mogelijk onzekere factoren moesten worden uitgesloten om ervoor te zorgen dat voedselzekerheid werd bereikt en de soevereiniteit van Nederland gegarandeerd.
Protesten
Mansholt bereikte zijn doelstelling: de Nederlandse landbouwsector groeide explosief. In 1958 maakte Mansholt de overstap van de Nederlandse naar de Europese politiek, hij werd eurocommissaris van Landbouw. Mansholt nam zijn intensiveringspolitiek met zich mee en ging meteen aan de slag om de Europese landbouw te moderniseren. De lidstaten van de toenmalige Europese Economische Gemeenschap (EEG) waren niet voldoende zelfvoorzienend in het produceren van voedsel en het samenvoegen van de markten bracht de nodige problemen met zich mee.
Het was van belang voor de interne markt van de EEG dat Mansholt de markten weer in evenwicht bracht door middel van zijn intensiverings- en specialisatiepolitiek. Zo gaf hij Nederland naast Denemarken de taak om zuivel en graan te produceren.
Harnas
Mansholt joeg echter bijna alle Europese boeren tegen zich in het harnas door in zijn Memorandum inzake de hervorming van de landbouw in de EEG uit 1968, ook wel het Mansholt-plan genoemd, te stellen dat het aantal boeren moest halveren en dat kleine boerenbedrijfjes die verschillende gewassen op kleine schaal produceerden moesten worden opgekocht door grotere bedrijven. Deze grote boerderijen moesten zich gaan specialiseren in het verbouwen van één landbouwproduct.
Er volgden hevige protesten in Brussel tegen Mansholt in 1972, waarbij zelfs een demonstrant gedood werd. Ondanks de schok die dit veroorzaakte in de Europese politiek wist Mansholt een deel van zijn hervormingen door te voeren na eindeloze marathonvergaderingen. De grootste en belangrijkste hervorming, het verplicht samenvoegen van kleine bedrijven tot ‘rationele eenheden’ (grote boerderijen die één product produceren), kwam echter niet van de grond; het werd tegengehouden door zijn politieke tegenstanders.
Boterbergen
Kort na de lancering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ontstonden grote voedseloverschotten. Deze overschotten waren het resultaat van het subsidiebeleid van de EEG. Door de productie van landbouwproducten te subsidiëren met directe prijssubsidies, werd de onbegrensde groei in de agrarische sector bevorderd. Boeren hadden de garantie dat hun producten werden afgenomen door de EEG, die de prijs vaststelde en de gehele productie opkocht. Daarbij werden de boeren gestimuleerd om hun productie elk jaar te verhogen.