Goedenavond,

Het is moeilijk om het woord te nemen na zo'n mooie bijdrage van de winnaars van de Gaia-essaywedstrijd. Die ontroert echt.

Mijn complimenten aan jullie en ook aan jou, David: jij bent een van de grote denkers van deze tijd. Wat deze tijd echt nodig heeft zijn ideeën die we met elkaar kunnen bestrijden, ideeën waaraan we ons denken kunnen scherpen maar vooral ook ideeën waar we met elkaar achter kunnen gaan staan. Die we verder vorm kunnen geven.

Burgerberaden

Toen het net over burgerberaden ging, dacht ik terug aan gisteravond. Toen stond ik samen met de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer een initiatiefwet te verdedigen die het afsteken van vuurwerk wil verbieden. Wat je daar hoorde van partijen die tegen zijn: “Is dit met de branche besproken?” Jullie lachen nu, maar dat was serieus de vraag: “Heb je met de vuurwerkbranche besproken of zij het een goed idee vinden dat vuurwerk wordt verboden?”

Nederland heeft een prachtige overlegtraditie, die na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan toen mensen iets wilden opbouwen, iets wilden creëren, iets nieuws wilden maken. Die overlegtraditie in Nederland is verworden tot een overleg met partijen en organisaties die een belang hebben. Ze proberen niet iets te creëren, maar iets vast te houden. Of het nou de vuurwerkbranche is die niet wil dat vuurwerk wordt verboden of dat het boerenorganisaties zijn die er belang bij hebben dat boeren tegen zo'n hoog mogelijke prijs worden uitgekocht. Zelf kom ik uit de vakbond. Zeker, we hebben sterke vakbonden nodig, maar zijn de vakbonden nog bezig met het creëren van nieuwe rechten?

Jesse Klaver
Jesse Klaver tijdens de Gaia-avond. Foto: Noes Petiet.

Daarom ben ik een groot voorstander van de burgerberaden waar Van Reybrouck voor pleit. Als ik op werkbezoek ga, dan wil ik eigenlijk niet meer praten met de georganiseerde verbanden, maar gewoon met de werknemers die ik tegenkom. Dus bij voorkeur niet met degenen die zijn geselecteerd; liever loop ik door een bedrijf of organisatie, waarbij ik mensen kan aanspreken. Dan krijg je de meest oprechte verhalen en ook de meest oprechte out-of-the-box-oplossingen, die soms tegen het belang van de organisatie ingaan. Ik denk dat het daarom belangrijk is dat burgerberaden er komen. De politiek zou daar veel meer haar nek voor moeten uitsteken – ook wij bij GroenLinks.

Kapitalisme

Hoe komen we voorbij het kapitalisme? Ik ga daar vandaag niet het definitieve antwoord op geven. Dit jaar ben ik 36 geworden en al de helft van mijn leven ben ik bezig met beantwoorden van deze vraag.

Joke Hermsen had het over de basisvaardigheden rekenen en schrijven, maar ik kom van de vrijeschool en spellen is niet mijn sterkste kant. Toch vind ik het een prachtig onderwijsconcept. Toen ik 18 jaar was gaf het mij de kans om me een jaar lang bezig te houden met een onderwerp dat mij aanging. Ik koos voor ons economisch systeem. Waarom is economische groei nodig?  Waar komt geld vandaan? Waarom is er rente? Ik begon me te verdiepen – heel hoog over – in de vraag wat geld is, hoe het gecreëerd wordt, welke rol de Bijbel heeft gespeeld in de geschiedenis van ons geld enzovoorts.

Maar mijn zoektocht werd steeds praktischer. Ik kom uit Roosendaal, vlakbij de Belgische grens. Daar werd toen een industrieterrein gebouwd: Borchwerf II. Dat heette zo omdat we al een Borchwerf I hadden. En dat stond voor de helft leeg. Ik snapte maar niet waarom er dan nóg een industrieterrein gebouwd werd met nog lelijker dozen. Toen ik dat vroeg aan de gemeente – die er hard voor had gestreden om dat bedrijventerrein vooral naar Roosendaal te krijgen, opdat het maar niet naar Breda of Oudenbosch of, stel je voor, naar Essen net over de grens zou gaan, want dat zou pas echt een ramp zijn – dan was het antwoord: economische groei. Maar hoe dan, als die panden leegstaan?

Toen ik met projectontwikkelaars ging spreken, dacht ik: oh, dát is interessant. Zij legden uit dat de panden die leegstaan in waarde stijgen, want de grond wordt meer waard. Dus zelfs als ze leegstaan zijn ze economisch rendabel. Daarvoor werden dus prachtige landbouwgronden vernietigd. Een heel mooi kapelletje daar, dat belangrijk was voor de gemeenschap in Roosendaal, staat inmiddels ingebouwd tussen allemaal lelijke dozen.

Sinds die tijd houdt het me bezig: wat is nou een alternatief voor het kapitalisme? Ik heb er op school dus een heel verslag over geschreven. Dat heb ik laatst teruggevonden en het was heel schattig om te lezen, inclusief alle spelfouten.

Maar daarnaast had ik ook een kunstwerk gemaakt. Dat ben ik kwijt. Eigenlijk onmogelijk, want het was van beton en zo’n anderhalve meter hoog. Het was een groot dollarteken, goud gespoten en heel lelijk. Ik had het gemozaïekt met allemaal spiegeltjes. Daar heb ik nog lelijk mijn handen aan opengehaald. Ook kreeg ik ruzie omdat ik een spiegel kapot had gegooid om de deadline te halen.

Waarom dat dollarteken? Het was voor mij het symbool van het kapitalisme. En door die spiegeltjes zag je iedere keer dat je ernaar keek een deel van jezelf terug. Ik vond dat belangrijk omdat we bij al die hoogdravende discussies over het kapitalisme vaak doen alsof wij er zelf geen onderdeel van zijn. Dat is onzin: we zijn onderdeel van het systeem en we profiteren er ook van. We maken er misbruik van op onze manier. Het vinden van een alternatief voor het kapitalisme begint wat mij betreft bij die erkenning.

Grenzen stellen

Verandering kan, daar ben ik heel hoopvol over. David, jij sprak over de tijd net na de Tweede Wereldoorlog. Dat is een tijd geweest waarin het kapitalisme werd beteugeld. De 40-urige werkweek werd in 1961 ingevoerd. Dat was belangrijk: arbeiders werden beschermd tegen uitbuiting door werkgevers. Met 65 jaar met pensioen kunnen was belangrijk omdat ook daarmee een grens werd getrokken: je hoefde niet tot aan je dood te werken, er werd voor je gezorgd door de overheid. Dat waren manieren om het kapitalisme in te dammen. Net als de hele hoge belastingen die je moest betalen als je winst maakte. Ja, je mocht ondernemen, maar je ging ook dik betalen. Die wederkerigheid zijn we in latere decennia kwijtgeraakt.

“ Er zijn grenzen aan de groei - dat wordt nog steeds niet onder ogen gezien ”

Bij het indammen van het kapitalisme is ook een fout gemaakt: er werden geen ecologische grenzen gesteld. Mijn opa citeerde de godganse dag – dat is geen geintje – uit het rapport van de Club van Rome: “Jongen, het gaat verkeerd.” Dat deed ie toen ik een jaar of acht was, zo oud als mijn zoontje nu is. Nu vertel ik hem de verhalen van mijn opa: er zijn grenzen aan de groei. Dat wordt nog steeds niet onder ogen gezien.

Technologie heeft ons veel gebracht: vliegen is efficiënter geworden, auto's zijn zuiniger geworden en we hebben minder luchtverontreiniging. We hebben het gat in de ozonlaag een halt weten toe te roepen. Maar we hebben dus ook een grote fout gemaakt. Daar waar we er wel in zijn geslaagd om arbeidsrechten vast te leggen - die ondertussen trouwens bij het grof vuil worden gezet – zijn we er niet in geslaagd om grenzen te stellen aan de groei. Iedere keer als we door technologische innovaties zuiniger konden omspringen met energie en grondstoffen, gaven we die winst niet terug aan het milieu en aan het klimaat, maar stopten we het in meer economische groei. In die zin zijn koolstofbudgetten absoluut nodig.

Ik ga nog goed nadenken – zo beginnen goede ideeën – over de individuele koolstofbudgetten waar David zojuist voor pleitte in zijn Gaialezing. Maar overheden zouden zichzelf zeker een koolstofbudget moeten opleggen, net zoals we begrotingen hebben voor de overheidsinkomsten- en uitgaven. Samen met Diederik Samsom heb ik een Klimaatwet gemaakt. Ons originele ontwerp voorzag in koolstofbudgetten, maar dat kreeg geen meerderheid. Dus moesten we werken met percentages CO2-reductie. Dat sloot beter aan bij de bij de systematiek van de Europese klimaatwetgeving.

Jesse Klaver
Foto: Noes Petiet.

Ik vind het nog steeds jammer. Een CO2-plafond dat elk jaar lager wordt, zorgt ervoor dat we de winst die we door technologische vooruitgang boeken niet in economische groei steken maar teruggeven aan de natuur. Ik denk dat dat een belangrijk instrument is om het economisch systeem, het kapitalisme, te beteugelen.

Rood-groene samenwerking

Ik merk dat veel mensen niet meer het vertrouwen hebben dat er nog iets kan veranderen. Bij iedere verkiezing belooft de politiek verandering, maar je krijgt steeds weer meer van hetzelfde. Na de laatste Tweede Kamerverkiezingen kreeg je zelfs precies hetzelfde kabinet met precies dezelfde hoofdrolspelers die over precies dezelfde dossiers ruziemaken en met precies dezelfde non-oplossingen komen. Hoe zorgen we ervoor dat het vertrouwen bij burgers terugkeert? En dat de politici er niet voor zichzelf zijn maar voor de publieke zaak?

“ De strijd voor sociale rechtvaardigheid valt niet los te zien van de strijd voor klimaatrechtvaardigheid ”

Ik ben een groot voorstander van progressieve samenwerking. Ik hoop dat onze rood-groene partijen gaan besluiten om verder te gaan samenwerken. Want ik geloof dat de rode strijd en de groene strijd met elkaar verbonden zijn. De reden waarom mensen die in bestelbusjes rondrijden en pakketjes bezorgen worden uitgebuit is ook de reden waarom onze aarde wordt uitgebuit: er worden geen grenzen gesteld. Of kijk naar Schiphol, met z’n bagage-afhandelaars die nog geen tientje per uur betaald krijgen: dat is de reden waarom we zo goedkoop kunnen vliegen. Als die mensen fatsoenlijk betaald zouden krijgen, dan zou de prijs van vliegtickets ook stijgen, zou er minder worden gevlogen en dat is weer goed voor het klimaat en het milieu. De strijd voor sociale rechtvaardigheid valt niet los te zien van de strijd voor klimaatrechtvaardigheid. We winnen die strijd alleen met fundamentele kritiek op het economisch systeem en een fundamenteel andere kijk daarop. En we krijgen het alleen voor elkaar als we macht kunnen vormen.

Ik zit nu twaalf jaar in de Tweede Kamer en in die twaalf jaar was Mark Rutte premier. Ik heb het debat zien veranderen: Vermogen? Ja, dat zouden we zwaarder moeten belasten! Het gebeurt niet… Klimaat? Ontzettend belangrijk! Maar we halen geen enkele doelstelling... En we hebben nu nog maar acht jaar.

Mijn zoontje is nu acht. Mijn opa sprak met mij toen ik acht was over de Club van Rome en de grenzen aan de groei. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat we binnen acht jaar de verandering tot stand brengen.

Daarvoor is het nodig dat we de democratie vernieuwen, waarbij burgers meer te zeggen krijgen. Maar ook dat politieke partijen die de verandering echt willen aan de macht komen. Dat progressief Nederland samenwerkt. Dat PvdA en GroenLinks dat doen. Maar ik doe ook een oproep aan andere partijen die denken: het is toch veel leuker om linkse collega's te bestrijden. Stop daarmee! Voer strijd over ideeën, maar vind elkaar en zorg ervoor dat je samen een blok vormt tegen al die partijen en organisaties die maar één belang hebben: het bewaken van de status quo. Wij komen per definitie op voor toekomstige generaties, maar ook voor andere mensen die op dit moment geen stem hebben. Of het nu gaat om de bagage-afhandelaars op Schiphol, de pakketbezorgers of de inwoners van Verviers wier huizen een jaar na de overstroming nog steeds niet zijn opgeknapt.

Dat is wat een groen-linkse progressieve beweging moet bewerkstelligen. Daar gaan we hopelijk hele grote stappen in zetten. 

Dank jullie wel.