De afgelopen decennia heeft links zich gevoegd naar de neoliberale boodschap dat collectieve voorzieningen aan de markt overgelaten moeten worden en dat moet worden ingegrepen in de ‘te genereuze’ sociale regelingen. Een alternatief zou er niet zijn. Links is de grip op het debat over sociale zekerheid en sociale voorzieningen kwijt en komt niet verder dan pleisters plakken op rechtse wonden. Een linkse agenda voor de verzorgingsstaat is hard nodig.

Holle belofte

Al sinds de jaren tachtig staat de verzorgingsstaat onder toenemende politieke druk van bezuinigingen op de sociale zekerheid en op voorzieningen. Risico’s worden via werkgevers op werknemers afgeschoven en sociale taken worden geprivatiseerd. De rechtvaardiging voor deze bezuinigingen door rechtse, maar ook door linkse partijen was dat hervormingen van de verzorgingsstaat noodzakelijk en onvermijdelijk zijn in de context van globalisering, vergrijzing en individualisering, en door de fiscale druk van het Stabiliteits- en Groeipact.

Zo privatiseerde de PvdA onder het motto ‘werk, werk, werk’ tijdens Paars belangrijke delen van de sociale zekerheid (Ziektewet, re-integratie) en worden de recente megabezuinigingen op de zorg en sociale zekerheid verantwoord met de holle belofte van de 'participatiesamenleving'. GroenLinks stemde in het begrotingsakkoord 2012 onder andere in met versoepeling van het ontslagrecht en verhoging van het eigen risico in de zorg.

Lui

Ondanks deze politieke druk blijft de maatschappelijke steun voor de verzorgingsstaat groot. Mensen steunen het herverdelen van inkomen, het delen van sociale risico’s en het bestrijden van armoede en zien daarin een prominente rol voor de overheid weggelegd. Maar mensen zijn ook kritisch over onderdelen van de verzorgingsstaat: veel mensen hebben de indruk dat die misbruikt wordt, bureaucratisch is en inefficiënt.

Ook heerst het beeld dat de verzorgingsstaat de armen ‘lui’ maakt en dat het vooral de middenklasse is die opdraait voor de kosten. Deze beeldvorming wordt gevoed door het huidige politieke debat en de huidige politieke keuzes. Op termijn ondermijnen ze het draagvlak voor de verzorgingsstaat.

Kortom: links is meegegaan in de rechtse visie op de verzorgingsstaat: het privatiseren van sociale voorzieningen, collectieve risico’s bij de markt leggen en een klein vangnet voor de allerarmsten. Zonder de ambitie volledig te zijn, benoem ik hier drie thema’s met betrekking tot de verzorgingsstaat (armoedebeleid, arbeidsmarkt en sociale zekerheid, en de zorg) waarop links weer het initiatief zou moeten nemen en échte linkse alternatieven moet aandragen. Het discours, het beleid en de prioriteiten moeten radicaal anders, anders smelt het draagvlak voor collectieve herverdeling en risicosolidariteit.

Pesten

Werk is de beste weg uit armoede, een uitkering maakt afhankelijk en daarom moeten mensen zoveel mogelijk gestimuleerd worden om uit de bijstand te komen en aan het werk te gaan, als het moet met drang of dwang. Deze gedachte wordt breed gedeeld en zowel door rechts als links verkondigd. De mythe dat een moeder met een bijstandsuitkering beter kan rondkomen dan de hardwerkende Nederlander en daarom geen werk wil accepteren, is dan ook hardnekkig.

Hoewel het Nibud al jaren concludeert dat gezinnen op bijstandsniveau structureel geld te kort komen, laat ook links zich vaak verleiden om de armoedeval meer te problematiseren dan de armoedeproblematiek zelf. Het argument dat werk voor een bijstandsgerechtigde niet loont, wordt al jaren ingezet om de bijstand verder te verlagen.

Ook recent ingevoerde pesterijen, zoals de verhuisverplichtingen en kledingvoorschriften, zijn gestoeld op dit idee. En hoewel inderdaad (fatsoenlijk betaald, fulltime) werk de beste weg is uit armoede, is dat voor een groot deel van de bijstandsgerechtigden (zeker op korte termijn) niet weggelegd. Omdat er geen werk is of omdat mensen serieuze psychosociale beperkingen hebben. Sancties en regels om mensen aan het werk te pesten leiden niet tot werk, maar tot wanhoop en agressie.

Doordat mensen in de bijstand structureel geldgebrek hebben is de schuldenproblematiek de afgelopen jaren enorm toegenomen. Schulden belemmeren mensen om werk te vinden, veroorzaken stress en zorgen er voor dat mensen niet meer helder denken en onverstandige keuzes maken, zo blijkt uit onderzoek (Mullainathan & Shafir, 2013).

Maar nog al te vaak worden onverstandige beslissingen – nieuwe sportschoenen voor de kinderen kopen, terwijl er eigenlijk een tandartsrekening betaald moet worden – geframed als gebrek aan eigen verantwoordelijkheid. De maatregelen die mensen de uitkering uit moeten pesten dragen bij aan een groeiend stigma van misbruik en luiheid en vergroten de schaamte om arm te zijn. Schaamte is contraproductief voor emancipatie en verdiept de armoedeproblematiek.

Verstrikt

Ook linkse partijen dragen bij aan de negatieve spiraal van schulden, stigma en schaamte. Linkse partijen wijzen er in hun verkiezingsprogramma’s op dat ‘de eigen verantwoordelijkheid van burgers om een redelijk aanbod van werk te accepteren’ vooropstaat (PvdA 2010) en dat ‘tegenover geld van de gemeenschap een plicht tot participatie staat’ (GroenLinks 2010). De oorzaken en oplossingen van armoede en schulden worden daarmee bij individuen gezocht.

Links moet zich afvragen of deze individuele benadering van armoedeproblematiek de juiste is, nu zoveel mensen verstrikt blijven in schulden en armoede. Links zou tegenover het rechtse verhaal van eigen verantwoordelijkheid een eigen links alternatief moeten zetten. Een alternatief dat juist kijkt naar de structurele, maatschappelijke oorzaken van armoede en schulden en daarvoor oplossingen zoekt.

Junkjobs

Met de afbouw van de verzorgingsstaat is er een duidelijke tendens naar flexibilisering van de arbeidsmarkt. Steeds meer wordt erkend dat die flexibilisering gepaard gaat met bestaansonzekerheid: mensen die van tijdelijke baan naar tijdelijke baan gaan, die junkjobs stapelen of zzp’er zijn tegen wil en dank. Mensen die permanent in onzekerheid leven over of ze over een maand nog werk hebben, of over twee maanden de huur of hypotheek nog kunnen betalen.

Jarenlange pleidooien door rechts én door links voor deregulering, flexibilisering en privatisering van risico’s in het kader van economische groei en het mantra ‘werk, werk, werk’ hebben hun vruchten afgeworpen: Nederland is een van de landen met de meeste tijdelijke en flexibele arbeidskrachten (dertig procent van de werkende beroepsbevolking). De voordelen hiervan worden overigens betwist door onderzoekers: flexibilisering leidt niet tot meer werkgelegenheid en niet tot meer productiviteit.

Een van de aanwijsbare oorzaken van deze flexibilisering, is de (overigens succesvolle) poging van de politiek in de jaren negentig om het grote aantal arbeidsongeschikten terug te dringen. Met verschillende opeenvolgende wetten (o.a. Wet WULBZ, Wet Pemba en Wet verbetering poortwachter) zijn arbeidsmarktrisico’s verschoven van het collectief naar particuliere werkgevers: onder meer het risico op ziekte en arbeidsongeschiktheid en hulp bij re-integratie. In Nederland is een werkgever bijvoorbeeld twee jaar lang verantwoordelijk voor het doorbetalen van het salaris van een zieke werknemer. In Europa is dit gemiddeld zes weken. Een direct gevolg van deze wetten is dat werkgevers hun risico’s doorschuiven naar werknemers: sinds de invoering nam het aantal tijdelijke arbeidscontracten fors toe en maakten werkgevers veel vaker gebruik van uitzendkrachten.

Het privatiseren van het risico op arbeidsongeschiktheid heeft Nederland dus kampioen precair werk gemaakt. Helaas houdt vooral de PvdA nog vast aan het idee dat werkgevers dit soort risico’s moeten dragen. Dat klinkt sociaal en links, maar het midden- en kleinbedrijf zal deze risico’s blijven afwentelen op werknemers, vooral op werknemers met de zwakste positie op de arbeidsmarkt.

Links kan dit niet langer negeren en moet afwegen of dit uiteindelijk de sociale zekerheid en arbeidsmarktpositie van werknemers ten goede komt. De vraag is welke risico’s we als samenleving collectief willen dragen, wat we overlaten aan de arbeidsmarkt en tegen welke prijs.

Zorgwoud

Het voorkomen van een tweedeling in de zorg en het behoud van de solidariteit tussen ziek en gezond moet misschien wel bovenaan de linkse agenda staan. De sterker wordende samenhang tussen sociaaleconomische positie en gezondheid is niet alleen vanuit sociaal oogpunt iets wat het bestrijden waard is, maar kan op termijn leiden tot een tweedeling in de zorg.

Aan de ene kant mensen met lage inkomens met een kleiner basispakket voor budgetprijzen, aan de andere kant mensen met hoge inkomens die vaker kiezen voor private zorg. Dit ondermijnt de solidariteit tussen ziek en gezond. In het groeiende zorgwoud van opties en aanbiedingen introduceren zorgverzekeraars al stiekem gedifferentieerde tarieven en risicoselectie. Promovendum adverteert schaamteloos met de slogan ‘een zorgverzekering voor hoogopgeleiden’.

In plaats van te investeren in preventieve zorg en sociale geneeskunde om de gezondheidsverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden te verkleinen, zijn er de afgelopen jaren juist barrières opgeworpen naar preventieve zorg, zoals het steeds hoger wordende eigen risico en de steeds hogere eigen bijdrages.

Linkse politici pleiten vaak voor inkomensafhankelijke eigen bijdragen, maar daar zit ook een addertje onder het gras. Het gevolg is namelijk dat private alternatieven voor bijvoorbeeld thuiszorg aantrekkelijker worden voor hoge inkomens. En inkomensafhankelijke zorgpremies, een nog geliefder voorstel van linkse partijen, zullen op lange termijn het draagvlak voor zorgvoorzieningen voor ons allemaal ondermijnen, net als de nog altijd breed gedragen bereidheid daarvoor te betalen.

Gezondheidskloof

Want waarom zouden hoogopgeleide, rijke, gezonde mensen nog meer willen betalen voor zorg, terwijl het vooral de laagopgeleide armen zijn die de meeste kosten maken? De bezuinigingen in de zorg van de afgelopen jaren raken dan ook helaas vooral preventieve voorzieningen als maatschappelijke ondersteuning en welzijn, terwijl bekend is dat die voorzieningen bijvoorbeeld psychosociale problemen verhelpen en overgewicht tegengaan, problemen waar bovengemiddeld veel mensen met een lagere sociaaleconomische positie mee te maken hebben.

“ De oplossingen van links lijken sociaal, maar zijn kunstgrepen in een rechtse context ”

De gedachte dat sociale netwerken deze zorg kunnen opvangen, geldt wellicht voor mensen met een hogere sociaaleconomische positie; mensen met lage inkomens en lage opleidingen blijken die netwerken veel minder te hebben. Deze bezuinigen zullen de gezondheidskloof tussen arm en rijk verder verdiepen en zo de solidariteit tussen ziek en gezond op het spel zetten.

Bezuinigingen op preventieve zorg lijken gemakkelijker uit te leggen aan de kiezer dan bezuinigen op het basispakket, en inkomensafhankelijke zorgpremies zijn misschien een ideologisch aantrekkelijk klinkende oplossing om de kosten in de zorg te drukken. Maar het zijn precies dit soort maatregelen die een collectief gedragen zorgstelsel ondermijnen. Links moet zich afvragen of het die prijs wel waard is.

Linkse kunstgrepen

De oplossingen die links de afgelopen jaren aandroeg voor de verzorgingsstaat lijken sociaal. Werk is de beste weg uit armoede. Werkgevers moeten de risico’s voor werk en zekerheid dragen. En inkomensonafhankelijke zorgpremies zijn de oplossing voor het betaalbaarheidsvraagstuk. Maar het zijn uiteindelijk kunstgrepen in een rechtse context.

Kunstgrepen die de gedachtes voeden dat armen lui zijn en misbruik maken van voorzieningen, dat de middenklasse altijd opdraait voor de kosten en dat de bureaucratie verder uitdijt. Die gedachtes ondermijnen het draagvlak voor de verzorgingsstaat. Afnemend draagvlak zal leiden tot een ministelsel zoals rechts dat voor ogen heeft: geprivatiseerde sociale voorzieningen en een basisregeling voor de allerarmsten. Links moet zich inzetten voor een verzorgingsstaat die steunt op collectieve risicosolidariteit en gedeelde voorzieningen voor arm en rijk, voor ziek en gezond.

Literatuur

  • C. Albrekt Larsen, The Institutional Logic of Welfare Attitudes, How Welfare Regimes Influence Public Support, Ashgate Publishing Ltd, Aldershot 2006
  • R. Dekker, Grenzen aan flexibiliteit, Zeggenschap: Tijdschrift over Arbeidsverhoudingen, 2012
  • S. Mullainathan en E. Shafir, Scarcity: Why Having Too Little Means So Much, Macmillian 2013
  • B. Rothstein, Just Institutions Matter: The Moral and Political Logic of the Universal Welfare State, Cambridge University Press 1998
  • G. Standing, The Precariat, the New Dangerous Class, Bloomsbury Publishing, London 2014 R. Walker, The Shame of Poverty, Oxford University Press 2014