De rondgang langs mogelijke partijvormen begint bij de bekende intern democratische variant van de ledenpartij: een model dat lang succesvol is geweest mogen we niet te snel bij het oud vuil zetten. De tweede vorm is een gemengd model waarin zowel leden als niet-leden een rol spelen: de multi speed partij. Daarna volgen twee partijmodellen zónder formele leden, eentje waarbij kiezers mogen meestemmen en een vorm die sterk lijkt op het organisatiemodel van de PVV, waarbij er geen interne democratie is.
Ledenpartij
Ledenpartijen komen in vele vormen en gedaanten. Ze kunnen veel leden hebben of weinig, hiërarchisch of losjes georganiseerd zijn, leden kunnen er direct of indirect zeggenschap hebben over de partij. Een linkse partij zou haar organisatie als ledenpartij kunnen voortzetten met veel zeggenschap voor individuele leden. Elk lid kan meepraten en meebeslissen over de kandidatenlijst, lijsttrekker, het verkiezingsprogramma, beginselprogramma, de statuten en reglementen. Meebeslissen kan op congressen en partijbijeenkomsten, maar ook via online discussiefora en internetstemmingen.
Het is niet zo dat een ledenpartij zich uitsluitend op haar leden richt en niet-leden (kiezers dus) alleen bij verkiezingen in actie mogen komen. De partij communiceert met kiezers via massamedia en via internet, doet opinieonderzoek en geeft kiezers de mogelijkheid om met haar te communiceren. Het blijft echter bij meepraten, niet-leden hebben geen stemrecht.
Het ledenmodel had en heeft voordelen. Anders dan vaak wordt gedacht, hebben leden nog steeds nut. Ze dragen bij aan de financiering, houden de organisatie draaiende en zijn het reservoir waaruit kandidaten worden gerekruteerd. Leden vormen bovendien een stabiele achterban en dragen zo bij aan de inhoudelijke stabiliteit in het gedachtegoed (Den Ridder 2014a).
Maar het traditionele ledenmodel kent ook nadelen. Er is discussie over de vraag waarom alleen dat steeds kleiner wordende clubje leden mag meebeslissen en het is de vraag hoe effectief een intern democratische ledenpartij is op het electorale toneel. Een meer centraal georganiseerde partij zonder interne democratie zou bijvoorbeeld beter in staat kunnen zijn om kiezers aan te spreken en eensgezindheid uit te stralen. Ook zou een model waarbij iemand zich langdurig aan één partij verbindt niet meer passen bij de moderne beweeglijke kiezer.
Multi speed-partij
Ledenpartijen krijgen het verwijt dat ze hun maatschappelijke wortels verliezen en zoeken daarom naar manieren om nieuwe banden aan te gaan met kiezers. Zo ontwikkelen ze zich langzaam in wat Scarrow de multi speed party noemt. Deze partij kent een hoge mate van interne democratie en de besluitvorming staat deels open voor niet-leden.
Het formele partijlidmaatschap bestaat in deze partijvorm nog steeds, maar er zijn daarnaast andere vormen van partijpolitieke betrokkenheid met een officiële status. Zo zijn er ‘light-leden’, of ‘vrienden’ van de partij, mensen die tegen gereduceerd tarief lid zijn en minder of tijdelijke rechten hebben. Er zijn ‘primary-kiezers’, die geen lid zijn van de partij, maar bij open voorverkiezingen of inhoudelijke referenda een klein bedrag betalen om mee te mogen stemmen. En er zijn natuurlijk mensen die de partij volgen via (sociale) media en die mee mogen praten over koers en kandidaten, maar niet meestemmen. Deze groep krijgt in deze partijvorm meer aandacht.
De multi speed-partij stelt meer burgers in staat te participeren én om dat ook in een losser verband te doen bij de partij waartoe men zich op dat moment aangetrokken voelt. Het gevolg is dat de betekenis van partijpolitieke betrokkenheid verandert: het gaat niet meer alleen om het formele lidmaatschap, maar om alle relaties die burgers aangaan met (één of meerdere) politieke partijen.
De verbreding van de interne zeggenschap naar niet-leden zal het aantal formele partijleden verder doen dalen. Voorheen passieve leden zullen overstappen naar ‘lichtere’ participatievormen. Een partij heeft dan minder vaste menskracht om een beroep op te doen en zal, binnen de huidige Nederlandse subsidiewetgeving, minder overheidssubsidie krijgen.
Een ander mogelijk probleem is dat de meestemmende achterban van een partij minder stabiel is. Hoeveel niet-leden meedoen hangt af van de populariteit van het onderwerp waarover wordt gestemd en van de grootte van de achterban op dat moment. Die grootte verandert, omdat het electoraat volatiel is. Dit kan leiden tot inhoudelijke koerswijzigingen: een partij weet niet meer namens wie zij spreekt.
Netwerkpartij
De netwerkpartij heeft geen vaste en stabiele achterban zoals een ledenpartij, maar bindt een wisselend netwerk van mensen aan zich. Dat netwerk bestaat uit mensen die de partij volgen, meepraten en meebeslissen, maar anders dan bij de multi speed-partij is geen van die mensen formeel lid. Diegenen die dat willen, kunnen (online of offline) meepraten over de standpunten van de partij, over de kandidaten en soms zelfs over de statuten en reglementen.
De term netwerkpartij verwijst ook naar het organisatiemodel van de partij. Er is geen landelijke partij met afdelingen, maar een losser franchisesysteem (Carty 2004). Hierbij kunnen lokale kandidaten of groepen van kandidaten die dezelfde ideeën hebben als de landelijke partij zich middels een contract aan de landelijke partij verbinden. Zij verplichten zich daarmee de landelijke uitgezette koers te steunen en dezelfde intern democratische waarden na te streven bij het opstellen van hun programma. Zo kan de partij toch op meerdere politieke niveaus meedoen aan verkiezingen.
Het voordeel van de intern democratische netwerkpartij is dat alle geïnteresseerde kiezers het recht hebben om mee te beslissen over de standpunten en de kandidaten van de partij en deze ook buiten verkiezingstijd ter verantwoording te roepen. Iedereen die dat wil kan bijdragen. De achterban van de partij wordt daarmee een stuk groter, al zal hij wisselend zijn.
De netwerkpartij heeft geen leden die zorgen voor financiële steun of mankracht, krijgt geen overheidssubsidie en is daardoor sterker afhankelijk van donaties en het werk van professionals. Enkele nadelen van de multi speed-partij zijn bovendien in deze partijvorm nog sterker aanwezig: de achterban fluctueert sterker in omvang en achtergrond. Ook de lossere organisatiestructuur kan ervoor zorgen dat de partij inhoudelijk minder eensgezind en koersvast is en op de langere termijn daardoor minder stabiel.
Ledenloze partij
De vierde partijvorm verschilt van de andere drie omdat hij intern niet democratisch is. Leden noch kiezers hebben inspraak. Alleen de partijleider (in een PVV-achtig model) of een klein groepje politici gaat over de koers, kandidaten en statuten (vgl. Hopkin en Paolucci 1999). Kiezers kunnen bij verkiezingen op de partij stemmen en tussen verkiezingen door geld doneren, meepraten als de partij daarom vraagt of vrijwilligerswerk verrichten, maar ze hebben geen formele rechten om zeggenschap uit te oefenen.
Partijen die deze vorm aannemen zetten zich vaak af tegen gevestigde ledenpartijen en vinden het idee van leden ondemocratisch: het primaat ligt in hun ogen bij de kiezers. De afwezigheid van interne democratie kan praktische voordelen hebben: er is geen intern gesteggel en geen achterban die fungeert als tegenmacht. Daardoor kan gemakkelijker een duidelijk en voor kiezers herkenbaar profiel neergezet worden.
Een partij zonder leden en buitenparlementaire organisatie kent ook zo zijn problemen. Opvolgingskwesties zijn lastig en het is moeilijk om op verschillende politieke niveaus aanwezig te zijn en campagne te voeren. Dit brengt problemen met zich mee voor de stabiliteit van de partij op langere termijn. Ook is er voor burgers geen participatie tussen verkiezingen mogelijk.
Wat wil links Welke van de vier modellen past nu het beste bij een moderne linkse partij? Dat hangt af van de visie op democratie, participatie van burgers en de (electorale en inhoudelijke) doelen. Het hangt, kortom, af van wat ‘links’ is en wil zijn (vgl. Scarrow 2015: 20-21).
Is ‘links’ voor een representatieve democratie of streeft ze naar zoveel mogelijk directe democratie? Voorstanders van directe democratie zien intermediaire organisaties zoals partijen sneller als obstakels voor het bereiken van echte democratie (Van Biezen 2004: 9), partijleden worden als nog minder democratisch gezien. Hoe belangrijk is het dat burgers kunnen participeren in de representatieve democratie?