De machtsovername in Griekenland door de radicaal-linkse partij Syriza was een schok voor de Europese publieke opinie. Voor progressieven links van het midden was die schok positief: ze wachtten al zo lang op een werkbaar alternatief voor de eindeloze reeks bezuinigingen. Aan de andere kant van het politieke spectrum, van sociaaldemocraten tot neoliberalen, was de schok juist negatief.

Voor het eerst kreeg men te maken met een regering die het neoliberalisme met zijn quasi-heilige wetten als ‘deregulering’ en ‘concurrentievermogen’ niet erkent. De nieuwe Griekse regering zoekt een alternatief discours; ze heeft termen als ‘restrictief fiscaal beleid’ en ‘structurele hervormingen’ vervangen door ‘gelijkheid’ en ‘waardigheid’. Het verbaast dan ook niet dat de reactie van de heersende politici in Europa vijandig en hard was. Misschien zelfs harder dan Syriza verwachtte.

Duizenden Grieken gingen in Athene en andere Europese steden de straat op om de nieuwe regering te steunen. Het leek erop dat Syriza de show zou gaan stelen. Maar de Europese leiders willen zelfs de minste afwijking van het bestaande programma voor Griekenland niet accepteren, terwijl dit programma het land heeft geruïneerd en onbeschrijflijk veel sociale pijn heeft veroorzaakt.

Barsten

Inmiddels zijn de eerste onderhandelingsrondes voorbij en zijn we begonnen aan een eigenaardige wapenstilstand van vier maanden. Hoewel het erop lijkt dat Griekenland zo veel water bij de wijn heeft gedaan dat het in feite verslagen is, is er toch iets veranderd. Door zijn optreden is Syriza erin geslaagd kleine, maar duidelijk zichtbare barsten te veroorzaken in het economische model dat de Europese Unie sinds de crisis in 2008 hanteert.

Of deze barsten diepe scheuren zullen worden en tot een echte koerswijziging zullen leiden, is natuurlijk de vraag. Daarvoor is in elk geval meer tijd nodig en zal ook elders in Europa (met name in Spanje) het verzet tegen de bezuinigingen moeten toenemen. Voorlopig staat de Syriza-regering er hopeloos alleen voor. Haar mogelijke bondgenoten durven de Duitse hegemonie vooralsnog niet ter discussie te stellen.

Intussen heeft Syriza wel bereikt dat het postdemocratische en zelfs antidemocratische karakter van Europa onomstotelijk aan het licht is gekomen. De nieuwe Griekse regering heeft immers een duidelijk mandaat van haar bevolking om het bezuinigingsbeleid – opgelegd door het beruchte ‘memorandum’ en gecontroleerd door de zo mogelijk nog beruchtere ‘trojka’ – te beëindigen en een alternatieve weg te zoeken.

Het doel: het verzachten van de sociale pijn, het keren van de humanitaire crisis en het herverdelen van welvaart ten gunste van de lagere en middenklasse. Het middel: progressieve hervormingen van het niet-functionerende Griekse belastingsysteem. Niet bepaald een radicaal-links programma! De gematigde sociaaldemocratische partijen hebben in hun ‘gouden jaren’ wel radicaler beleid doorgevoerd.

Ondanks dit programma en dit mandaat was het nogal cynische antwoord van Griekenlands Europese partners een bot ‘nee’. Syriza’s voorstellen werden afgedaan als onverantwoordelijk en buiten de orde. Daarmee maakten de Europese leiders democratische verkiezingen tot een farce, een inhoudsloos ritueel zonder effect op het leven van burgers. Ze verwachtten immers van de nieuwe Griekse regering dat deze exact hetzelfde beleid zou voeren als de vorige. Ze maakten zich geen moment druk over de democratische legitimering van dit beleid. Alleen de eis dat de Griekse regering zich strikt ‘aan de regels’ moest houden telde.

Ze gaven dus voorrang aan richtlijnen van de Eurogroep en aan maatregelen die van te voren waren vastgelegd door technocraten, tijdens toponderhandelingen achter gesloten deuren. Het feit dat het electoraat van een soevereine lidstaat – in dit geval Griekenland – hun agenda zojuist op democratische wijze met overweldigende meerderheid had verworpen, leek de Europese leiders niet te interesseren.

Ook kon het ze blijkbaar niet schelen dat het EU-programma voortdurend zijn doelen had gemist, met een toenemende recessie, groeiende werkloosheid en een stijgende nationale schuld tot gevolg. De instituties die voor dit fiasco verantwoordelijk zijn bleken nauwelijks in staat tot ook maar een klein beetje zelfkritiek.

Hoop

Al deze dingen waren al bekend. Nieuw is dat na lange tijd nu op Europees topniveau publiekelijk wordt gesproken over de mogelijkheid om het anders te doen. Ook wordt eindelijk bediscussieerd dat Europa grove fouten heeft gemaakt met zijn ‘reddingsprogramma’ voor Griekenland en andere landen in de Europese periferie.

Zelfs als Syriza dus uiteindelijk verslagen wordt omdat het wordt gedwongen zich te voegen naar Europa’s harde neoliberale leer, is een eerste kleine overwinning geboekt: politieke onenigheid, het hart van de democratische dialoog, is opnieuw binnengetreden in de afgeschermde kamers van de Europese macht. Dankzij deze opening kan weer met passie over politieke alternatieven worden gedebatteerd.

Gelijkheid is het hart van de voorstellen van radicaal links in Europa. Alleen al de mogelijkheid van zo’n egalitaire agenda biedt de midden- en lagere klassen, die het hardst zijn geraakt door de crisis, weer hoop. Zo langzamerhand is die crisis zorgwekkend genoeg geen uitzondering meer, maar regel.

De nieuwe radicale linkse beweging heeft zijn hoop nu gevestigd op Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje. Deze beweging is populistisch, maar de door haar gekoesterde waarden en nagestreefde doelen verschillen nogal van wat de laatste jaren onder de naam populisme bekend is geraakt. Ze pleit voor gelijkheid, participatie in de besluitvorming, democratische verantwoording, radicale herverdeling van welvaart en mensenrechten.

Bedreigen deze doelen nu de democratische toekomst van Europa? Ze zijn een roep om radicalisering van de Europese democratie en om terugkeer van de in de vergetelheid geraakte waarde van sociale gerechtigheid, tegenover individualisme en concurrentiestrijd.

'Alternatief’

De Europese mainstream-politiek doet al het mogelijke om dit egalitair-linkse alternatief de kop in te drukken. Zij zou echter niet moeten vergeten dat intussen een ander ‘alternatief’ vanaf de zijlijn rustig zijn kans afwacht. Dit rechtse populisme speelt in op nieuw nationaal isolationisme, wakkert xenofobie en intolerantie aan en gaat uit van een elitaire visie van sterk leiderschap en hiërarchische samenlevingen.

Het is geen toeval dat de Europese verpersoonlijking van dit ‘alternatief’, Marine Le Pen, er als de kippen bij was om het Griekse verdrag met de Europese instituties af te keuren en te bestempelen als een beschamende nederlaag voor Griekenland. Ze beschuldigde Syriza ervan dat het had toegegeven aan het ‘Euro-dictatorschap’ en daarmee zijn bevolking verraden. Zo bracht ze effectief over het voetlicht dat het Front National en zijn partners de enige realistische alternatieven zijn in dit ondemocratische Europa.

Le Pen verbindt volkssoevereiniteit met nationale soevereiniteit en democratie met hernieuwd nationalisme. Deze politiek vormt pas echt een uitdaging, omdat het wel eens een bedreiging kon worden voor het Europa van democratie, vrijheid en tolerantie.

Dit artikel is geschreven op 4 maart. Latere ontwikkelingen zijn niet meer verwerkt. Uit het Engels vertaald door Sophie Lauwers en Erica Meijers.