De komende veertig jaar zal het aantal mensen dat in steden woont naar verwachting verdubbelen. Dat betekent dat we alle steden die we nu kennen nóg een keer zullen moeten bouwen. Steden zoals Parijs, New York en Tokyo, maar ook Chongqing, Guangzhou en Chengdu. We zullen veel materialen nodig hebben voor de gebouwen, (spoor)wegen en metrosystemen van deze miljoenensteden. In diezelfde periode zal het inkomen van de gemiddelde wereldburger naar schatting verdrievoudigen. Dat betekent dat er aanzienlijk meer auto’s, koelkasten, tv’s, computers en andere luxegoederen zullen worden geproduceerd. Ook daardoor zal de vraag naar materialen in de toekomst sterk toenemen.
Tegelijkertijd worden de producten die we gebruiken steeds complexer van samenstelling. Volgens het periodiek systeem, bekend uit de scheikundelessen, hebben we de beschikking over ongeveer negentig elementen die in de natuur voorkomen. Daaruit maken we de materialen die we in alle producten gebruiken. Konden we in de jaren negentig nog volstaan met zestien elementen uit het periodiek systeem om een computerchip te bouwen, tegenwoordig gebruiken we daar meer dan zestig elementen voor.
Was de techniek in een auto een aantal decennia geleden vooral mechanisch van aard, gebaseerd op staal, rubber en plastic, tegenwoordig heeft zelfs de meest eenvoudige auto tientallen computers en elektromotoren aan boord. Eenzelfde trend is zichtbaar bij witgoed zoals koelkasten en wasmachines, die bijvoorbeeld steeds vaker verbonden zijn met het internet. De ontwikkeling van steeds complexere producten zorgt voor een sterke toename in de vraag naar specifieke metalen met specifieke eigenschappen.
Naast de toenemende vraag als gevolg van de verstedelijking, welvaartsgroei en het complexer worden van producten is er nog een trend die ervoor zorgt dat de vraag naar met name metalen in de toekomst zal stijgen. Dat is de transitie naar een duurzaam energiesysteem.
Zon en wind
Vooropgesteld moet worden dat er geen alternatief is: als we serieus iets aan klimaatverandering willen doen, zullen we de komende vier decennia moeten overschakelen op een koolstofarme energievoorziening. Die kan gebaseerd worden op fossiele brandstoffen, waarbij de geproduceerde CO2 onder de grond wordt opgeslagen, maar ook daarvoor is extra materiaal nodig in de vorm van afvanginstallaties, pijpleidingen en injectieputten. (Bij stroomopwekking uit gas is circa dertig procent meer staal nodig om de CO2 op te slaan, bij stroomopwekking uit kolen circa zestig procent.) Gezien de discussies over de veiligheid van ondergrondse CO2-opslag, de bijkomende voordelen van bronnen als zon en wind en de snel dalende prijzen voor energie uit deze bronnen is het niet erg aannemelijk dat ondergrondse opslag een reële optie is voor de grootschalige energievoorziening.
Zon en wind beginnen echter met een belangrijke achterstand ten aanzien van fossiele energiebronnen: ze putten uit een bron met een veel lagere intensiteit (exergie). Om een substantiële hoeveelheid energie te verkrijgen uit zon en wind is relatief veel oppervlakte nodig. Voor het vervangen van een grote kolencentrale van duizend megawatt (MW) zijn rond de vijfhonderd grote windmolens nodig. (Moderne molens op land met een piekvermogen van vijf MW leveren gemiddeld twee MW.) Optimaal geplaatste zonnecellen leveren in Nederland ongeveer 120 kilowattuur per vierkante meter per jaar. Een kleine rekensom wijst uit dat we dan 66 vierkante kilometer aan zonnecellen nodig zouden hebben om dezelfde hoeveelheid elektriciteit te produceren als een grote kolencentrale van duizend MW die gemiddeld op negentig procent van haar vermogen draait. Dit nog afgezien van systemen die nodig zijn om de variatie in de productie als gevolg van variabele wind- en zonintensiteit op te vangen. Zelfs als de zonnecellen uiterst efficiënt worden gemaakt en slechts een paar millimeter dik zijn, is er nog steeds heel veel materiaal nodig voor de cellen en, in geval van plaatsing op land, ook voor de frames die nodig zijn om de cellen in de optimale stand te zetten.
Zeldzame aardmetalen
Een omschakeling naar een duurzaam energiesysteem betekent ook rijden op elektriciteit of misschien waterstof. Dat vergt vervoermiddelen met een andere aandrijving en een batterij of waterstoftank in plaats van een benzinetank. Batterijen staan bekend om het gebruik van schaarsere metalen. Zo zit er in nikkelmetaalhydride-batterijen uiteraard nikkel maar ook lanthaan. Lithiumbatterijen, die je vindt in vrijwel alle laptops, tablets en smartphones, bevatten naast lithium vaak een relatief grote hoeveelheid kobalt.
Ook een auto als de Tesla model S (de nieuwe Schipholtaxi) heeft een groot aantal lithiumbatterijen aan boord, ongeveer het equivalent van duizend moderne laptops. Daarnaast zijn er de elektromotoren, waarvan sommige varianten (niet die van Tesla) permanente magneten bevatten die gemaakt worden op basis van neodymium en een kleinere hoeveelheid dysprosium. Beide zijn zeldzame aardmetalen waarvan de productie vrijwel geheel in China plaatsvindt.
Het is dus belangrijk om de bij de keuze van duurzame energietechnologieën niet alleen te mikken op de meest efficiënte technologie maar ook rekening te houden met de beschikbaarheid van materialen. Uiteindelijk zijn we op zoek naar technologieën die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan een wereldwijd duurzaam energiesysteem. Dat betekent dat kostprijs en opschaalbaarheid de twee belangrijkste criteria zijn voor de uiteindelijke keuze.
Zelfs als we ervoor zorgen dat de benodigde hoeveelheid schaarse metalen beperkt blijft, zullen we veel materiaal nodig hebben om al deze windmolens en zonnecellen te bouwen. Het gaat dan om bulkmaterialen als staal, beton en aluminium, vrij gangbare metalen als nikkel, koper en tin, maar toch ook om een aantal schaarsere metalen zoals zilver, zeldzame aardmetalen en indium.