Een crisis legt vaak bloot wat er structureel misgaat in een samenleving. Zo ook de coronacrisis. Ineens stond de schijnwerper op de ‘essentiële beroepen’ in onze samenleving en werd pijnlijk duidelijk hoe afhankelijk we eigenlijk zijn van onze pakketbezorgers, verplegers en leerkrachten. Pijnlijk omdat dit precies de beroepen zijn die al jaren het laagst worden gewaardeerd, zowel in salaris als in maatschappelijk aanzien. En vooral ook pijnlijk omdat veel van deze mensen vroeger goed betaalde werknemers in overheidsdienst waren.
De coronacrisis heeft ook een nieuw licht geworpen op het bredere functioneren van onze overheid. Na decennia van privatiseringen, decentralisaties en bezuinigingen blijkt de publieke sector zover te zijn uitgekleed dat de overheid nauwelijks meer in staat is om ons veilig door de crisis te loodsen, met als meest sprekende voorbeeld de gedeeltelijke privatisering van het Nederlandse Vaccininstituut in 2012. Terwijl de crisis al een jaar aanhoudt, zien we nog steeds publieke diensten die niet goed in staat zijn om op te schalen en een overheid die zoveel taken heeft afgestoten dat het simpelweg niet meer lukt om de regie te pakken.
Bovenop de problemen die wereldwijd worden blootgelegd door de coronacrisis, hebben we te maken met misstanden die aan het licht zijn gekomen door een specifiek Nederlandse crisis: het toeslagenschandaal. Hierbij heeft de overheid niet alleen verzuimd haar burgers te beschermen, zij is hier zelfs de centrale oorzaak dat burgers in de ellende terecht zijn gekomen. Jarenlang blijkt de Belastingdienst op onschuldige mensen te hebben gejaagd. Mensen die juist aanklopten bij de overheid voor hulp.
Het toeslagenschandaal gaat dieper dan het debat over de omvang en de financiering van onze publieke voorzieningen. Het gaat over een verwrongen mensbeeld dat diep heeft kunnen wortelen in de organisatiecultuur van de overheid en het bewustzijn van onze beleidsmakers. Een mensbeeld dat burgers ziet als egoïstische klanten of zelfs als potentiële fraudeurs. Dit beperkt zich niet tot de Belastingdienst. Of het nu gaat om het aanvragen van een uitkering bij de gemeente of een nieuw rijbewijs bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Te vaak zien we een overheid die burgers afhoudt en wantrouwt. En te vaak zien we beleidsmakers die zich verschuilen achter onaanspreekbare uitvoeringsorganisaties en bestuursorganen.
Naar een nieuwe overheid
‘De overheid is het werktuig van de burgers om hun gemeenschappelijke zaken te regelen’. Zo stelde GroenLinks in haar verkiezingsprogramma van 1998. En zo hebben wij er als partij altijd tegenover gestaan. Burgers hebben een overheid nodig waar zij honderd procent op kunnen vertrouwen. Een betrokken overheid die een actieve rol speelt in het welzijn van mensen.
Over de precieze manier waarop die actieve rol moet worden ingevuld, is het denken echter wel flink verschoven. In 1989 hield een actieve rol nog in dat de overheid iedere burger gratis toegang verleende tot een aantal ‘basisvoorzieningen’, zoals onderwijs, zorg, kinderopvang en de bibliotheek. Twee decennia later betekende het echter dat de ‘bureaucratische overheid’ burgers vooral niet te veel in de weg moest zitten maar hen moest stimuleren om zelf hun leven vorm te geven.
Het laatste verkiezingsprogramma neemt hier weer nadrukkelijk afstand van en bevat een stevig pleidooi voor een betrokken overheid die werkt vanuit vertrouwen, samenwerking en solidariteit. Maar hoe komen we precies tot deze nieuwe betrokken overheid, als we zien hoeveel er de afgelopen jaren is misgegaan? Wat is onze strategie om de overheid weer op te bouwen? Wat zijn in onze ogen de essentiële of vitale sectoren die moeten worden hersteld? Moet de overheid (weer) meer zelf de controle nemen of moet zij juist ruimte bieden aan initiatieven vanuit burgers of de markt? Is de overheid na veertig jaar bezuinigingsbeleid überhaupt nog wel in staat om een actievere rol te spelen? En als we de ruimte willen bieden aan burgers, hoe zorgen wij dan dat zij ook echt coöperatief mee kunnen besturen?
De komende jaren gaan we vanuit Wetenschappelijk Bureau GroenLinks met deze vragen aan de slag. Het doel is om een nieuwe visie te ontwikkelen op de verhouding tussen de overheid, de burger en de markt.